‘Ik geloof niet dat hij erg aardig is, hè?’ vroeg ze.
Tiron zweeg. Hij wilde haar geruststellen. Haar vertellen dat ze nooit met graaf Thorvald hoefde te trouwen, omdat Meroboth andere plannen met haar had. Maar hij mocht niets zeggen.
Ze reden het bos in. Cyane, altijd erg oplettend, wees plotseling voor zich uit. ‘Daar komt iemand aan.’
Tiron volgde haar blik. De man was niet goed te zien tussen de bomen, maar hij kwam hun kant op. Sindra, die gewoontegetrouw achter Cyane en Horizon aan had gelopen, begon opeens te blazen en haar zwarte haren schoten overeind. Cyane keek bevreemd naar haar kat. Tiron wierp een blik op Sindra en keek toen scherp naar de man die snel dichterbij kwam. Hij was gekleed in een bruinfluwelen mantel en reed op een groot zwart paard dat er gespierd en sterk uitzag.
Toen hij vlak bij hen was, zag Tiron dat de man niet menselijk was. Hij had de smalle, lange bouw van het feeënvolk en de voor hen karakteristieke puntige oren. Zijn haren waren blond en in zijn magere gezicht vielen de hoge jukbeenderen op. Zijn ogen waren pupilloos zwart en toonden geen enkele emotie.
Cyane staarde met open mond naar de man. Ze had nog nooit een niet-menselijke gezien. Vanuit zijn ooghoeken zag Tiron Sindra geruisloos in de struiken verdwijnen.
De man zag er rijk uit. Onder de bruinfluwelen mantel droeg hij louter zwarte kleren. Zijn lange vingers speelden losjes met de teugels. Toen merkte Tiron de ring op. Het was een gouden ring waarvan de band gevlochten was. Twee sierlijke punten leidden naar de houder en in die houder lag een kleine gitzwarte diamant, glad geslepen en kaal, maar zonder enige schittering.
Tiron hield onbewust even zijn adem in. Hij kende deze zwarte Miamantjes. Het was het teken van Tronador. Deze fee werkte voor de Zwarte Magiër. Langzaam en met een bonzend hart bekeek Tiron de man nog wat nauwkeuriger. Hij herinnerde zich de woorden van Meroboth en zijn blik werd weer naar het diamantje gezogen. De steen was leeg, er was geen magie in gevangen zoals in de diamant van Meroboth. Deze fee moest Ikor zijn, een van de twee meesterspionnen van Tronador.
Ikor hield voor hen stil en met zijn onpeilbare zwarte ogen nam hij hen langzaam op. Tiron rilde. Cyane had het niet in de gaten en bekeek de fee nog steeds nieuwsgierig. Hij dacht vlug na. Ikor zou niet aarzelen de toekomstige draagster van het zwaard te doden, of ze nu een kind was of niet.
Ikor knikte hen toe. ‘Goedemiddag,’ groette hij met een vlakke stem.
Cyane neeg haar hoofd zoals het een goede jonkvrouw betaamde.
Tiron ging niet op de begroeting in. ‘U bent hier op de landerijen van graaf Osborn. Bent u hier met een speciale reden?’ informeerde hij.
‘Niet echt,’ zei Ikor schouderophalend. Hij draaide zijn ogen weer weg van Tiron en keek belangstellend naar Cyane. ‘Wat is uw naam, jonkvrouw?’
‘Ik heet…’ begon Cyane.
‘Dit is gravin Isabella en wat had uw vader u nu gezegd over het aanspreken van vreemden?’ Tiron keek dwingend naar Cyane. Als ze al verbaasd was, liet ze het niet merken.
Ze knipperde niet eens met haar ogen en Tiron voelde een golf van bewondering over zich heen komen toen ze beschaamd haar hoofd boog en zei: ‘Je hebt gelijk, het spijt me, Gendor.’
‘Gravin Isabella is al beloofd aan een man en haar vader vindt het niet goed dat ze met anderen spreekt,’ legde Tiron uit.
‘Juist ja,’ zei Ikor. Uit zijn zwarte, lege ogen bleek niets. ‘Dus ze gaat trouwen?’
‘De voorbereidingen zijn in volle gang,’ zei Tiron.
Ikor knikte en wendde zich weer tot Cyane. ‘Dan wens ik u veel geluk, gravin. Ik wil alleen maar door de landerijen van uw vader heen reizen om bij mijn einddoel te komen. Ik hoop dat u mij daar toestemming voor verleent.’
Cyane knikte genadig.
‘Mijn dank is groot,’ zei Ikor. Hij keek hen beiden nog een keer aan, wendde zijn paard en verdween in de bossen.
Tiron slaakte een zucht van verlichting. Uit niets bleek dat Ikor zijn verhaal niet had geloofd. Maar hij wist dat feeën moeilijk te peilen waren.
Sindra kwam weer uit de struiken te voorschijn. Haar groene ogen zogen zich vast aan Tiron. Haar haren stonden nog steeds overeind.
‘Wie was dat?’ informeerde Cyane. ‘Waarom deed je zo raar?’
Tiron had in zijn haast om aan Ikor te ontkomen nog niet bedacht wat hij haar zou vertellen. Hij wendde zijn paard dusdanig dat hij vlak naast haar kwam. Hij legde zijn hand op haar handen die losjes de teugels vasthielden. ‘Onthoud deze man, Cyane,’ zei hij.
‘Waarom?’ ze keek hem niet-begrijpend aan.
‘Hij is gevaarlijk. Hij werkt voor iemand die heel slecht is. Als je hem nog eens tegenkomt en je bent alleen, vertel dan dit verhaal dat we net verzonnen hebben. Dan zal hij je niets doen.’
‘Ja, maar…’ sputterde ze.
Tiron keek haar dwingend aan. ‘Ooit zul je het begrijpen, Cyane. Ik vraag je dit niet zomaar.’
Cyane keek naar de man die in zo’n korte tijd zoveel voor haar was gaan betekenen. Ze was nog maar een kind en ze begreep haar eigen gevoelens niet, maar ze wist dat ze Tiron kon vertrouwen. Hij had vast een goede reden om dit van haar te vragen. Ze knikte. ‘Goed dan. Als jij dat wilt, doe ik dat.’
Tiron kneep haar dankbaar in haar hand. ‘Laten we maar teruggaan,’ stelde hij voor.
Cyane knikte en rustig reden ze terug naar het kasteel. Zwijgend verzorgden ze hun paarden in de stal.
Cyane keek naar Tiron, die stug doorwerkte. Ze had het vreemde gevoel dat ze aan een groot gevaar was ontsnapt en dat hij vandaag haar leven had gered. Ze wist niet waarom. Zo bedreigend had die man er niet uitgezien. Het was iets instinctiefs, iets wat ze gewoon wist. Ze liep naar hem toe en legde haar hand op zijn gespierde arm. ‘Dank je wel,’ zei ze eenvoudig. Toen draaide ze zich om en rende de stallen uit, over de binnenplaats naar het kasteel.
‘Ikor was hier?’ Meroboth ijsbeerde door zijn kleine torenkamer. ‘Verdorie, ik had gehoopt dat hij niet naar deze uithoek zou komen.’
‘Volgens mij had hij niets in de gaten,’ probeerde Tiron hem gerust te stellen. ‘Nietwaar, Sindra?’
Sindra lag uitgestrekt voor de open haard. Ze hief haar kop op en keek Meroboth met een ondefinieerbare blik aan.
‘O, nou dat stelt me echt gerust, hoor,’ zei Meroboth sarcastisch tegen de kat. ‘Wat doe je trouwens nog hier? Cyane kan wel in groot gevaar zijn.’
Sindra stond op en liep waardig naar de deur die Tiron gedienstig voor haar openhield.
Meroboth plofte neer op een van de twee houten stoelen en trommelde met zijn vingers op de tafel. ‘Nou ja, we hebben nog geluk gehad, neem ik aan,’ zei hij. Zoals gebruikelijk bekeek hij de zaken van de zonnige kant. ‘Daar waar Ikor is, is Adanar in elk geval niet.’
Tiron knikte. Ikor en Adanar konden eikaars bloed wel drinken. Beiden deden er alles aan om in de gunst van Tronador te komen en stonden elkaar daarbij behoorlijk in de weg.
‘En Ikor is gelukkig niet al te slim,’ zei Meroboth. Desondanks stond zijn gezicht zorgelijk. ‘Misschien moeten jullie maar niet meer zo vaak uit rijden gaan,’ suggereerde hij.
Tiron knikte spijtig. Hij keek altijd uit naar de ritten die hij met Cyane maakte. Hij zou moeite hebben haar binnen de muren van het kasteel te houden.
De moeite werd hem echter bespaard, zo ontdekte hij de volgende dag.
Graaf Osborn en gravin Cunnigunda hadden het leven van hun enige dochter nauwkeurig uitgestippeld. Zodra ze volwassen was, zou ze trouwen met graaf Thorvald en het leven leiden van een gravin. Daarin pasten in ieder geval geen wilde ritten met de een of andere stalknecht. Het werd tijd dat Cyane een opvoeding kreeg.