Выбрать главу

Gondolins uithoudingsvermogen werd die middag zwaar op de proef gesteld. Meroboth wilde bij het vallen van de avond Elder bereiken. Hij zei dat dwergen vroeg naar bed gingen en dat de smid bij wie ze zouden logeren het niet op prijs zou stellen als ze laat aankwamen.

Gondolin vond dit nonsens en pleitte voor een uurtje rust, maar Meroboth was onverbiddelijk.

Eindelijk, toen de zon bijna achter de horizon verdween, werd het bos minder dicht en kwamen de contouren van Elder in zicht. Meroboth liet hen allemaal afstappen. ‘We wachten tot het donker is,’ legde hij uit. ‘Ik wil niet dat iemand ons ziet.’

Cyane was wat van de anderen weggelopen en tuurde door de bomen naar het silhouet van de stad in de verte. Ongeduldig wipte ze van de ene voet op de andere. Volgens Gondolin wemelde het in de steden van de slechte lieden die het allemaal op de onschuld van edele dames hadden gemunt. Op haar vraag of ze er dan weieens was geweest, had Gondolin echter geen antwoord gegeven.

‘Als je met graaf Thorvald was getrouwd, had je dit nooit gezien,’ zei plotseling een stem achter haar.

Ze hoefde zich niet om te draaien om te weten dat het Tiron was. Ze glimlachte. ‘Dat weet ik.’

Hij stond vlak achter haar en om de een of andere reden voelde ze zich plotseling zenuwachtig worden. ‘Ken je Meroboth al lang?’ vroeg ze vlug.

‘Al jaren,’ antwoordde hij.

‘Is hij familie van je?’ vroeg Cyane, die vond dat de ogen van de magiër en Tiron op elkaar leken.

‘Nee,’ antwoordde hij snel.

‘Hoe…’ begon ze.

‘Meroboth heeft me gevonden in het bos toen ik nog erg jong was. Ik was verdwaald. Sindsdien leven we min of meer bij elkaar,’ legde Tiron uit. Het was duidelijk dat hij er verder niet op in wilde gaan.

Ze vond het maar een vreemd verhaal maar ze durfde niet verder te vragen. Ze keek in gedachten naar Elder. Haar vingers strengelden nerveus in elkaar. Ze was zich akelig bewust van Tiron, vlak achter haar. Haar hart klopte heftig. Ze hoorde zijn rustige ademhaling, ze voelde zijn sterke lichaam bijna tegen zich aan. Wat bezielde haar? Ze leek wel gek.

‘We gaan,’ hoorde ze Meroboth plotseling zeggen. Opgelucht draaide ze zich om en glipte langs Tiron heen naar Horizon. Hij kwam haar langzaam achterna. Geen van beiden zagen ze Gondolins oplettende blik die van de een naar de ander flitste.

Het was een vreemd gezelschap dat zich in het donker naar de poort van Elder begaf. Twee adellijke dames, twee wat sjofel uitziende mannen op hun paarden en een zwarte kat passeerden de aan beide kanten hoog oprijzende muren van de stad.

Cyane keek haar ogen uit. Elder was een van de vijf grote steden van Akonia. De huizen stonden dicht op elkaar en waren opgetrokken uit rode baksteen en hout. De meeste daken waren van stro.

Ondanks het late tijdstip waren er nog vrij veel mensen op de been die zich door de schaars verlichte straten spoedden. Die straten waren ruim en bekleed met klinkers die de paardenhoeven vrolijk deden klakken. Uit sommige huizen kwam een luid gelach dat tot buiten te horen was. ‘Dat zijn kroe… herbergen,’ legde Meroboth Cyane uit na een blik op Gondolin.

Hij leidde hen zelfverzekerd dieper de stad in. De mensen in de stad schonken maar weinig aandacht aan hen. Het kwam Cyane voor dat je hier geheel in anonimiteit kon verdwijnen zonder dat iemand je zou missen. Ze vond dat ergens wel beangstigend.

Meroboth sloeg een smalle steeg in. Een enkele fakkel verlichtte de muren. Cyane zag een ijzeren uithangbord, versierd met ingewikkelde krullen, aan de rechterkant aan de muur hangen.

grint. smid. voor al uw smeedwerken stond er met eenvoudige rechte letters op.

‘We zijn er,’ zei Meroboth. Hij steeg af van zijn paard en klopte op de houten deur onder het bord.

‘Hoepel op. Ik ben gesloten,’ riep een norse stem vrijwel meteen.

‘Vélar heeft me gestuurd,’ riep Meroboth onverstoorbaar terug.

Er klonk wat gemompel en gerommel en toen ging de deur open. In de deuropening stond het oudste en smerigste wezen dat Cyane ooit gezien had.

De dwerg was klein en gedrongen, had een zeer dikke buik, een vuile, oorspronkelijk witte baard en een neus die eruitzag alsof hij ergens hard tegenaan was gekomen.

‘Bent u de magiër?’ vroeg de dwerg nors.

‘Dat ben ik,’ bevestigde Meroboth.

‘Ah!’ Een brede glimlach verspreidde zich plotseling over het verweerde gezicht van de dwerg en Cyane kon al zijn tanden, twee stuks, zien. Hij veegde zijn hand af aan zijn bruine, smoezelige kleding en stak hem vervolgens uit naar Meroboth. ‘Wees welkom, vriend.’

Meroboth pakte de hand stevig vast en schudde hem hartelijk. ‘Grint, neem ik aan?’

De dwerg knikte. Hij keek langs de magiër naar de rest van het gezelschap dat nog steeds te paard zat. ‘Waarom komt u niet allemaal binnen? Ik zal de paarden achterom naar het erf brengen.’

Cyane en Tiron stegen onmiddellijk af, maar Gondolin keek met grote ogen van afschuw naar Grint. ‘Kunnen we niet beter in een herberg logeren?’ stelde ze huiverend voor.

‘Nee,’ zei Meroboth onverbiddelijk. ‘De herbergiers kunnen betaald zijn door Adanar of Ikor om informatie naar hen door te spelen. Grint is te vertrouwen.’

‘Die Adanar en Ikor van jou hebben vast niet elke herbergier in het land omgekocht,’ protesteerde Gondolin.

‘Die Adanar en Ikor van mij zijn stinkend rijk, dus ik neem wat dat betreft geen enkel risico,’ zei Meroboth.

‘Ik heb heel mooie logeerkamers, edele vrouwe,’ zei Grint.

‘In de stal zeker,’ beet Gondolin hem toe.

Cyane zag een glimp van teleurstelling over hef oude gezicht van de dwerg glijden. ‘Ik zou ze heel graag willen zien,’ zei ze dus.

Grint glimlachte verheugd en pakte de teugels van de paarden terwijl Tiron Gondolin hielp met afstijgen.

‘Hoort die kat ook bij jullie?’ vroeg Grint wijzend naar Sindra.

‘Ja, ze heet Sindra,’ zei Cyane.

Grint hurkte voor Sindra neer en zei: ‘U lust vast wel wat melk en een stukje kaas.’

Sindra spon en gaf hem gretig kopjes. Grint verdween daarop niet de paarden om de hoek van de steeg.

‘Hij zegt ”u” tegen een kat!’ siste Gondolin. ‘En hij is vies.’

‘En hij is te vertrouwen, zoals ik al zei en dat is het belangrijkste,’ zei Meroboth. Hij liep het huis binnen. Hij moest wel wat bukken om zijn hoofd niet te stoten.

Cyane, Gondolin, Sindra en Tiron als laatste volgden hem. Ze kwamen in een groot vertrek waar iedereen rechtop kon staan. Het was de smidse. Het vuur was er gedoofd en de blaasbalg hing stil. Alles was netjes opgeruimd.

Meroboth liep langs de blaasbalg naar een deur achter in het vertrek. Hij opende die en liep de volgende kamer binnen. Cyane volgde nieuwsgierig. Verbaasd keek ze rond. Ze was beland in een gezellige woonkamer. In de haard brandde een vuur en om een houten tafel stonden een stuk of zes stoelen. Tegen de muur stond een kast met blauw serviesgoed. Aan de zijkanten waren vier kleine ramen waarvoor geblokte gordijnen hingen. Aan de achterkant van het vertrek was weer een deur. De houten vloer was netjes geveegd. Alles was eenvoudig maar warm ingericht.

‘Je zou het zo niet zeggen maar dwergen hebben wel degelijk gevoel voor sfeer,’ merkte Meroboth op terwijl hij schalks naar Gondolin keek.

‘Nu nog enig gevoel voor persoonlijke hygiëne,’ beet Gondolin hem toe.

Meroboth grijnsde vrolijk en ging op een van de houten stoelen zitten. Op dat ogenblik ging de deur achter in het vertrek open en kwam Grint binnen met in zijn handen een dienblad met melk, brood en kaas. Hij zette het blad op de tafel, schonk een kommetje melk in voor Sindra en sneed ook een stukje kaas voor haar af.

‘Dwergen zorgen altijd eerst voor de dieren,’ legde Tiron fluisterend aan Cyane uit. Hij gebaarde haar op een van de stoelen te gaan zitten en zeeg naast haar neer. Nukkig volgde Gondolin hun voorbeeld.