In de nacht voor het vertrek naar het kasteel van graaf Thorvald kon Cyane de slaap niet vatten. De toekomst drong zich levensgroot en eenzaam aan haar op. Met een ruw gebaar stond ze op, trok haar kamerjas aan en greep een fakkel. Vastbesloten liep ze haar slaapkamer uit. Ze wilde met Meroboth gaan praten over dat zwaard. Ze wist zeker dat het iets te betekenen had.
Ze liep dezelfde gangen door. De fakkel wierp beangstigende schaduwen op de muren. Ze lette er niet op. Ze was niet gauw bang. Ze beklom de torentrap om te ontdekken dat de deur openstond. Bevreemd liep ze naar binnen. De torenkamer was leeg en donker. In eerste instantie ongerust maar algauw verbaasd keek ze rond. Alle meubels waren weg en overal lag stof. Aan de zoldering hingen tientallen spinnenwebben. In dit vertrek was in geen jaren iemand geweest, laat staan dat daar een aantal dagen eerder nog iemand had gewoond.
Cyane liep de trap weer af. Ze was vast in de verkeerde toren terechtgekomen. Ze controleerde het een keer en toen nog eens. Beide keren kwam ze weer in de lege toren terecht. Dit moest toch de juiste toren zijn, maar hij was onbewoond; Meroboth was weg. Als ze de tekenen moest geloven was hij hier zelfs nooit geweest.
Verslagen stond Cyane in het midden van het vertrek met haar fakkel. Een eenzame traan liep langs haar wang. Toen draaide ze zich om en liep langzaam terug naar haar kamer.
De volgende dag werd de halve inboedel van het kasteel op karren geladen en reden Cyane, haar ouders en Gondolin in twee staatsiekoetsen naar het kasteel van graaf Thorvald. Cyane zat tegenover Gondolin en ze zag er bleek en moe uit. Ze keek naar het kasteel waarin ze haar jeugd had doorgebracht en naar de landerijen waar ze vroeger met Tiron had gereden. De laatste band met hem werd nu verbroken. Het kasteel werd kleiner en verdween ten slotte uit het zicht.
Het was een aantal uren reizen naar haar nieuwe thuis. Cyane sprak nauwelijks tijdens de reis. Gondolin vond dat niet vreemd en weet het aan de zenuwen.
Met de nodige bombarie arriveerde het gezelschap ten slotte op de binnenplaats van het kasteel van graaf Thorvald, dat ongeveer twee keer zo groot was als dat van Cyanes ouders. Graaf Thorvald verwelkomde hen niet zelf, omdat hij net een feest had. Cyane rilde bij deze boodschap. Zo belangrijk vond graaf Thorvald zijn nieuwe vrouw dus. Hij nam die avond niet eens de moeite om langs te komen terwijl ze de volgende dag al met hem zou trouwen.
Met een bezwaard hart ging Cyane naar bed. Ze staarde naar het grijze plafond en voelde zich diep ongelukkig.
Ze wist niet hoelang ze daar al gelegen had toen er op de deur werd getikt. Ze schoot overeind. Het was zeker al ver na middernacht. Wie kwam haar nu nog bezoeken? Ze stond op en opende de deur. Ze slaakte een kreet van verbazing. ‘Tiron.’
Tiron sloeg alle plichtplegingen over, ondanks de lange tijd die verstreken was sinds hun laatste ontmoeting. ‘Kom mee,’ gebood hij, zijn eigen gevoelens van vreugde en opluchting negerend.
Cyane bleef staan waar ze stond. Tiron was veranderd. Hij was ouder geworden en hij had het jongensachtige verloren. In zijn gezicht stond een aantal scherpe lijnen en zijn groene ogen stonden ernstig. Ze keek in die ogen en wist op dat moment zeker dat ze nooit met graaf Thorvald kon trouwen. Ze draaide zich om en liep naar de kast waar haar kleding in lag. Ze rukte hem open en pakte er wat gewaden uit. Ze pakte ook nog wat persoonlijke spulletjes, bond alles samen tot een handzaam pakketje en liep toen naar Tiron. ‘Ik ben klaar. Laten we gaan,’ zei ze.
Tiron glimlachte. Ze deed hem meteen weer versteld staan. Meroboth had gezegd dat hij vermoedde dat het wel enige overredingskracht zou kosten om haar mee te krijgen. Meroboth kende haar blijkbaar nog niet erg goed. In de jaren dat Tiron wegwas geweest was ze alleen maar standvastiger geworden. En veel, veel mooier.
Cyane liep zonder achterom te kijken naar buiten. Ze had geen idee wat Tiron eigenlijk van haar verlangde of waar ze heen gingen, maar ze wist wel dat het nooit erger kon zijn dan wat haar hier wachtte. Ze verafschuwde graaf Thorvald. Ze wilde niet achter slot en grendel leven. Ze wilde wat van haar leven maken.
Ze slopen de donkere gangen door naar de deur die naar de binnenplaats leidde. Een enkele fakkel verlichtte het door muren omringde plein. Er stonden vier paarden die in bedwang werden gehouden door een man. Cyane herkende onmiddellijk Meroboth, de tovenaar. Verbaasd keek ze om naar Tiron maar die bracht haar resoluut naar een van de paarden. Het was een prachtige zwarte en krachtig uitziende hengst. ‘Horizon!’ riep ze verrast uit waarna ze van schrik haar hand voor haar mond sloeg en om zich heen keek.
Meroboth grijnsde en overhandigde haar de teugels. Horizon hinnikte en begroef zijn neus in haar lange, blonde haren, die nu los om haar heen hingen. ‘Hij herkent me,’ fluisterde ze.
‘Hij heeft al die tijd op je gewacht,’ zei Tiron achter haar.
Horizon was al gezadeld. Cyane streek over het leer. Het was het zadel dat Tiron voor haar gemaakt had. Ze bond het pakketje kleding aan het zadel vast en keek toen even aarzelend naar Horizon. Het was jaren geleden dat ze gereden had. Ze herinnerde zich de lange tochten met Tiron en hoe prettig ze het rijden gevonden had. Ze pakte de teugels stevig vast en steeg op. Het voelde onmiddellijk vertrouwd. Horizon dacht er ook zo over. Hij hinnikte trots.
‘Hoogste tijd om te gaan,’ zei Meroboth. Hij steeg op zijn eigen paard, een nogal lelijke gevlekte merrie. Naast de hoeven van dat dier ontdekte Cyane het zwarte lijf van Sindra. Tiron steeg op zijn witte merrie en hield tegelijkertijd de teugels van een bruin paard vast. Ze vroeg zich af van wie dat paard was maar voordat ze dat kon vragen werd de deur waardoor zij en Tiron naar buiten waren gekomen opengegooid. Ze keken alle drie verschrikt om. In de deuropening stond Gondolin.
‘O nee,’ kreunde Cyane.
Gondolin liep zonder aarzelen naar hen toe. ‘Wat heeft dit te betekenen? Cyane, kom onmiddellijk van dat beest af,’ gebood ze. ‘Wat moet graaf Thorvald wel niet denken als hij dit ziet.’
Ze zocht wanhopig naar een antwoord maar zoals altijd voelde ze zich klein worden in Gondolins aanwezigheid. Ze zag de bekende ijzige blik in Gondolins ogen verschijnen en ze voelde alle tegenstand verdwijnen.
‘Dat kan ons eigenlijk weinig schelen, schone dame,’ klonk de vrolijke stem van Meroboth.
Cyane wist zeker dat hij in het duister Gondolins blik niet kon zien.
Gondolins bruine ogen flitsten in de richting van de stem. Langzaam werden ze groot van afschuw. ‘Jij bent een tovenaar,’ zei ze. Ze spuugde het laatste woord haast uit.
‘En een heel goede ook, al zeg ik het zelf. Maar als het u om het even is, noem ik mezelf liever een magiër,’ zei Meroboth, de toon van Gondolin negerend. ‘Het is me werkelijk een eer om me in uw oogverblindende gezelschap te bevinden. Mijn naam is Meroboth.’
Gondolin keek hem aan alsof hij een vies insect was en draaide zich toen om naar Cyane, die zich erg opgelaten voelde. ‘Kom mee,’ zei ze.
Cyane keek even naar Tiron, die haar bemoedigend toeknikte. Voor het eerst in haar leven weerstond ze Gondolins koude blik. Ze greep de teugels van Horizon stevig vast. ‘Nee,’ zei ze.
‘Ik gebied het je.’ Gondolins ogen glinsterden vervaarlijk. Ze had haar nog nooit zo gezien. Cyane beet op haar lip. Ze hield oprecht van Gondolin, die heus wel het goede met haar had voorgehad en haar had behandeld alsof ze haar eigen dochter was. Toen dacht ze aan graaf Thorvald. ‘Ik ga niet mee,’ zei ze beslist.
Gondolins ogen spuwden vuur. ‘Ik heb mijn leven voor jou opgeofferd,’ beet ze haar toe.
Cyanes knokkels werden wit maar ze hield vol. ‘Daar heb ik niet om gevraagd.’
Gondolin had hier geen weerwoord op. ‘Ga je je toekomst vergooien aan een tovenaar en aan een…’ Gondolin nam Tiron, die achter Cyane stond neerbuigend op, ‘stalknecht?’
Dit was te veel voor haar. Zolang als ze hem kende, had ze bewondering gekoesterd voor Tiron. Gondolins veelbetekenende blik naar de man die zoveel voor haar betekende riep een grote woede bij haar op. Fel keek ze Gondolin aan en al haar grieven kwamen naar boven. ‘Inderdaad,’ zei ze fier. ‘Ik ga met hen mee, want alles is beter dan die vreselijke graaf Thorvald. Je zegt dat je van me houdt en toch lever je me uit aan die man. Hoe heb je dat ooit kunnen rijmen? Geld is niet alles en een groot kasteel al helemaal niet. Zoek maar een ander slachtoffer uit dat je kunt opvoeden voor een goed huwelijk. Ik ga weg.’ Cyane drukte haar hielen in Horizons flanken en het dier zette het meteen op een lopen.
Sindra ging haar achterna, de poort van het kasteel uit. De rest bleef enigszins verbaasd staan.
‘Juist,’ zei Meroboth ten slotte. ‘Dat is duidelijk. Ga je mee, Tiron?’
Tiron knikte, maar voordat hij zijn dier kon aansporen kwam Gondolin voor hem staan. ‘Ik heb dat kind opgevoed en ik laat haar haar leven niet vergooien aan jullie. Ik ga mee om haar te beschermen.’
De mond van de magiër viel open. ‘Mee om Cyane te beschermen?’ herhaalde hij.
Gondolin knikte vastberaden.
‘Maar haar leven zal vol gevaar zijn en u ziet er nu niet bepaald uit alsof… nou ja… tja…’ Meroboths betoog doofde als een nachtkaarsje en dat terwijl Tiron nooit iemand had ontmoet die welbespraakter was.
‘Ik wil niet dat ze haar manieren verliest,’ zei Gondolin.
‘Haar maméren?’ riep Meroboth uit.
‘Als ze straks tot bezinning komt, moet ze nog een goed huwelijk kunnen sluiten,’ legde Gondolin boos uit.
‘Ze kan altijd nog met mij trouwen,’ stelde Meroboth voor.
Gondolin keek hem vol afschuw aan.
De magiër grijnsde waarna hij zijn paard de sporen gaf en de poort uit stormde.
Gondolin keek naar Tiron en toen naar het bruine paard dat hij vasthield. ‘Hoe kom ik daarop ?’ vroeg ze een stuk milder.
Het kostte Tiron heel wat moeite haar op het paard te krijgen. Gondolin had een natuurlijke afkeer voor alles wat op Vier poten liep en helaas moest Tiron na verloop van tijd tot de conclusie komen dat het andersom ook het geval was. Alles wat op vier poten liep had een afkeer van Gondolin.
Uiteindelijk zat ze op het tegenstribbelende paard. Niet zo elegant als ze dat zelf wel zou willen, want ze moest zich stevig vasthouden. Tiron hield de teugels vast en zo stapten ze samen de poort van het kasteel uit, de duisternis in. Een onzekere toekomst tegemoet.