‘Dat geldt voor Melsaran en Mekaron natuurlijk ook.’
Sirus knikte. ‘Wij zijn vast niet de enigen die naar hen op zoek zijn.’
Cyane keek hem bezorgd aan. ‘Maar niemand weet toch waar ze zitten?’
De nudoor haalde zijn schouders op. ‘Melsaran wordt zo af en toe wel gezien door de spionnen van Vélar, maar hij is nooit lang op een plek. Van Mekaron is al jaren niets meer vernomen.’
Cyane realiseerde zich plotseling pijnlijk helder dat dit een heel zware reis zou worden. Het lot van haar wereld hing af van drie magiërs wier krachten niet onuitputtelijk waren. Twee van hen moesten bovendien nog gevonden worden en niemand wist of ze dat wel wilden. Ze dacht aan de woorden van Melsaran. Welk drama had de drieling uiteen gedreven?
Ze pakte de teugels van Horizon stevig vast en keek naar de mensen die om haar heen reden. De toekomst was onzeker en in het verleden lagen nog vele raadsels, maar dit was haar leven en ze zou ervoor vechten. Vastbesloten reed ze Meroboth achterna.
Negen
Het Mindorgebergte torende hoog uit boven het groepje reizigers dat nat en verkleumd aan de voet stond. Cyane en de anderen hadden de hele dag in de druilerige regen gereden en iedereen was moe en koud.
Het Mindorgebergte was zo op het eerste gezicht geen aantrekkelijke woonplaats. Toch was dit de plaats waar koning Mindor de eerste vele eeuwen geleden zijn volk naartoe had gebracht. Maar de dwergen hadden hun geïsoleerde bestaan niet lang vol kunnen houden en veel van hen woonden nu in het buitenland waar ze meestal als smid hun geld verdienden. Dwergen stonden bekend om hun prachtige smeedwerken. Meestersmeden als de overgelopen Gontak en zijn opvolger Giffor waren de notabelen van hun volk.
De huidige koning der dwergen was Vélar de vijfendertigste. Hoewel er door veel volkeren op de dwergen werd neergekeken, was Vélar feitelijk een van de machtigste mannen van deze wereld. Doordat de dwergen zo verspreid leefden had hij overal zijn mannetjes zitten. Van Vélar werd gezegd dat hij precies wist waar ieder monster in het Moeras van Agis was op elk willekeurig moment van de dag. Hij was al jarenlang Meroboths machtigste bondgenoot en een van zijn beste vrienden.
Dit alles vertelde Sirus aan Cyane en Gondolin terwijl ze langzaam langs de grijze bergwand reden. Het enorme gebergte stond midden in het bos alsof iemand het daar gewoon had neergezet op een aantal onfortuinlijke bomen.
‘Maar het opvallendste aan de dwergen is toch wel hun liefde voor dieren,’ ging Sirus verder. ‘Een bekend verhaal is dat van Mindor de twaalfde. Hij kreeg een keer bezoek van een zeer belangrijke feeënkoning. Die koning had een jachthond bij zich. Hij verwachtte met alle égards te worden onthaald door Mindor. Maar zodra hij met zijn hond de troonzaal in kwam, stortte Mindor zich op de hond en liet de koning en zijn hele gevolg op de rode loper staan terwijl hij in de keuken wat vlees voor het dier ging halen. Sindsdien zijn de verhoudingen tussen het Feeënrijk en Dwergenland wat bekoeld.’
Cyane en Gondolin grinnikten om het verhaal.
Ondertussen reed Meroboth onderzoekend langs de rotspartijen. De anderen volgden hem en vroegen zich af waar de magiër naar uitkeek. Cyane klappertandde en trok haar mantel dichter om zich heen. Ze keek somber op naar de grauwe rotswand die hoog boven haar uittorende. Plotseling hield Meroboth stil bij een groepje struiken, dat tegen de rotsen op groeide. ‘Ja, hier is het,’ zei hij.
Cyane zag alleen maar een paar vlierbesstruiken. Meroboth leidde zijn paard eromheen en verdween. Ze volgde hem nieuwsgierig en ontdekte een nauwe doorgang achter de struiken. Horizon paste er net door, maar ze had moeite hem er doorheen te loodsen. Tot haar verrassing kwam ze uit in een grote grot waar de klimop welig tierde. Helemaal achterin kletterde een riviertje naar beneden in een kleine maar zo te zien erg diepe poel.
‘Dat is de rivier Evelender. Ze stroomt kriskras door het gebergte en voorziet de dwergen van water,’ legde Meroboth uit toen hij Cyanes verbaasde blik zag. Ze keek met grote ogen rond. De grot was een paradijsje.
De anderen waren achter haar aan gekomen. Tiron had de paarden verzameld en ze naar de poel geleid waar ze konden drinken. Sirus toverde uit de hoeken van de grot wat hout te voorschijn en maakte een vuurtje zodat iedereen zich wat kon opwarmen. Zelfs Gondolin was blij met deze primitieve beschutting na een lange dag in de regen.
Meroboth liep wat rond in de grot en ging toen op zijn gemak op de grond zitten. ‘Ze zullen straks wel komen.’ Hij keek afwachtend naar Sirus. ‘Ik denk dat het tijd is voor de eerste les.’
Sirus grijnsde. ‘Dat denk ik ook.’ De zwaardvechter draaide zich onmiddellijk om naar Cyane en trok zijn zwaard. Hij zwaaide het fanatiek voor haar neus heen en weer. ‘Dit…’ begon hij gewichtig, ‘is nu een zwaard.’
Ze grinnikte.
‘En het is van levensbelang dat je er goed mee om leert gaan,’ vervolgde hij op serieuzere toon. Hij overhandigde haar zijn zwaard.
Cyane pakte het vast en ontdekte dat het ding zwaarder was dan zij altijd had gedacht. Onhandig hield ze het in haar handen. Als Sirus het zwaard gebruikte leek dat altijd zo makkelijk en licht.
‘Een zwaard moet je als deel van jezelf gaan zien. Het moet je derde arm worden,’ legde Sirus uit. Hij maakte de riem om zijn middel los en overhandigde die aan Cyane. ‘Dit was de eerste les. Maak deze riem om je middel vast en draag het zwaard bij je.’ Hij grijnsde vrolijk. ‘Wen er maar aan.’
Ze knikte gretig en deed de riem om haar middel. Ze stak het zwaard in de bijbehorende schede. Het voelde vreemd aan.
Gondolin bekeek een en ander met afschuw. Iedereen kon duidelijk aan haar gezicht aflezen wat zij dacht van een jonkvrouw met een zwaard aan haar middel.
Meroboth had het allemaal op zijn gemak gadegeslagen en stond nu op om wat voedsel uit de zadeltassen te halen. Het vlees werd geroosterd boven het vuur en iedereen at met smaak.
Na het avondeten legde Tiron voor de anderen wat dekens neer en iedereen genoot van een welverdiende en dit keer ongestoorde nachtrust.
De volgende dag was het nog steeds aangenaam in de grot. Cyane liep wat rond met het zwaard in de schede. Ze had de neiging naar rechts over te hellen, waar het zwaard hing, en ze moest moeite doen opnieuw haar evenwicht te vinden. Ze vroeg zich af hoe Sirus ooit met dit zwaard had kunnen rennen of op een paard had kunnen klimmen. Ze worstelde nog met die vragen toen Meroboth naar de poel liep en aandachtig naar de waterval keek.
Plotseling hield het gekletter op. De waterval bestond niet meer. Achter de waterval bleek zich een deur te bevinden. Een simpele houten deur zonder versieringen. De deur ging open. Een dwerg stapte op de drempel voor de deur. Hij was gekleed in het bruin en had een vriendelijk gezicht. ‘Welkom, Meroboth,’ zei hij glimlachend.
‘Ah, Varanan. Daar ben je dan. Het is goed je weer te zien,’ zei Meroboth.
‘Insgelijks, Meroboth.’ De dwerg sprong lenig van de richel naast de poel en liep naar het gezelschap toe. Hij knikte ter begroeting naar Sirus en Tiron. Hij wierp een vragende blik op Meroboth. ‘En wie zijn deze twee edele dames?’
‘Dat zijn Gondolin en Cyane,’ antwoordde Meroboth.
Varanan ging voor Cyane staan. Hij was een hoofd kleiner dan zij. Hij bekeek haar van top tot teen. ‘Zij is het, neem ik aan?’
Meroboth knikte.
‘Het zal Giffor goed doen dat ze zo mooi is,’ zei Varanan.
‘Doet hij erg moeilijk?’ vroeg Meroboth.
‘Ik zou het niet weten. Hij heeft zich al weken geleden opgesloten in zijn smidse,’ zei Varanan. ‘Af en toe horen voorbijgangers hem roepen: “Die meid komt niet aan mijn meesterwerk!’”
Meroboth knikte. ‘Fijn dat Giffor zijn warme en hartelijke persoonlijkheid heeft behouden.’ Hij maakte een weids gebaar richting de dwerg. ‘Dames, mag ik jullie voorstellen aan Varanan. Hij is een van de zonen van Vélar.’
Varanan maakte een lichte buiging voor Cyane en Gondolin. ‘De vierentwintigste zoon eigenlijk. Weinig kans op de troon dus.’ Hij had vrolijke ogen en een jong gezicht. Hij was eigenlijk best knap, vond Cyane.