Выбрать главу

Tiron keek om zich heen. ‘Varanan is zeker ook in de buurt?’ vroeg hij.

Cyane hoefde zichzelf nu niet meer voor te houden dat ze boos was. Ze was nu echt kwaad. Met een ruk stond ze op. ‘Nee, natuurlijk niet. Hoe durf je dat te veronderstellen.’

‘Dat lijkt me niet zo vreemd,’ zei hij.

‘Als je die stomme vruchten bedoelt,’ begon ze fel. ‘Ik heb ze niet gegeten. Sirus heeft ze genomen.’

Tiron kon niet lachen om wat ze hier suggereerde. Ze zag dat hij er moe en verbeten uitzag.

‘Ik had niet door wat Varanan wilde,’ bond ze in.

‘O nee?’ vroeg hij.

‘Nee,’ zei ze geïrriteerd. ‘Ik ben niet bekend met de dwergse cultuur. Ik ben nu eenmaal niet zo bereisd als jij.’

‘Maar je vond zijn aandacht wel prettig,’ hield hij aan.

Ze maakte een ongeduldig wegwerpgebaar. ‘Zeur toch niet zo,’ beet ze hem toe. ‘Ik zal heus niets doen om jullie missie in gevaar te brengen. Ik ga echt wel met Meroboth mee.’

Als twee kemphanen stonden ze tegenover elkaar. Cyane kwaad en geïrriteerd, Tiron ijzig kalm en afstandelijk. Opeens, totaal onverwachts, pakte hij haar bij de schouders. ‘Daar gaat het helemaal niet om,’ fluisterde hij in haar oor.

Cyane, overdonderd, raakte in de war door zijn nabijheid. Al haar woede was in één klap verdwenen en ze voelde zich vuurrood worden. Ze kwam tot de ontdekking dat ze het helemaal niet zo erg vond dat hij haar tegen zich aan had getrokken. Ze voelde zijn lichaam tegen het hare en het enige wat ze kon bedenken was dat ze zo de rest van haar leven wilde blijven staan. Het duurde maar even. Even plotseling als hij haar had vastgepakt, liet Tiron haar los. Ruw draaide hij zich om en liep zonder een woord te zeggen met grote passen van haar weg.

Verbijsterd staarde ze hem na. Ze begreep niet goed wat er nu eigenlijk gebeurd was. Haar gevoelens waren een grote draaikolk en ze kon niet logisch nadenken. Ze keek naar de vijver waar de blauwe vogel schijnbaar onbekommerd ronddobberde. Minutenlang keek ze nietsziend naar het dier. Toen draaide ze zich om en rende weg. De blauwe vogel zwom naar de kant en waggelde een struik in. Enkele minuten later kwam Sindra te voorschijn. Ze wandelde op haar gemak de tuin uit.

Buiten adem rende Cyane door de gangen. Zonder acht te slaan op haar omgeving sloeg ze een hoek om en knalde tegen een zeer massieve gestalte aan. Twee sterke armen pakten haar stevig beet en een vrolijke stem zei: ‘Gevonden! Ik heb haar, Meroboth.’ Het was Sirus en achter hem stond de magiër.

‘We waren net naar je op zoek.’ Meroboth merkte de verwilderde stemming van Cyane niet op. Sirus bekeek haar echter onderzoekend.

Haastig probeerde ze haar gedachten weer op een rijtje te krijgen. ‘O,’ bracht ze uit. ‘Waarom?’

‘We gaan naar Giffor,’ kondigde Meroboth aan. ‘Ik wil weten hoe het er met het zwaard voor staat.’

‘Hopelijk is hij nog niet al te ver gevorderd,’ zei Sirus met een strenge blik op Cyane.

Ze keek hem vragend aan.

Sirus wees op haar middel. ‘Je hebt mijn zwaard niet om.’

Ze keek verschrikt naar beneden. Ze had het zwaard zo veel mogelijk willen dragen om aan het gewicht ervan te wennen, maar ze was het door alle emoties vergeten. ‘Ik ga het nu meteen halen,’ zei ze.

‘Mooi, want na ons bezoek aan Giffor ga ik je een aantal gevechtstechnieken leren,’ zei Sirus beslist.

Ze beet op haar lip. Ze begreep dat ze een drukke dag voor de boeg had en dat ze weinig tijd zou hebben om na te denken over wat er net gebeurd was bij de vijver. Maar het ergste vond ze nog wel dat ze Tiron waarschijnlijk niet zou zien en om de een of andere reden had ze daar meer behoefte aan dan aan wat dan ook.

‘Wij wachten hier op je,’ zei Meroboth.

Ze rende naar haar kamer en gespte het zwaard om. Vlug wierp ze een blik in de spiegel. Eigenlijk paste het zwaard niet bij haar jurk en plotseling begreep ze wat Gondolin tegen het wapen op een vrouw had. Ze zag er nu niet bepaald uit als een edele jonkvrouw.

Opeens vroeg ze zich af of Tiron dit wel mooi zou vinden. Met een ruk gooide Cyane haar hoofd in haar nek. Haar glanzende blonde haar viel naar achteren. Wat maakte het uit wat Tiron hiervan dacht?

Ze wendde haar blik af van de spiegel en liep snel terug naar de twee mannen. Sirus knikte tevreden terwijl Meroboth hen zelfverzekerd het paleis uit leidde, de stad in.

‘Giffor is de beste meestersmid van Dwergenland sinds het vertrek van Gontak. Zoals je misschien wel weet is Gontak overgelopen naar Tronador. Hij was al begonnen aan het zwaard en Giffor heeft dat van hem overgenomen,’ vertelde Sirus. ‘Giffor beschouwt het zwaard nu zo’n beetje als zijn kind. Hij is er zeer aan gehecht. Het is zijn levenswerk. Daarom kan hij af en toe een beetje moeilijk doen. Ik raad je aan daar maar niet te veel op te letten.’

Cyane wilde eigenlijk wel weten wat hij precies bedoelde met ‘een beetje moeilijk’.

Meroboth leidde hen door de straten naar een van de uitgangen van de grot. Blijkbaar woonde de meestersmid niet in Banadoor. De deur in de grot kwam uit in een lange, nauwe gang waar hier en daar afgebrokkeld gesteente lag. De doorgang zag er niet uit alsof er veel volk kwam en stak schril af tegen de andere grotten en gangen die Cyane al had gezien. Af en toe stak er een fakkel in de wand maar de verlichting was slecht. Hier en daar was er een houten deur in de grijze, grillige muur. Meroboth liep ze allemaal voorbij tot hij aan het eind van de gang was. Ook daar was een houten deur zonder versierselen.

Meroboth bonsde er hard op, wat een flink gekraak tot gevolg had.

‘Rot op, luizig feeëngebroedl’ riep een schelle stem.

Meroboth grijnsde. ‘Er wacht ons een warm welkom,’ zei hij waarna hij zijn stem verhief. ‘Ik ben het, Giffor, doe onmiddellijk open.’

‘Het zwaard is nog niet klaar,’ gilde de stem. ‘Ga weg!’

Tot nu toe hadden alle dwergen de magiër met veel respect behandeld, maar de reputatie van Meroboth was aan Giffor blijkbaar niet besteed, ontdekte Cyane.

‘Nee. Ik wil het zien,’ riep Meroboth terug.

‘Je hebt me nooit verteld dat het door een meid zou worden vastgehouden.’ Giffors stem klonk nu bijna hysterisch.

Meroboth wierp een verontschuldigende blik op Cyane. ‘Giffor is niet zo’n vrouwenliefhebber,’ legde hij uit.

‘Een vrouw! Aan mijn zwaard! Nooit van mijn leven!’ gilde Giffor.

‘Je hebt anders weinig keus,’ hield Meroboth de dwerg voor. ‘En open nu die deur anders doe ik het zelf.’

‘Wie wilde je daarvoor meebrengen,’ riep Giffor terug.

Cyane was geschokt over de manier waarop de smid de magiër behandelde. Iedere andere dwerg had de deur allang gastvrij opengegooid.

Meroboth grijnsde opgewekt naar Sirus. ‘Sirus staat hier naast me.’

Het bleef stil aan de andere kant van het hout. Toen klonk er wat gemorrel en even later ging de deur piepend open. In de deuropening stond het lelijkste wezen dat Cyane ooit had gezien. Zijn gedrongen gezicht was vertrokken en verbeten. Hij had smalle lippen die niet pasten bij zijn nogal bolle wangen. Zijn indringend grijze ogen stonden wantrouwend. Hij had grote oren en hij was kaal. Zijn vuisten waren gebald en als een bom die op het punt stond te ontploffen, stond hij voor Meroboth.

De magiër was niet onder de indruk van de laaiende dwerg. Hij knikte hem vriendelijk toe, een begroeting die niet beantwoord werd. Sirus deed niet eens moeite Giffor gedag te zeggen.

‘Breng me naar het zwaard,’ gebood Meroboth nog steeds vriendelijk maar heel beslist.

De dwerg wilde zich net zwijgend omdraaien toen hij Cyane ontwaarde. Zijn ogen werden groot en hij liep paars aan. Dramatisch wees hij naar haar. ‘Dat is een vrouw!’ gilde hij.

‘Heel slim opgemerkt,’ vond Meroboth. ‘Zullen we nu maar naar binnen gaan?’

Giffor schudde zijn hoofd. ‘Zij komt er niet in.’

‘Cyane is de draagster van het zwaard en zij moet het dus ook zien,’ legde Meroboth uit.