Sindra liep naar de spiegel en zwaaide met haar staart. Melsaran glimlachte warm naar de kat en even leken ze alleen elkaar te zien.
‘Ik heb niet lang, Cyane. Adanar zit achter mij aan,’ sprak Melsaran alsof hij een oude bekende zag. Zelfs zijn stem klonk alsof die van glas was, tintelend en rinkelend.
‘U weet het,’ zei ze opgelucht.
‘Natuurlijk weet ik dat,’ zei de magiër. ‘Ik ken Adanar beter dan wie dan ook. Helaas.’
‘Adanar wil niet dat uw krachten het magische zwaard bereiken,’ vertelde ze.
‘Hij weet dat met mijn krachten het zwaard bijna onverslaanbaar is. Ik ben de Tovenaar van Goed en Kwaad.’ Melsaran haalde zijn schouders op.
Cyane vond dat hij er moe maar vastbesloten uitzag. Weer werd ze getroffen door de trieste blik in zijn ogen. Zo heel anders dan de twinkeling in de ogen van zijn broer, Meroboth.
‘Wat gaan jullie nu doen, Cyane?’ vroeg Melsaran.
‘We gaan op zoek naar Mekaron. Hij schijnt in het Feeënrijk te zijn,’ vertelde ze.
Melsaran knikte. ‘Dat zou best eens kunnen en het is daar betrekkelijk veilig nu Adanar achter mij aangaat.’
Net als bij haar vorige ontmoeting met de mysterieuze magiër had Cyane plotseling het idee dat ze sterk met hem verbonden was. En opeens begreep ze wat Melsaran aan het doen was. ‘U lokt Adanar van ons weg,’ riep ze verrast uit.
‘Je bent een slimme vrouw.’ Melsaran glimlachte. Toen keek hij plotseling ernstig. ‘Luister naar me, Cyane. Mijn broer kan Adanar alleen niet meer aan. Hij maakt meer kans met Mekaron aan zijn zijde. Hij is een sterke magiër. Wat mensen ook tegen je zullen zeggen, Cyane, en wat je ook nog zult horen, ik houd veel van mijn beide broers. Let alsjeblieft op Meroboth.’
Ze wilde hem dat beloven, maar ze staarde alleen nog maar naar haar eigen spiegelbeeld. Melsaran was verdwenen.
Weer voelde ze een plotselinge leegte en een vaag verdriet. Weer vroeg ze zich af hoe de melancholieke oudste van de drieling in dit verhaal paste. Hij was op een afschuwelijke manier getroffen en er deden allerlei geruchten over hem de ronde, maar niemand scheen echt te weten wat ze aan hem hadden. Ze kon zich bijna niet voorstellen dat hij naar Tronador zou overlopen. Hij wilde hen beschermen tegen Adanar. Nu was hij op de vlucht met die vreselijke fee achter zich aan. Waarom zocht hij steeds contact met haar? Wat was hij nu echt van plan? En waarom had hij haar zo op het hart gedrukt op Meroboth te passen?
In gedachten liep Cyane naar haar eigen kamer. Sindra liep vlak naast haar en keek onderzoekend naar haar op. Ze gooide de deur van haar kamer dicht en ging op het bed liggen. Sindra sprong op haar buik. Haar groene ogen boorden zich in de blauwe van Cyane.
‘Jij kent Melsaran, hè?’ vroeg ze. Ze vond het de enige logische verklaring voor het feit dat Sindra beide keren in de buurt was geweest toen de Tovenaar van Goed en Kwaad haar bezocht. Ze moest toch eens aan Meroboth vragen waar Sindra vandaan kwam.
Toen gleden haar gedachten weer naar Melsaran. Er was een band tussen hen. Een onverklaarbare verbinding. Ze kon zijn gevoelens haast zelf voelen. Ze kreunde en draaide op haar buik waarbij Sindra sputterend op de grond terechtkwam. Ze verborg haar gezicht in het kussen. Er zaten zoveel gaten in het verhaal. Ze had klakkeloos aangenomen wat Meroboth haar had verteld. Het was eigenlijk niet veel. De magiër had vast niet gelogen, maar hij had wel veel weggelaten waaronder de rol van de oudste van de drieling. En dat was alleen nog maar Melsaran. De geruchten rond Mekaron lieten ook nogal veel aan de verbeelding over.
Cyane, uitgeput door Sirus’ intensieve training, viel in een onrustige slaap. Ze droomde van een tovenaarsdrieling die ingehaald werd door afschuwelijke wezens die namen als Adanar en Ikor droegen. De drie magiërs verloren op een verschrikkelijke manier hun krachten en ze stond met een oud en lelijk zwaard alleen tegenover Tronador.
Met een gil werd ze wakker. Een nieuwe dag was aangebroken.
Twaalf
Met een zwaar gevoel in haar hoofd pakte Cyane haar spulletjes in. Vandaag zouden ze Dwergenland verlaten. Ze vond het enerzijds wel jammer, want het paleis van Vélar was een prettige verblijfplaats, maar ze was ook opgelucht weg te gaan van Varanan. Ze wilde niet nog meer ruzie met Tiron. Ook al begreep ze niets van hem.
Cyane kreeg een ontbijt op haar kamer geserveerd. Veel trek had ze niet. Ze verliet de kamer en ging naar een van de halletjes van het paleis waar ze met de anderen had afgesproken. Sirus, Gondolin en Sindra waren er al. Door een van de deuren kwam nu ook Meroboth.
Cyane schrok toen ze hem zag. Hij zag er moe en oud uit. Natuurlijk had ze altijd geweten dat de magiër oud was, maar nu was het hem echt aan te zien. Hij liep meer gebogen en trager. In zijn rechterhand hield Meroboth het magische zwaard. Hij kwam voor haar staan en hield haar het zwaard voor.
Ze keek naar het gevest en ontdekte dat het linkergat gevuld was met de schitterende groene steen, die altijd om de hals van de magiër had gehangen. De steen straalde haar krachtig tegemoet en opeens wist ze wat er gebeurd was: Meroboth had zijn krachten aan het zwaard gegeven. Ze keek naar de man en toen naar het zwaard en weer terug. Haar ogen werden groot van verbijstering toen ze besefte wat voor offer Meroboth had gebracht. Hij was niet langer een magiër. Hij had zijn magie aan het zwaard overgedragen. De tranen sprongen in Cyanes ogen toen ze zich realiseerde dat Meroboth hierdoor een oude en breekbare man was geworden. Jaren en jaren had hij geleerd om een goede magiër te worden en nu was hij in één klap al die kennis kwijt. Bijna onmiddellijk drong het tot haar door dat Melsaran had geweten dat dit was gebeurd. Daarom had hij er zo op aangedrongen dat ze Meroboth moest beschermen.
Met een gevoel van diep ontzag stak Cyane haar hand uit en nam het zwaard van Meroboth over. Ze keek naar de stralende steen waarin al Meroboths macht was opgesloten. Onthutst bedacht ze dat ze geen idee had wat ze ermee aan moest. Dat zou zelfs Sirus haar niet kunnen leren en Meroboth was er niet langer toe in staat. Ze keek om zich heen. Vélar was inmiddels ook aangekomen in de hal en iedereen stond om haar en Meroboth heen. De dwergenkoning keek ernstiger dan Cyane hem tot nu toe had gezien en ze zag tot haar ontzetting dat er in de ogen van Sirus tranen stonden.
Het was een moment dat ze nooit meer zou vergeten. Verdrietig keek ze naar Meroboth. Zijn groene ogen stonden vermoeid en even was het alsof ze tegenover Melsaran stond. Toen verscheen de vertrouwde schittering weer in de ogen van de voormalige magiër. ‘We hebben een klein probleempje,’ zei hij op zijn droge wijze.
De spanning was gebroken en Cyane hoorde opeens een woedend gebons op een van de deuren die uitkwamen in de hal. ‘Laat me erin, rottovenaar. Jullie gaan niet weg met mijn zwaard!’ schreeuwde iemand.
‘O, nee hè,’ kreunde Sirus. Hij liep naar de deur en draaide hem van het slot. Onmiddellijk stormde een paars aangelopen dwerg naar binnen. Het was Giffor. Hij rende naar Cyane en bleef hijgend van woede en verontwaardiging voor haar staan. ‘Ze heeft hem vast. Die vrouw heeft mijn zwaard vast,’ gilde hij hysterisch.
Cyane dacht net dat hij haar zou bespringen toen Vélar naar voren stapte. ‘Ahum,’ zei de koning.
Giffor draaide zich verschrikt om. ‘O, majesteit,’ zei hij heel wat kalmer. ‘Ik had uwe hoogheid niet gezien.’
‘Giffor, mijn beste meestersmid,’ zei Vélar op hartelijke toon. ‘Dit is Cyane, die vanaf vandaag onder mijn persoonlijke bescherming staat.’
Het gezicht van Giffor betrok zichtbaar.
‘Ik neem toch aan dat jij geen problemen hebt met mijn koninklijke besluit?’ vroeg Vélar.
‘Eh…’ begon Giffor, wiens gezicht van paars naar rood verkleurde. ‘Natuurlijk niet.’