Выбрать главу

Hij begon nog harder te lachen. ‘Je denkt echt dat ik je aan wilde vallen, hè?’

Ze zei niets.

‘Dit was de tweede les, meisje,’ grinnikte Sirus. ‘Ik sta echt nog steeds aan jullie kant. Ik zou mijn leven geven voor Meroboth.’

Aarzelend ontspande Cyane zich wat.

‘We moeten nog wat werken aan je houding,’ zei Sirus alsof er niets gebeurd was. Hij liep op haar af. Ze greep het zwaard weer stevig vast.

‘Schouders recht, zet die voeten stevig neer, kom op,’ gebood Sirus. Hij liep keurend om haar heen en knikte tevreden. ‘Dat wordt nog wel wat met jou.’

‘Moet dat echt?’

Elders in het paleis in de kamer van Meroboth stond Tiron voor het raam met zijn rug naar de magiër.

‘Het moet echt.’ Meroboths stem klonk vermoeid.

‘Ik laat je nu niet graag alleen,’ zei Tiron, nog steeds naar buiten starend.

‘Je laat Cyane niet graag alleen, bedoel je.’ Meroboth probeerde vrolijk te klinken, maar dat lukte niet echt.

Tiron draaide zich om en keek de magiër bezorgd aan. Van het ene op het andere uur was Meroboth veranderd in een lichamelijk wrak. Buiten het zicht van al zijn reisgezellen had hij zijn magie aan het magische zwaard gegeven. De gouden ketting met de schitterende groene diamant was verdwenen. Het betekende dat hij zelf niet langer meer magische krachten bezat. Nu was hij een gewone oude man. Een heel vermoeide, oude man. De overdracht had zijn gezondheid een flinke slag toegebracht.

‘Sirus zal me beschermen,’ zei Meroboth geruststellend. ‘En Cyane binnenkort ook als ze leert hoe ze het zwaard moet gebruiken.’

Tiron draaide zich weer om. Natuurlijk zou Sirus alles doen om Meroboth buiten het gevaar te houden, maar het idee om hem nu zo kwetsbaar achter te laten, stond Tiron helemaal niet aan. En Cyane… de magiër had gelijk. Hij moest er niet aan denken haar zo lang niet te zien.

Maar iemand moest vooruit reizen naar Elfenland om uit te zoeken of koning Orion nog steeds aan hun kant stond. Berichten daarover waren wisselend sinds Orion twee van zijn zonen had verloren aan Tronador. Meroboth wilde graag naar Elfenland omdat dat naast het Feeënrijk lag. Hij hoopte vanuit de Burcht van Orion de zoektocht naar Mekaron te kunnen beginnen. De feeën waren namelijk niet zo gastvrij.

Het plan was dat Tiron rechtstreeks naar Elfenland zou reizen, dwars door Akonia, terwijl Meroboth met Sirus, Cyane, Gondolin en Sindra via Varénia en de Zwarte Rivier door Nudoria daar zou proberen te komen. Het was niet de makkelijkste route die de magiër had uitgezocht, maar dat verkleinde wel de kans dat ze gevolgd zouden worden. De Varénen waren de magiër goedgezind en zouden hem zeker helpen door hun bijna onbegaanbare land te reizen.

Tiron staarde somber naar buiten. Hij vroeg zich af of hij zijn oude vriend ooit nog terug zou zien. En Cyane? Zou ze het begrijpen? Hij had haar zoveel te vertellen, maar hij zou daar nog lang mee moeten wachten. Vanochtend in de tuin had hij bijna zijn hele hart voor haar uitgestort. Hij hield van haar. Al zo lang. Maar van een gezamenlijke toekomst zou voorlopig geen sprake zijn. Zijn uitverkorene was de draagster van het magische zwaard. Degene die Akonia moest redden van de ondergang. De vrouw die straks tegenover Tronador zou staan.

Meroboth raadde zijn gedachten. ‘Ze redt het wel, Tiron. Ik zal op haar letten.’

‘Jij hebt niet eens genoeg kracht om jezelf te beschermen,’ zei Tiron scherp.

Meroboth begreep de nogal ontactische uitval van zijn vriend en ging er niet op in. Hij mocht zich graag van de domme houden, maar hij was niet achterlijk. Hij wist precies wat Tiron voor Cyane voelde.

Tiron draaide zich om en liep naar Meroboth. Hij omhelsde de breekbare man warm. ‘Het spijt me. Ik zal gaan, Meroboth.’ Hij knikte hem toe en liep de deur uit. Meroboth keek hem bezorgd na.

Het diner dat Vélar deze avond voor zijn gasten neer liet zetten was gelukkig niet zo uitgebreid en werd gehouden in een kleine eetkamer. Alleen de koning en Varanan waren aanwezig. Tot haar verbazing ontdekte Cyane dat twee personen er niet waren: Meroboth en Tiron.

Ze was vreselijk moe, want Sirus had haar uitgebreid laten werken. Lusteloos prikte ze in haar kippenpootje.

‘Ik zal je missen als je morgen weggaat,’ zei Varanan, die naast haar zat. ‘Kom je nog eens terug?’

‘Voorlopig niet,’ zei Cyane.

‘We moeten eerst Akonia redden,’ voegde Sirus daar vrolijk aan toe terwijl hij voor Gondolin nog wat groenten opschepte.

Vélar glimlachte om het gezicht van zijn zoon. ‘Jongen, Cyane is niet voor jou bestemd,’ zei hij goedig. Varanan keek tamelijk gekwetst, maar dat deerde eigenlijk niemand.

‘Overigens, Sirus, die vermeende magiër die bij Iss, de veerman, verblijft, is waarschijnlijk inderdaad Mekaron. De beschrijvingen die ik van hem binnenkreeg, kloppen,’ vertelde Vélar.

‘Mekaron. Hoe zou het met die ouwe rakker zijn?’ Sirus grijnsde weinig respectvol.

‘Sirus,’ sprak Gondolin bestraffend. De zwaardvechter glimlachte haar ondeugend toe. Tot Cyanes verbazing glimlachte Gondolin terug.

‘Nog even moeilijk als altijd, naar ik heb vernomen.’

‘Nou, dat wordt dan nog leuk,’ zei Sirus.

‘Ik heb nog meer nieuws,’ ging Vélar verder. ‘Adanar heeft Soronor verlaten en hij is naar het Moeras van Agis gegaan. Mijn bron vermoedt dat hij zo naar Morfia reist.’

‘Wat moet die slang nu weer in Morfia?’ vroeg Sirus verbaasd.

Vélar slaakte een zucht en nam een hap van zijn eten. Sirus keek hem plotseling bezorgd aan.

‘Schijnbaar is Adanar op zoek naar Melsaran,’ vertelde Vélar nogal onwillig.

Sirus’ bestek kletterde op zijn bord en ook Cyane hield op met eten. ‘Je meent het,’ zei Sirus.

‘We weten allemaal dat de steen van de Tovenaar van Goed en Kwaad de machtigste zal zijn en Adanar heeft besloten dat de krachten van Melsaran nooit het magische zwaard mogen bereiken,’ zei Vélar.

‘Maar als Adanar achter Melsaran aan zit, dan is hij dus niet overgelopen naar Tronador,’ bedacht Sirus.

De dwergenkoning schudde echter zijn hoofd. ‘Zo zit Adanar niet in elkaar.’

‘Hij neemt gewoon geen risico,’ zei Sirus vlak.

Cyane rilde bij deze woorden. Ze begon te begrijpen hoe gevaarlijk Adanar was en waarom Meroboth hem zo vreesde.

‘Melsaran is een machtig man. De Tovenaar van Goed en Kwaad. Hij is voor Adanar bedreigender dan wie dan ook,’ zei Vélar.

In gedachten ging Cyane terug naar de dag dat ze Melsaran had ontmoet in de vlammen van zijn kampvuur. Hij wist dat hij in gevaar verkeerde, maar wist hij ook van wie dat gevaar afkomstig was?

Opeens voelde Cyane onder de tafel iets aan haar jurk trekken. Verbaasd schoof ze haar stoel een eindje achteruit en keek onder de tafel. Het was Sindra. Ze had haar tanden vastgezet in de jurk en was niet van plan los te laten ondanks haar zachte schudden. Ze bleef trekken. Het leek wel of de kat wilde dat ze met haar meeging. ‘Laat los,’ siste ze onder de tafel.

Sindra verstevigde haar greep. Cyane knikte verontschuldigend naar de dwergenkoning en stond op met Sindra nog steeds hangend aan haar jurk. Zo liep ze de kamer uit. Haar tafelgenoten bekeken het tafereel verbaasd.

Boos gooide ze de deur achter zich dicht en pakte de kat van de grond op waardoor Sindra wel los moest laten. Sindra begon echter heftig te worstelen en sprong weer op de vloer waarna ze de gang in rende. Ze keek om om te zien of ze haar wel volgde.

Cyane slaakte een zucht en liep de kat achterna. Sindra liep naar de kamer van Gondolin. Afwachtend bleef ze voor de deur zitten. Met tegenzin deed Cyane de deur open. Sindra liep zonder aarzelen naar binnen naar de grote, versierde wandspiegel, die in deze kamer hing. De lucht was vervuld van Gondolins zoete parfum. De zwarte kat bleef voor de spiegel staan. Cyane kwam ook naar binnen en voegde zich aarzelend bij Sindra. Ze keek in de spiegel en zag alleen haar eigen spiegelbeeld. Nijdig keek ze naar de kat. ‘Wat wil je nou?’

‘Dag, Cyane,’ sprak plotseling een mannenstem.

Ze keek verschrikt om. In de deuropening stond niemand. Toen keek ze in de spiegel. Daar stond Melsaran. Haar mond viel open. Het was alsof hij in het glas opgenomen was. Om hem heen golfde het glas bij elke beweging die hij maakte. De spiegel was een met hem. Ze kon geen woord uitbrengen. Ze had nog nooit zoiets gezien.