Выбрать главу

‘O, is dat het.’ Meroboth knipte met zijn vingers. ‘Alsjeblieft.’

Ze keek weer in de spiegel. Nu zag ze iets wat op een ondergrondse stad leek en er liepen allemaal kleine mannetjes rond. Verschrikt deed ze een stap naar achteren. Dat was puur instinctief geweest, want haar nieuwsgierigheid won het meteen. Ze deed weer een stap naar voren en keek met intense belangstelling in de spiegel.

‘Dat is Banadoor, de hoofdstad der dwergen,’ legde Meroboth uit.

‘Bestaat dat echt?’ vroeg ze met een opgetogen blik naar de magiër.

Hij knikte.

‘O, dat zou ik weieens willen zien,’ zei Cyane.

Meroboth knipte weer met zijn vingers. Nu verscheen er een groene heuvel met daarop het mooiste kasteel dat ze ooit had gezien. Het leek wel gebouwd van kristal en het lag te schitteren in de zon. ‘Dat is de burcht van Orion, de elfenkoning,’ zei hij.

Sprakeloos staarde ze naar het prachtige bouwwerk. Meroboth knipte nog eens met zijn vingers. Nu verscheen er een woud, gehuld in nevelen. Het zag er geheimzinnig uit en ze meende dat ze vage schimmen tussen de bomen zag bewegen.

‘Het Dryadenwoud.’

‘O, wat spannend,’ fluisterde Cyane. ‘Wat zou ik dat graag eens allemaal in het echt willen zien.’

Meroboth glimlachte. Hij was blij te ontdekken dat Gondolins opvoeding haar avontuurlijke karakter niet had gebroken. Het meisje stond met schitterende ogen voor de spiegel. ‘Wie weet gebeurt dat ook nog weleens,’ zei hij.

Cyane draaide zich om en schudde triest haar hoofd. ‘Volgende week moet ik met graaf Thorvald trouwen,’ zei ze.

‘Werkelijk?’ zei Meroboth. Hij knipte voor de laatste maal met zijn vingers. Ze draaide zich weer om. Het volgende beeld in de spiegel benam haar de adem. Niet omdat het mooi was maar omdat de koude ervan afstraalde. Ze zag een zwarte afgrond en daarachter een duistere rotsformatie met daarop een kasteel gebouwd met zwarte stenen. De bliksem schoot langs de burcht de diepte in. Ze draaide zich met een ruk om, onaangenaam verrast. ‘Wat is dat?’ vroeg ze.

‘O, dat is de woning van Tronador,’ zei Meroboth.

Cyane draaide zich weer om, maar het beeld was weg en ze zag alleen zichzelf in de spiegel. Ze sloeg verschrikt haar hand voor haar mond. Haar spiegelbeeld droeg een zwaard. Een zilveren zwaard met drie edelstenen op het gevest in drie kleuren: groen, blauw en rood. Ze schitterden haar alle drie op een intense manier tegemoet. Ze hijgde en knipperde met haar ogen. Toen was het beeld weg en zag ze zichzelf zoals ze nu stond. Een verschrikt kijkend meisje in een rode jurk.

Cyane keek naar Meroboth, die naar een kleine kast was gelopen. Hij knielde ervoor neer en opende de deurtjes. ‘Omdat je bijna jarig bent, heb ik een cadeau voor je,’ zei de magiër, die net deed alsof hij de verwardheid van de jonge vrouw niet merkte. ‘Van een oude vriend.’

Ze rolde van de ene verbazing in de andere. ‘Oude vriend?’ vroeg ze.

‘Tiron.’ Meroboth stond op en draaide zich om. In zijn handen had hij een zadel. Met belangstelling keek hij naar de wisselende gezichtsuitdrukkingen van het meisje voor hem.

Eerst keek ze erg verbaasd en toen ontroerd. Ze liep naar de oude man en nam het zadel van hem over. Ze bekeek het aan alle kanten en streelde liefdevol over het glanzende leer. ‘Heeft Tiron dit voor me gemaakt?’

Tot zijn ontzetting zag Meroboth dat Cyane beverig ademhaalde. ‘Eh… ja, vind je het niet mooi?’

‘Mijn eigen zadel. Het is prachtig.’

‘Prachtig, inderdaad. Dus lach maar gauw,’ stelde Meroboth voor.

‘Tiron heeft me geleerd te rijden,’ vertelde ze. ‘Ik reed altijd op een oud zadel, weet u?’

Meroboth zweeg. Natuurlijk wist hij dat.

‘Tiron.’ Cyane leek terug te gaan in de tijd. Plotseling keek ze op. ‘Kent u hem? Weet u waar hij is? Hij is toch niet meer hier?’

‘Ik ken Tiron. Hij is een… eh… vriend van me. Helaas heb ik geen idee waar hij nu is,’ loog Meroboth. De magiër had doorgaans weinig last van zijn geweten en hij had zijn verhalen, waar of niet waar, meestal snel klaar. Toch had hij nu een onplezierig gevoel toen hij de verdrietige blik van Cyane zag. Natuurlijk wist hij waar Tiron was dankzij de nooit aflatende spionnen van Vélar, de dwergenkoning. Na al die jaren was Tiron nu weer op weg naar het kasteel.

‘O, dat is jammer,’ zei Cyane. Ze streelde in gedachten het zadel. Toen gaf ze resoluut het zadel terug. ‘Ik kan het niet houden,’ zei ze. ‘Ik heb er niets aan en Gondolin zou het meteen van me afpakken.’

Meroboth bezweek bijna door de kracht waarmee Cyane het zadel tegen hem aan duwde. ‘Ach ja, die Gondolin. Interessante dame. Weet erg veel als ik dat zo hoor.’ Zijn toon was spottend.

Ze keek hem kwaad aan. ‘Ze houdt heel veel van me,’ zei ze. ‘Ze heeft me opgevoed tot de jonkvrouw die ik nu ben.’

‘O, en het resultaat mag er wezen,’ haastte Meroboth zich te zeggen, maar de ironie droop er zo duidelijk vanaf dat ze begon te koken. Ze hield veel van Gondolin, die ze als een soort moeder zag. Gondolin was al zoveel jaren bij haar en ze was erg trouw ondanks de verschillende ideeën die ze hadden over haar toekomst.

‘Ze heeft gezorgd dat ik een goed huwelijk kan sluiten met graaf Thorvald. Heeft u enig idee hoe rijk hij is?’ zei Cyane fel. Ze schrok van zichzelf. Dit waren Gondolins woorden, niet de hare. Ze had nooit gegeven om iemands rijkdom.

‘Graaf Thorvald?’ Meroboth dacht even na. ‘Wel, ik neem aan dat hij erg rijk is. Wat een eer dat je met hem mag trouwen.’ Hij legde het zadel op de tafel en draaide zich weer naar haar om. Zijn groene ogen boorden zich in die van haar. ‘Vertel mij eens, Cyane. Je houdt zeker wel heel veel van hem?’

Cyane keek in de ogen van de magiër, die recht in haar ziel leken te kijken. Ze wist opeens zeker dat Meroboth het antwoord allang kende. Ze hijgde, draaide zich om en rende de torenkamer uit.

Peinzend keek Meroboth haar na.

Cyane rende de trap af en de gangen door, terug naar haar vertrouwde kamer. Ze probeerde alle gedachten en gevoelens die zich aan haar opdrongen, te negeren. Buiten adem gooide ze de deur open. Ze hield abrupt stil. In de kamer stond Gondolin. Zoals steeds als ze in Gondolins gezelschap was, voelde ze zich nietig worden. Ze wist wel dat ze mooi was, maar niemand kon op tegen de verbluffende schoonheid van Gondolin.

‘Kind toch,’ zei Gondolin, ‘waar heb jij gezeten?’

‘O… eh, ik had even frisse lucht nodig,’ loog ze.

Gondolin schudde afkeurend haar hoofd. ‘Denk toch aan je huid.’

Cyane knikte, liep naar het raam en pakte haar borduurwerkje op. Ze was Gondolin meteen weer vergeten. Ze dacht aan alles wat zich het afgelopen uur had afgespeeld. Aan Meroboth, de tovenaar en zijn magische spiegel die haar schitterende rijken had laten zien, aan haar spiegelbeeld met dat vreemde zwaard met de drie edelstenen en aan Tiron, die een zadel voor haar had gemaakt.

Tiron, ze was hem nooit vergeten. En hoe meer het huwelijk met graaf Thorvald naderde, hoe vaker ze aan hem dacht. Gondolin zou voor dood op de grond neervallen als ze wist dat ze vaker aan een stalknecht dacht dan aan de steenrijke graaf Thorvald. Meroboth had gelijk. Ze hield niet van hem. Maar dat was het leven dat haar te wachten stond. Of toch niet? Wat had dat zwaard te betekenen? Wat deed Meroboth eigenlijk in die toren?

Gondolin keek bezorgd naar haar pupil. Ze leek wat afwezig. Dat kwam vast door het naderende huwelijk. Het kind zou een heel nieuw leven tegemoet gaan. Het was heel normaal dat ze daar zenuwachtig over zou worden. Gondolin besloot haar deze laatste weken wat meer in het oog te houden. Ze kon haar steun nu goed gebruiken. Gondolin liep naar haar toe en legde haar handen op haar schouders. Cyane keek haar dankbaar aan maar zweeg. Ze kon niet met haar praten over alle verwarrende gevoelens die zich van haar meester maakten. Afwezig keek ze weer naar haar borduurwerkje, diep in gedachten.

De laatste dagen thuis vlogen voorbij met volgens Gondolin heel belangrijke dingen als het samenstellen van Cyanes garderobe en uitzet en de voorbereidingen van het huwelijk. Cyane zag zowel Meroboth als Sindra niet meer en vooral dat laatste deed haar veel verdriet. De momenten in de torenkamer bij de magiër speelden constant door haar hoofd. Wat had het allemaal te betekenen? Maar hoe vaak ze er ook over nadacht, ze werd er niet wijzer van.