Выбрать главу

Cyane hing aan Sirus’ lippen en had al haar aandacht voor de natuur om haar heen verloren. Afwachtend keek ze hem aan.

Hij las haar volgende vraag blijkbaar in haar ogen. ‘Met Melsaran had ik nauwelijks contact,’ ging hij verder. ‘Melsaran was een zachtmoedige, afstandelijke man en hij sloot zich af van de andere twee. Maar hij was briljant, daar waren Meroboth en Mekaron het over eens. Melsaran was zonder twijfel de beste magiër van hun drieën en er lag een grote toekomst voor hem in het verschiet. Het mocht helaas niet zo zijn.’

‘Waarom niet?’ vroeg Cyane.

Sirus leek zich opeens betrapt te voelen. ‘Daarom niet,’ zei hij bruusk.

Cyane keek hem verbaasd aan. ‘Denkt u dat Melsaran naar Tronador is overgelopen?’

Sirus haalde zijn schouders op. ‘Geen idee. Zoals gezegd, ik kende Melsaran niet goed.’ De grote man gaf zijn paard de sporen en reed naar de kop van de groep waar Meroboth inmiddels alleen reed.

Tiron was afgezakt naar Cyane, die Sirus enigszins verbijsterd nastaarde. Ze keek vragend naar Tiron maar die schudde zijn hoofd. ‘Ik weet net zoveel als jij. Meroboth is nooit erg mededeelzaam geweest over zijn broers.’

Meroboth hield plotseling stil op een kleine open plek en kondigde aan dat het tijd was om wat te eten. Tiron sprong van zijn paard om Gondolin te helpen, maar Sirus was hem voor. Hij stak een grote, behaarde hand naar haar uit en hielp haar hoffelijk van haar paard. Vervolgens knoopte hij zijn grijze mantel af en legde die op de grond zodat ze erop kon zitten. Gondolin gunde hem een knikje en zakte moeizaam op de grond. Sirus plofte meteen naast haar neer.

Cyane at met smaak van het voedsel dat Grint hen had meegegeven. Hij had brood en kaas ingepakt en stenen kruiken vol verse melk.

‘Dwergen hebben een slechte culinaire smaak,’ mopperde Sirus tegen een grijnzende Meroboth terwijl hij een kruik vol melk opende. Dat was Cyane niet met hem eens. Grint had hen zelfs vlees meegegeven. Grote stukken wild en kip had hij zorgvuldig ingepakt in een van de zadeltassen zodat ze die boven een vuurtje zouden kunnen bereiden.

Cyane keek eens naar de grote man, die net een stuk brood afscheurde en dat aan Gondolin gaf. Hij verborg het lot van Melsaran voor haar. Cyane had het idee dat Sirus heel dicht bij de drieling stond en wist wat er gebeurd was. Ze vond het vreemd dat noch hij noch Meroboth erover wilde praten.

Sirus had opmerkelijk veel aandacht voor Gondolin, die zich dat koeltjes liet welgevallen. Meroboth en Tiron zaten zwijgend bij elkaar. Meroboth krabbelde Sindra afwezig over haar zwarte kop. De paarden stonden aan een paar bomen gebonden. Horizon stond naast Mak Tarra op wat haver te kauwen.

De zon wierp een paar van haar stralen op de open plek. Cyane werd aangenaam warm en ze doezelde weg.

Haar lichaam werd langzaam warmer alsof een onbekende warmtebron steeds dichter bij haar kwam. Ze opende haar ogen om te zien wat er gebeurde en ontdekte dat ze midden in rode vlammen stond. Ze verstijfde en sloeg haar armen om zich heen. De vlammen kwamen niet dichterbij.

Aarzelend deed ze een stap naar voren. Onmiddellijk week het vuur. Ze deed nog een stap, weer ging het vuur aan de kant. Wat rustiger keek ze rond.

In de verte zag ze een gestalte die ook midden in het vuur stond. Langzaam liep ze in zijn richting. De vlammen hielden haar pad vrij en raakten haar niet. Onzeker bleef ze voor de gestalte stilstaan.

Hij leek op Meroboth. Hij had hetzelfde gezicht met die groene ogen, de witte baard en de scherpe neus maar in zijn gezicht waren diepe lijnen te zien en zijn ogen hadden iets melancholieks. Hij was gekleed in tinten rood en om zijn hals, in een zelfde gouden ketting als bij de aardmagiër, hing een schitterende rode diamant.

Cyane hield haar adem in. Deze man was Melsaran, de vuurmagiër, de Tovenaar van Goed en Kwaad. Onmiddellijk voelde ze zich klein worden.

Melsaran stak een hand naar haar uit. ‘Ik ben blij je te zien, Cyane,’ zei hij met een zachte stem.

Aarzelend legde ze haar hand in de zijne. Hij trok haar langzaam naar zich toe en bekeek haar langdurig. ‘Dus jij bent de draagster van het zwaard,’ concludeerde hij.

Ze knikte verlegen.

‘Zo’n jong meisje.’ Melsaran liet haar los en liep langs haar heen. ‘Ben je niet bang?’

‘Waarvoor?’ vroeg ze.

‘Voor het vuur.’

‘Nee.’

Melsaran draaide zich weer naar haar om. Hij glimlachte, maar de lach bereikte zijn ogen niet.

Cyane schrok van zijn trieste blik. Hij legde zijn hand om de rode diamant. ‘Ooit zal deze steen van jou zijn.’

‘Betekent dat dat u niet bent overgelopen naar Tronador,’ floepte ze eruit. Verschrikt sloeg ze haar hand voor haar mond.

‘Niemand zou me dat kwalijk nemen,’ zei Melsaran.

Ze staarde hem aan. Vele vragen borrelden naar boven maar iets in die melancholieke blik hield haar tegen ze ook te stellen. Ze rilde, ondanks de vlammen. Iets van de tragiek die ongetwijfeld Melsarans leven had geraakt, weerkaatste in haar.

‘Je moet terug,’ zei hij.

‘Maar…’ begon Cyane.

Hij glimlachte weer. ‘We zullen elkaar snel weerzien, Cyane, vaarwel.’

Voor ze iets kon zeggen, laaiden de vlammen hoog op. Melsaran was verdwenen. Ze voelde iets nats in haar gezicht en opende haar ogen. Ze lag op haar rug op de open plek in het bos. Sindra stond boven op haar en keek haar oplettend aan. Cyane bekeek de kat alsof ze haar voor het eerst zag. Ze duwde Sindra weg en ging rechtop zitten.

Het gezelschap zat nog steeds zoals voor haar droom. Niemand scheen in de gaten te hebben dat er iets ongewoons was gebeurd. Behalve Sindra. Ze ontweek de groene ogen van het dier. Ze wist zeker dat het niet zomaar een droom was geweest. Ze had Melsaran daadwerkelijk ontmoet.

‘We gaan weer verder.’ Meroboth was inmiddels opgestaan.

Cyane keek naar de magiër, die zich naar zijn paard begaf. Ja, hij leek bijna sprekend op Melsaran. Maar ze zag ook de verschillen. Melsaran was ernstiger geweest en hij miste Meroboths levenskracht.

Ze hees zich op Horizon. Sindra was haar op de voet gevolgd en liet haar ogen niet van haar af. Cyane keek de kat verstoord aan.

Sirus hielp Gondolin op haar rijdier waarna hij kwiek op Mak Tarra sprong. Cyane kende Sirus nog maar kort maar hij leek wel erg vrolijk. Daarentegen was Gondolin koeler dan ooit. Sirus waakte er zorgvuldig voor dat hij degene was die naast haar reed en niet iemand anders. Meroboth reed met Tiron voorop en Cyane bungelde achter aan de stoet. Naast haar liep Sindra, die meer aandacht had voor haar dan voor het pad waar ze over liepen. Ze vroeg zich af of ze haar ontmoeting met Melsaran aan Meroboth moest vertellen. Maar als Melsaran zo makkelijk contact kon leggen met haar dan had hij dat zeker ook met Meroboth gekund. Waarom had hij dat niet gedaan? Ze dacht na over de opmerking die Melsaran had gemaakt toen ze vroeg of hij niet was overgelopen naar Tronador. ‘Niemand zou me dat kwalijk nemen.’ De woorden echoden na in haar oren. Ze hoorde nog die trieste toon. Iets klopte er niet en zolang ze niet wist wat dat was, zou ze zwijgen. Dat leek haar voor alle partijen beter. Ze keek naar Sindra, die haar nog steeds met haar blik gevangenhield. ‘Tevreden?’ vroeg ze.

Sindra wierp haar een ondefinieerbare blik toe en rende toen naar Tiron. Cyane schudde haar hoofd. Voor een kat was Sindra maar een vreemd dier.