Larry Niven
Beschermers van Ringwereld
Proloog
Naar de Kaart van Californië
AD 1733 — Val der Steden (het Experimentalistische regime van de Poppenspelers brengt de supergeleiderpest naar Ringwereld).
AD 2843 — Eerste contact: de Grote Leugenaar stort neer op Ringwereld.
AD 2870 — De Hete naald van Onderzoek vertrekt van Canyon.
AD 2872 — De naald bereikt Ringwereld.
AD 2873 — De stabiliteit van Ringwereld hersteld.
AD 2874 — Een jaar later…
Verst-in-de-achterhoede danste.
Zo ver de blik reikte was men aan het dansen onder een laag plafond dat een vlakke spiegel was. Tienduizenden van zijn soort bewogen zich in telkens wisselende golfbewegingen die strakke patronen volgden. Ze hielden hun hoofden hoog opgericht en laag gebogen om hun oriëntatie niet kwijt te raken. Het klepperen van hun hoeven maakte deel uit van de muziek, als een batterij van honderdduizend castagnetten.
Stapje voorwaarts, trap naar achteren, draai. Eén oog gericht op je partner. En tijdens deze beweging en de volgende vooral niet kijken naar de wand waarachter zich de Bruiden bevinden. En niemand aanraken.
Al miljoenen jaren bepaalden het prijsdansen en een heel scala van andere sociale randvoorwaarden wie zou paren en wie niet.
Achter de illusie van de dans was in de verte de illusie van een groot venster te zien. Dat Verst-in-de-achterhoede dit beeld vanuit de Verborgen Patriarch zag vormde een afleiding, een gevaar voor zijn concentratie op de strikte choreografie, een handicap tijdens het dansen. Nu een hoofd oprichten, nu buigen… De andere driebenige dansers, de vloer en het spiegelplafond waren projecties van de scheepscomputer van de Hete naald van Onderzoek. Door te dansen hield Verst-in-de-achterhoede zijn vaardigheden, zijn reflexen en zijn gezondheid op peil. De bezigheid leende zich heel goed om tot rust te komen, afstand te nemen en te mediteren, maar die gemoedstoestand kon van het ene moment op het andere verstoord worden. Een Aards jaar geleden, ofwel een half jaar op de Poppenspelerwerelden, ofwel veertig Ringwereld rotaties, hadden Verst-in-de-achterhoede en zijn twee lijfeigenen een zeiljacht van anderhalve kilometer lengte ontdekt, dat bij de Kaart van Mars lag aangemeerd. De twee hadden het de Verborgen Patriarch gedoopt en waren ermee vandoor gegaan, Verst-in-de-achterhoede in zijn eentje achterlatend. Het venster in de danszaal bood een hier-en-nu-aanblik, gezien vanuit een netwerkoog dat op het voorste kraaiennest van de Verborgen Patriarch was aangebracht. Wat door het venster was te zien was dus veel echter dan de dansers.
Chmee en Louis Wu lummelden wat rond op het voordek. De opstandige dienaren van Verst-in-de-achterhoede zagen er allebei niet al te vief meer uit. De medische programmatuur van Verst-in-de-achterhoede had hun beiden hun jeugd teruggegeven, amper twee jaar geleden. Jong en gezond waren ze nog steeds, maar lui en slap bovendien.
Trapje achterwaarts, tik de hoeven aan. Draai om, een likje van de tongen…
De Grote Oceaan lag onder een deken van mist. De wind arrangeerde de nevelmassa’s tot grillige patronen boven het reusachtige jacht. Aan de kust hoopten de mistbanken zich torenhoog op, als een vloedgolf. Alleen de kraaiennesten, bijna tweehonderd meter in de hoogte, staken boven de mist uit. Ver in het binnenland braken hoge, bijna zwarte bergen met glinsterende sneeuw pieken door de witte deken. De Verborgen Patriarch was thuisgekomen. Verst-in-de-achterhoede zou zijn metgezellen nu spoedig echt kwijtraken. Het netwerkoog ving stemgeluiden op.
Louis Wu: ‘Ik ben er tamelijk zeker van dat de ene berg de Hood is en de andere de Rainier. Die derde, daarginds, ken ik niet. Het zou de Sint Helena kunnen zijn, maar die is bijna duizend jaar geleden toch ontploft?’ Chmeee: ‘Een berg op Ringwereld ontploft niet, tenzij hij wordt getroffen door een forse meteoor.’ ‘Je haalt me de woorden uit de mond. Ik denk dat we over een uurtje of tien de Baai van San Francisco zullen passeren. Gezien het soort winden en golven dat de Grote Oceaan produceert heb je een fatsoenlijke baai voor je lander nodig, Chmeee. Daarvandaan kun je dan je invasie beginnen, als je het niet erg vindt op te vallen.’ ‘Ik val graag op.’ De Kzin ging staan en rekte zich uit, met uitgestoken klauwen. Tweeënhalve meter pels en spieren, rijkelijk voorzien van dolken — echt iets uit een nachtmerrie. Verst-in-de-achterhoede moest zichzelf eraan herinneren dat hij alleen maar een hologram zag. De Kzin en de Verborgen Patriarch waren meer dan vierhonderdduizend kilometer verwijderd van de plek waar zijn ruimteschip begraven lag onder de Kaart van Mars.
Snelle draai, schuif de voorvoeten naar links, dan een stap naar links.
Let niet op dat venster. De Kzin ging weer zitten. ‘Dit schip is verdoemd, denk je ook niet? Het is gebouwd voor een invasie van de Kaart van de Aarde. Toen heeft Teela het ingepikt, nadat ze een beschermheer was geworden, om de Kaart van Mars en het Reparatiecentrum aan te vallen. En nu is de Verborgen Patriarch alsnog hier aangekomen voor een invasie van de Aarde.’
In de cabine van het gestrande ruimteschip van Verst-in-de-achterhoede stak nu een verkoelend briesje op. De dansbewegingen waren sneller geworden. Zweet maakte de elegant gecoiffeerde manen van Verst-in-de-achterhoede doornat en droop naar beneden over zijn benen. Het venster kon meer dan alleen natuurlijk licht doorgeven. Door middel van radar kon hij de grote baai zien, aan de zuidkant (volgens de coördinaten van deze kaart), en het onregelmatige snoer van steden die de archaïsche Kzinti in de gehele kuststrook hadden gesticht. De kromming van een planeet zou die aanblik aan zijn gezicht hebben onttrokken. ‘Ik zal je missen,’ zei Louis.
Even leek het alsof zijn metgezel het niet had gehoord. Toen begon de grote bonk oranje vacht te praten, zonder zich om te draaien. ‘Louis, daarginds zijn heren die ik kan verslaan en paargenoten die mijn kinderen kunnen dragen. Daar ben ik op mijn plaats. Jij niet, denk ik. Daarginds zijn de humanoïden slaven, en ze zijn trouwens ook niet helemaal van jouw soort. Jij hoort er niet heen te gaan, ik hoor niet hier te blijven.’ ‘Heb ik dan iets anders beweerd? Jij gaat, ik blijf. Ik zal je missen.’
‘Maar tegen je verstand in.’ ‘Hè?’ Chmeee zei: ‘Louis, ik heb een verhaal over jou gehoord, jaren geleden al. Ik moet weten of het waar was.’ ‘Vertel op.’ ‘Toen we waren teruggekeerd naar onze werelden, nadat we het schip van de Poppenspelers voor nadere studie aan onze regeringen hadden gegeven, heeft Chtarra-Ritt je uitgenodigd om je kans te wagen in het jachtpark bij de stad Bloed-van-Chwarambr. Jij was de eerste buitenwerelder die daar naar binnen mocht anders dan om er te sterven. Je bent twee dagen en een nacht op het terrein gebleven. Hoe was het?’ Louis lag nog steeds op zijn rug. ‘Als geheel prachtig. Vooral wegens de eer, denk ik, maar af en toe moet een man zijn geluk op de proef stellen.’ ‘We hoorden een verhaal, de volgende avond, tijdens het banket bij Chtarra-Ritt.’ ‘Welk verhaal?’ ‘Je was in de binnenste sectie, tussen de importwezens. Je trof daar een waardevol dier aan…’ Louis ging abrupt rechtop zitten. ‘Een witte Bengaalse tijger! Ik bevond me in een fraai, groen woud, doorspikkeld met allerlei rode en oranje vormen van Kzintische flora, en ik voelde me veilig, lekker op mijn gemak, een beetje nostalgisch. Maar toen stapte opeens die schitterende maar o-zo-dodelijke menseneter uit de bosjes. Hij bekeek me belangstellend. Chmeee, hij was van jouw formaat, pakweg vierhonderd kilo, en zo te zien ondervoed. Sorry, ga verder.’ ‘Een Bengaalse tijger, wat is dat?’ ‘Iets van ons, van de Aarde. Een oude vijand, zou je kunnen zeggen.’ ‘Ons werd verteld dat jij er resoluut langs liep om een of andere tak op te rapen. En dat je vervolgens voor de tijger ging staan, die tak als een wapen voor je uit priemend, en dat je zei: “Weet je nog?” En dat de tijger zich omdraaide en wegging.’ ‘ja.’ ‘Waarom deed je dat? Kunnen tijgers praten?’ Louis lachte. ‘Ik hoopte dat hij wel zou vertrekken als ik mij niet als een prooi gedroeg. Als dat niet werkte, dacht ik, zou ik hem misschien een mep op zijn neus kunnen geven, want ik had een omgevallen boom gezien en een tak van hard hout die zo te zien een ideale knuppel was. En ik praatte omdat er misschien een Kzin meeluisterde. Als een knullige toerist gedood te worden in het jachtpark van de Patriarch zou al erg genoeg zijn geweest, maar doodgaan als een jankend prooidier – njetl’ ‘Wist je dat de Patriarch een bewaker met je had meegestuurd?’ ‘Nee. Ik dacht dat er misschien monitoren, camera’s waren. Ik zag de tijger weglopen, draaide me om en stond oog in oog met een gewapende Kzin. Ik kreeg bijna de stuipen van schrik. Dacht dat het nog een tijger was.’ ‘Hij zei dat hij je bijna had moeten verdoven. Je daagde hem uit. Je stond op het punt hem met je knuppel aan te vallen.’ ‘Verdoven? Zei hij dat?’ ‘Dat zei hij.’