Hij slaakte een zucht. Ze liet zich niet met een kluitje in het riet sturen. Vroeger, in zijn jeugd, waren vrouwen een stuk zwijgzamer en volgzamer. Maar zijn jeugd was blijkbaar al lang geleden. Hij was nog aan het wikken en wegen toen Cyane alweer haar volgende vraag stelde en er zodoende bijna voor zorgde dat Meroboth, die toch al niet uitblonk in paardrijden, bijna van zijn rijdier viel.
‘Zeg, wie is Tronador eigenlijk?’
Hij klampte zich vast aan zijn paard en keek met verbazing en wat ergernis naar de vrouw naast hem. Had ze dan elk detail onthouden? Er zat weinig anders op. Hij moest haar vertellen wat dit alles te betekenen had. ‘In het bos slaan we ons kamp op voor een paar uur. Dan zal ik je alles vertellen,’ zei hij.
Cyane knikte en hield Horizon wat in zodat Meroboth in zijn eentje voorop ging.
In de achterhoede reden Tiron en Gondolin langzaam en zwijgend voort.
Gondolin had een pijnlijke trek op haar gezicht en ze hield de teugels van haar paard krampachtig vast. Haar haren waren nogal slordig opgestoken en ze was gekleed in een van de staatsiegewaden die ze voor de talrijke feesten rond de bruiloft had meegenomen. Het was een lila jurk afgezet met dieppaarse kant. Ze had een lange blauwfluwelen mantel om en ze zag er nog steeds mooi en waardig uit.
Cyane had erg met haar te doen. Tiron bleef geduldig naast Gondolin rijden en corrigeerde haar paard af en toe. Hij knikte Cyane hartelijk toe toen ze hem even aankeek. Haar hart maakte een sprongetje en ze voelde dat ze een kleur kreeg. Snel keek ze naar het bos voor zich. Het zag er onaantrekkelijk en dichtbegroeid uit zo in het donker.
Meroboth zocht naar een doorgang en vond die na enige tijd. Het was een smal pad. De takken zwiepten in de gezichten van de vier mensen. Alleen Sindra sloop moeiteloos door de begroeiing.
Tiron was voor Gondolin gaan rijden en probeerde de takken van haar weg te houden, maar ook hij kon niet voorkomen dat er af en toe een tegen haar aan klapte.
Cyane reed vlak achter Meroboth. Hij tuurde door de bomen op zoek naar een geschikte open plek om de rest van de nacht door te brengen. Ze vorderden maar langzaam. De wind ruiste door de bladeren en Cyane hoorde af en toe geluiden die ze niet thuis kon brengen. Het onverwachts knappen van takken, de kreten van jagende nachtdieren.
Uiteindelijk kwamen ze op een kleine open plek terecht. Het bos stond er in een keurige kring omheen en de maan scheen door het gat in de kronen op de met gras begroeide grond. Meroboth steeg af en bond zijn paard aan een van de bomen. De anderen volgden zijn voorbeeld.
Gondolin had wat moeite van haar rijdier af te komen en ze belandde met een plof op de grond. Het bruine ros wist niet hoe snel het bij haar vandaan moest komen en het liet zich opmerkelijk gewillig door Tiron aan een van de bomen vastbinden. Waardig sloeg Gondolin denkbeeldig paardenhaar van haar gewaad.
Meroboth liep naar het midden van het veldje, verzamelde wat droge takjes en haalde vanonder zijn mantel twee vuurstenen te voorschijn. Verbeten begon hij ze tegen elkaar te wrijven tot een vonkje de takken in vlam zette.
Cyane knielde dankbaar bij het vuur neer. Het was een kille nacht en ze had het koud. Meroboth nam aan de andere kant van het vuur tegenover haar plaats. Sindra krulde zich naast haar op en Tiron ging aan de andere kant naast haar zitten. De enige die bleef staan, was Gondolin. Ze keek afkeurend naar de grond en toen naar het vuur. Cyane keek haar smekend aan. ‘Kom er toch bij zitten.’
Gondolin schudde vastberaden haar hoofd. Tiron stond met een zucht op, liep naar zijn paard en haalde uit een van de zadeltassen een doek. Hij liep weer terug naar het vuur, legde de doek op de grond en gebaarde dat ze daar moest gaan zitten. Gondolin zag ook wel in dat ze geen andere keus had en zonder Tiron een blik waardig te keuren, liet ze zich moeizaam op het kleed zakken. Cyane keek Tiron dankbaar aan.
Meroboth staarde in de vlammen. Hij voelde de verwachtingsvolle blik van Cyane op zich gericht. Hij schraapte zijn keel en keek op. ‘Eh… tja, sommigen van jullie zullen zich l wel afvragen wat we hier nu eigenlijk doen.’
Gondolin snoof verontwaardigd, maar Meroboth negeerde dat. Hij keek in de vragende blauwe ogen van Cyane en begon te vertellen.
‘Ik zal bij het begin beginnen. Ik was nog erg jong toen ik met mijn beide broers, Mekaron en Melsaran – we zijn een drieling – tot magiër werd opgeleid samen met nog een leerling die Tronador heette. Onze leermeester was Delamar, een van de meest vooraanstaande magiërs uit zijn tijd. Hij was de laatste magiër die vier vormen van magie beheerste en hij had besloten zijn krachten te verdelen over ons vieren. De eerste jaren bekwaamden we ons vooral in algemene magie, bijvoorbeeld het oproepen van beelden in materie zoals je zag in de spiegel, Cyane. Daarna gingen we ons specialiseren, elk in een andere vorm van magie. Voor mijzelf was de keus niet zo moeilijk. Ik koos de aarde en het leven daarop. Mekaron koos het water en de magie die daarbij hoort, maar Tronador en Melsaran hadden onenigheid over wat zij zouden kiezen. Tronador wilde zich gaan bekwamen in de zwarte magie, maar Delamar had dit toebedacht aan Melsaran, die veel sterker van karakter was dan Tronador. Delamar wist hoe gevaarlijk de zwarte magie is en hoe die kracht kan trekken aan iemand die beïnvloedbaar is. Maar Tronador nam het heft in eigen handen en op de dag dat Delamar zijn magie aan ons gaf, greep hij de zwarte diamant. Om een lang verhaal kort te maken: ons groepje viel uiteen en ik heb de anderen sindsdien niet meer gezien.’
Cyane luisterde geboeid met haar armen om haar knieën geslagen.
‘Ik verliet als laatste ons thuis,’ ging Meroboth verder. ‘Ik nam mijn specialisatie erg serieus en ik heb bij diverse volkeren gewoond zoals bij de dwergen, elfen, varénen en tangen. Ik heb er veel geleerd over de krachten van de aardmagie.’
Cyanes mond viel open. Ze had nog nooit gehoord van varénen en tangen.
‘Ondertussen reisde Tronador met de zwarte diamant naar de oorsprong van de zwarte magie, het Rijk der Duisternis. Hier gebeurde wat Delamar, onze leermeester, al voorzien had. Tronador was niet sterk van karakter en hij werd verleid door het vooruitzicht op macht en roem. Door het bezit van de zwarte steen was hij de machtigste man in het rijk en hij werd tot heerser uitgeroepen. Hij heeft inmiddels veel volgelingen waaronder een aantal vooraanstaande leden van diverse volkeren zoals Elenia, de feeënkoningin, Fodan en Gir, zonen van elfenkoning Orion, en Gontak, de dwergse meestersmid. Hun doel is alle andere vormen van magie te verdrijven en met de zwarte magie de alleenheerschappij over de wereld af te dwingen.’ Meroboth, die starend in het vuur het verhaal had verteld, kéék Cyane plotseling aan. ‘Herinner je je de fee nog die jullie zijn tegengekomen een aantal jaren geleden?’
Ze knikte. ‘De man met de zwarte ogen.’
‘Dat was een van de vooraanstaande leden over wie ik het had. Die man was Ikor, een van Tronadors meesterspionnen.’
‘O.’ Verward keek ze naar Tiron. Ze begreep nog steeds niet waar Meroboth met deze geschiedenis heen wilde.
Maar de magiër ging alweer verder met zijn verhaal. ‘Toen ik besefte wat Tronador van plan was, ben ik op zoek gegaan naar datgene wat de strijd met hem kan aanbinden. Delamar, die waarschijnlijk het antwoord had geweten, was inmiddels overleden en dus moest ik op zoek naar een andere bron. De oplossing vond ik bij de elfen. Zij leerden me dat de zwarte magie vernietigd kan worden als drie andere vormen van magie hun krachten bundelen.’
Hierop snoof Gondolin maar weer eens.
‘Ik ontdekte dat drie andere krachten weer verenigd moesten worden in de houder van een zwaard, een magisch zwaard dat echter niet door iedereen gehanteerd kan worden. Een uitverkoren meisje moest de draagster van het zwaard zijn. Een enige dochter geboren uit Akonese adel. Een onschuldig meisje dat de drie andere vormen van magie in haar eentje zal dragen en daarmee Tronador zal verslaan.’
In Cyanes ogen verscheen een verschrikte blik. ‘Dat meisje ben ik,’ fluisterde ze.