Cyane keek haar kamer rond. Ook dit vertrek was warm en huiselijk. Beschaamd keek ze in een wandspiegel naar haar uiterlijk. Haar jurk zat onder het stof en haar haren waren klitterig en vies. Aan haar zij hing Sirus’ zwaard en dat maakte haar er niet vrouwelijker op. Ze had uit het kasteel van graaf Thorvald nog wel wat andere jurken meegenomen, maar die waren in de zadeltassen van Horizon achtergebleven. Ze beet bedrukt op haar lip. Zo kon ze de koning niet onder ogen komen. Net toen ze zich afvroeg wat ze kon doen om zich wat op te knappen werd er op de deur geklopt.
‘Binnen,’ riep ze.
De deur ging langzaam open en een kleine vrouw kwam binnen. Ze was knap om te zien en ze leek op Varanan. ‘Dag, ik ben Klé. Ik ben een zus van Varanan.’ Ze glimlachte vriendelijk en hield een diepgrijs gewaad omhoog. ‘Mijn broer vroeg me dit aan u te geven.’
Cyane liep naar haar toe en liet de stof door haar handen glijden. Het was dure zijde, afgezet met kant. ‘Wat mooi.’
‘Mijn broer hoopt dat u hem de eer bewijst deze jurk aan te trekken,’ zei Klé.
‘Natuurlijk,’ zei ze. Ze vond het aardig van Varanan dat hij eraan gedacht had dat ze niets had om aan te trekken.
Klé knikte en verdween geruisloos.
Een uurtje later haalde een bediende hen op voor het diner. Het gezelschap verzamelde zich op de gang. Tot haar verbazing zag Cyane dat de anderen gewoon hun eigen kleding aanhadden.
Tiron was met één stap bij haar. ‘Wat heb jij nu aan?’ vroeg hij scherp.
‘Dat heb ik van Varanan gehad. Mooi hè?’ zei ze.
‘Doe dat onmiddellijk uit,’ zei Tiron. Zijn gezicht was vertrokken van ingehouden woede.
Ze keek hem verbaasd aan. ‘Waarom?’
‘Doe het nu maar gewoon,’ beet hij haar toe.
Ze haalde haar schouders op en keek hem waardig aan. ‘Ik peins er niet over,’ zei ze. Ze vond Tiron onredelijk en bot. Hij had niet eens gezien dat ze er heel goed uitzag in deze jurk. Ze begreep niet waarom hij zo reageerde.
Hij pakte haar ruw bij de schouders, maar voor hij nog iets kon zeggen trok Sirus hem met een beweging naar achteren. ‘Laten we nu geen ruzie maken, goed?’ zei hij vriendelijk maar met een strenge blik in zijn ogen.
Tiron rukte zich los van de grote man en keerde Cyane zijn rug toe. Niet-begrijpend staarde ze naar haar jeugdvriend. Waarom deed hij zo moeilijk over die jurk?
Meroboth, die alles zwijgend en met twinkelende ogen had gadegeslagen, wendde zich nu tot de bediende die erg zijn best deed zich onzichtbaar te maken. ‘Breng ons nu maar naar Vélar. Mijn goede vriend heeft al te lang op mijn aangename gezelschap moeten wachten.’
Sirus grijnsde bij deze woorden en bood Gondolin hoffelijk zijn arm. Na een korte aarzeling nam ze hem aan. Ze zag er mooi uit in haar dieppaarse gewaad, dat ze toch nog schoon had gekregen. Cyane wist, omdat ze haar goed kende, dat ze gruwde van het feit dat ze in dezelfde jurk als waarin ze de afgelopen dagen gereisd had naar het diner van de koning moest. Maar dat wist ze goed te verbergen en statig liep ze aan Sirus’ arm door de gang. De zwaardvechter zelf had niet zo heel veel aan zijn uiterlijk gedaan. Cyane vermoedde dat hij dat zelden deed.
De bediende leidde hen langs allerlei deuren en tientallen dwergen naar een grote poort aan het einde van een brede gang. De deuren gleden als vanzelf open toen het gezelschap ervoor stilhield. Ze betraden een enorme zaal waar honderden fakkels aan de muren hingen. Rode fluwelen draperieën afgestikt met gouddraad versierden de ruimte sfeervol. In het midden stond een lange tafel die gedekt was met het mooiste zilveren smeedwerk dat Cyane ooit had gezien. Aan het eind van de tafel stond een troon gehouwen uit echt goud. Hij was versierd met ingewikkelde tierlantijnen.
‘Van die troon alleen al kan een heel volk tien jaar leven,’ fluisterde Meroboth Cyane in het oor.
Op de troon zat een dwerg die hartelijk begon te lachen toen hij de magiër naar haar toe zag buigen. Altijd weer dezelfde opmerking, Meroboth, ouwe jongen. ‘Verzin toch eens iets nieuws,’ riep hij.
‘Vélar!’ riep Meroboth met een stralende lach.
Allesbehalve koninklijk sprong Vélar de vijfendertigste, koning der dwergen, van zijn troon en liep naar de magiër toe. De twee omhelsden elkaar hartelijk. Cyane had zo de gelegenheid de koning eens goed te bekijken. Hij was kaal en duidelijk al op leeftijd, maar zijn ogen glinsterden van levenslust. Hij was gekleed in een statig donkerblauw gewaad dat zijn dikke lijf nauwelijks kon verhullen. Hij droeg veel gouden sieraden, waaronder diverse oorringen en kettingen.
Eindelijk liet hij Meroboth los en richtte zich tot de rest van het gezelschap. Uiteraard kende hij Tiron en Sirus en zij ondergingen een niet minder hartelijke begroeting. Daarna wendde hij zich tot de beide vrouwen. Hoffelijk kuste hij de hand van Gondolin, die het uiterlijk van de koning maar matig kon waarderen en toen draaide hij zich om naar Cyane. ‘Dus jij bent de draagster van het zwaard.’
Ze knikte en maakte een lichte buiging voor de koning. Meteen greep Vélar haar hand. ‘Buig niet voor mij, meisje. Ik zou voor jou moeten buigen.’ Zijn grijze ogen namen haar intens op bij die woorden.
Cyane voelde zich langzaam rood worden onder zijn onderzoekende blik. Ze vond zijn uitspraak vreemd. Hij was de koning fier dwergen en volgens Sirus een van de meest gerespecteerde personen van de wereld. Zij was slechts een onbetekenend meisje. Maar daar dacht Vélar anders over. Hij bleef haar onderzoekend aanstaren .
‘Kijk al het moois er niet van af, Vélar,’ zei Meroboth ten slotte plagend.
De koning grinnikte en nam haar mee naar zijn troon. Hij gebaarde haar naast hem te gaan zitten. Meroboth nam aan de andere kant tegenover haar plaats. Cyane keek Tiron, die achter haar stond, smekend aan. Hij glimlachte haar bemoedigend toe. Zijn boosheid was verdwenen en hij maakte tot haar opluchting aanstalten om naast haar te komen zitten. Op dat moment dook Varanan vanuit het niets op. Zonder ook maar een moment acht op Tiron te slaan, ging hij naast Cyane zitten. Hij zag er erg knap uit in zijn zwart met zilveren wambuis. Zijn ogen straalden en hij kuste haar hand intens. ‘Het doet mij genoegen dat je deze jurk wilde dragen. Je ziet er heel mooi uit,’ zei hij.
Cyane bloosde. ‘Dank je wel. Het is een prachtige jurk.’
‘Aanvaard deze jurk als een teken van mijn liefde,’ zei Varanan ernstig.
Ze keek hem verschrikt aan. Overrompeld zochten haar ogen die van Tiron maar die draaide zich grimmig om en liep langs de tafel om naast Sirus en Gondolin, die naast Meroboth waren gaan zitten, plaats te nemen. Ze zocht wanhopig naar een passend antwoord toen er een luid geroezemoes klonk.
Door de diverse deuren van de zaal kwamen dwergen aangeschuifeld en zij namen aan de enorme tafel plaats. Ze knikten hartelijk naar de koning en zijn gezelschap en de koning zwaaide liefdevol terug. Cyane vermoedde dat de dwergen zijn kinderen waren. Een aantal van hen leek veel op Vélar en Klé was er ook bij.
Toen iedereen zat, hief Vélar zijn zilveren bokaal. ‘Op mijn vriend Meroboth en op Cyane, de draagster van het zwaard. Dat zij mogen overwinnen.’
Iedereen volgde het gebaar van de koning en Cyane beet nerveus op haar lip. Gelukkig waren hiermee de officiële plichtplegingen blijkbaar over, want Vélar en Meroboth begonnen een gepassioneerd gesprek terwijl het diner op grote schalen werd binnengedragen.
Cyane draaide een stukje naar Varanan en probeerde zo het gesprek tussen de koning en de magiër te volgen.
‘Is het waar dat mijn broer in Néfer aTang is?’ vroeg Meroboth gretig.
‘Melsaran is daar inderdaad geweest, ja,’ gaf Vélar onmiddellijk toe. ‘Maar hij is er nu niet meer.’
‘Weet je waar hij wel is?’ hield Meroboth aan.
De koning grijnsde. ‘Melsaran kent mij door en door, vriend. Meestal weet ik pas dat hij ergens is geweest als hij daar allang weer weg is. Hij gooit mijn hele reputatie aan gruzelementen. Ik weet dat hij een zwervend bestaan leidt en ik moet je helaas meedelen dat hij het grootste deel van zijn tijd in het Rijk der Duisternis verblijft.’