Выбрать главу

Grint beijverde zich het iedereen naar de zin te maken. Hij voelde blijkbaar dat Gondolin hem afkeurde, want voor haar deed hij extra zijn best. Hij had een kussen voor haar gehaald en haar melk warm gemaakt in een potje boven het haardvuur.

Cyane vond de pogingen van de oude dwerg roerend en ze was kwaad op Gondolin omdat ze Grint hardnekkig bleef behandelen alsof hij een monster uit het Moeras van Agis was. En ze was niet de enige die kwaad was, zag ze. Meroboth wierp geërgerde blikken op Gondolin en hij probeerde Grints aandacht van haar af te leiden. Dat lukte hem uiteindelijk ook.

‘Waar gaat u heen, grote magiër?’ vroeg Grint.

‘Naar uw koning Vélar,’ vertelde Meroboth.

‘Geef hem mijn hartelijke groeten,’ zei Grint.

‘Dat zal ik zeker doen,’ beloofde Meroboth.

‘Ik zal u niet te veel vragen,’ zei Grint. ‘Het is beter dat ik niet te veel weet. Ramart verblijft in deze regionen.’

Cyane keek vragend naar Meroboth.

‘Adanars rat,’ legde die kort uit.

Gondolin mompelde afkeurend.

‘Nou,’ begon Meroboth onschuldig, ‘af en toe is hij echt een rat.’

Cyane en Gondolin keken hem niet-begrijpend aan.

‘Ramart is een morf,’ legde Tiron uit. ‘Hij kan zich in verschillende gedaanten veranderen.’

Cyanes ogen werden groot. ‘Kan hij in een dier veranderen?’ riep ze.

‘Of in een mens. Dat is maar net hoe je het bekijkt,’ zei Meroboth.

Cyanes mond viel open en Tiron glimlachte.

‘Ik denk dat we beter kunnen gaan slapen,’ stelde Meroboth voor. ‘We moeten morgen voor het licht wordt de stad weer uit zijn.’

Grint knikte. ‘Ik heb rekening gehouden met uw komst. Ik heb een flinke voorraad voedsel voor u bereid. Ik pak het voor u in, dan kunt u het morgen meenemen.’

‘U bent een echte vriend, Grint,’ zei Meroboth dankbaar.

Grint knikte verheugd en gebaarde het gezelschap hem te volgen. Hij leidde hen naar de deur achter in de kamer. Die deur bleek uit te komen in een lange gang waar verschillende deuren op uit kwamen. Grint wees naar twee deuren in de rechter wand. ‘Dat zijn mijn logeerkamers,’ zei hij niet zonder trots. Hij opende de eerste deur en wenkte Cyane en Gondolin. ‘Deze kamer is voor uw beiden, edele vrouwen.’

Cyane liep langs de dwerg de kamer in. De kamer was ruim en lekker warm door een klein haardvuur in de hoek. Er stonden twee comfortabel uitziende bedden, die netjes opgemaakt waren. Ze dacht aan de afgelopen nacht, die ze op de rug van een paard hadden doorgebracht. ‘Dit ziet er heel mooi uit, meneer Grint,’ zei ze.

Hij glunderde trots.

Gondolin liep echter met haar neus in de lucht langs de dwerg en trok de deur achter zich dicht.

Cyane ging op een van de bedden zitten. ‘Je was lelijk tegen Grint,’ zei ze. ‘Hij doet erg zijn best voor ons.’

‘Hij is ons niet waardig Cyane,’ zei Gondolin.

Ze keek haar somber aan en schudde haar hoofd. ‘Vroeger zou ik je geloofd hebben omdat ik geen arbeiders of dwergen kende, maar Grint is een aardige man en hij heeft jouw houding niet verdiend.’ Ze gooide het bed open en deed haar reiskleding uit. Zonder nog een woord te zeggen dook ze onder de dekens. Ze was teleurgesteld in Gondolin, die toch jaren haar voorbeeld was geweest. Ze was op een pijnlijke manier tot de ontdekking gekomen dat Gondolins wereldbeeld, dat ze op haar had willen overdragen, lang niet altijd klopte. Die arme Grint had zo zijn best gedaan en er had niet eens een glimlachje afgekund.

Gondolin ging op het andere bed zitten en keek peinzend naar de hoop dekens die Cyane verborg. Het drong langzaam tot haar door dat ze haar pupil kwijtraakte.

De afgelopen nacht en dag hadden hun tol geëist en Cyane was al in een diepe, droomloze slaap gevallen.

Zeven

Bonk!

‘Au! Verdorie!’

Cyane wist niet hoelang ze had geslapen maar ze schoot met een schok overeind. Het was donker in de kamer, het haardvuur was uitgegaan. Ze kon Gondolins gestalte nog net zien. Ze zat ook recht overeind.

‘Wat was dat?’ fluisterde Cyane.

Beng!

‘Ver… rot dwergen!’

Ze kende de diepe stem niet. Verschrikt keek ze om naar Gondolin.

Opeens werd er op hun deur geklopt. ‘Psst, ik ben het,’ fluisterde de stem.

‘Een man,’ zei Gondolin totaal overbodig. Ze gooide haar dekens van zich af en stond op. Vastbesloten liep ze naar het gedoofde haardvuur en pakte de pook, die ernaast lag. Ze stelde zich op bij de deur met de pook in haar hand. De deur ging langzaam open. In de gang brandde nog licht en Cyane zag het silhouet van een grote, stevige man in de deuropening.

Hij stapte naar binnen, Gondolin hief haar pook. De man kon nog net zijn arm oprichten om te voorkomen dat de pook tegen zijn hoofd zou komen. Nu kwam het ding hard op zijn arm terecht.

‘Au! Meroboth, wat is dit nu voor een begroeting?’ riep de man.

Cyane sprong uit bed en rende naar Gondolin. ‘Stop. Hij kent Meroboth.’ Ze keek naar de man. Hij had bruin, bijna rood haar dat zijn verweerde gezicht omlijstte.

De magiër en Tiron waren uit de naastgelegen kamer gekomen, wakker geworden door het tumult.

‘Sirus!’ riep Meroboth.

De man draaide zich om. ‘Meroboth.’

De twee mannen omhelsden elkaar hartelijk. Daarna wreef de bezoeker pijnlijk over zijn arm. ‘Gewoonlijk word ik wat vriendelijker binnengehaald,’ mompelde hij.

Meroboth grijnsde en hij draaide de man om naar Cyane en Gondolin. ‘Dames, mag ik u voorstellen aan mijn vriend Sirus, de zwaardvechter, uit Nudor.’

Cyane keek in twee warme grijze ogen die een open blik uitstraalden. Zijn neus was wat fors uitgevallen evenals zijn mond, maar op een bepaalde woeste manier was Sirus een aantrekkelijke man. Hij was ook een reus van een kerel. Cyane kwam nauwelijks tot zijn schouders. Hij was gekleed in een grijs wambuis met lange mouwen en hij droeg een zwarte broek met daaronder modderige zwarte laarzen. Om zijn middel droeg hij een gordel en daaraan was een groot, zilveren zwaard bevestigd.

Sirus stak een grote hand naar Cyane uit. ‘Jij moet Cyane zijn. Ik ben blij je te ontmoeten.’ Hij had een warme, diepe stem en ze vond hem meteen aardig.

Sirus wendde zich nu naar Gondolin. In zijn sprekende ogen verscheen een onverholen bewonderende blik. ‘Wie bent u? Meroboth heeft me nooit over u verteld. Dat zou ik onthouden hebben.’

‘Dat is Gondolin. Zij is Cyanes gezelschapsdame,’ zei Meroboth. ‘En er was geen reden om je over haar te vertellen, want ze had hier helemaal niet moeten zijn.’

Sirus maakte een lichte buiging. ‘Ik ben blij dat u er wel bent. U bent bijzonder mooi gezelschap en u heeft een krachtige hand.’ Ter demonstratie greep hij nog een keer naar zijn pijnlijke arm.

Gondolin keek hem totaal overdonderd aan. Haar ogen spraken boekdelen. Ze vond hem afschrikwekkend.

De reus had zich al naar Tiron gedraaid. ‘Ha, die Tiron. Lang niet gezien.’ Hij gaf de breed glimlachende Tiron een vriendschappelijke klap op de schouder.

‘Was het nodig om op deze manier binnen te sluipen, Sirus?’ informeerde Meroboth met twinkelende ogen.

‘Die goeie, ouwe Ramart zit al een tijdje achter me aan. Hij schijnt te denken dat ik iets met jou te maken heb,’ grijnsde Sirus.

‘Hoe komt hij nu toch op dat idee?’ vroeg Meroboth schijnheilig.

Vanuit het niets dook Grint op. ‘Ah, heer Sirus. Welkom,’ zei de dwerg, die helemaal niet verbaasd leek de reus in zijn huis aan te treffen.

‘Ga mee naar de woonkamer en vertel me alles wat je weet,’ zei Meroboth.

Sirus knikte en de rest van het gezelschap volgde de twee mannen de gang in naar de woonkamer. Grint stak het haardvuur weer aan en schonk daarna voor iedereen warme melk in. Sirus bekeek het witte goedje alsof hij dat nog nooit had gezien en Cyane vermoedde dat hij gewoonlijk iets anders dronk.

‘Is Ramart hier in Elder?’ vroeg Meroboth.

‘Ik denk het wel,’ zei Sirus. ‘Maar Adanar zit momenteel in Soronor en Ramart heeft weinig contact met hem.’