De nacht was gevallen, maar in het vage schijnsel van een deel van de zonverlichte Boog zag ze Beedj breed grijnzen. ‘Heb je al eens eerder onderhandelingen bijgewoond?’ vroeg ze de Grasreus.
‘Een paar. Louis Wu kwam toen ik een kind was, maar de overeenkomsten werden allemaal gesloten tussen hem en de oude Thurl. De Roden hebben dertig falans geleden vrede met ons gesloten; we hebben onze woongebieden afgebakend. Vierentwintig falans geleden hebben we een bijeenkomst met de Roden en de Zee-mensen gehad en kaarten uitgewisseld. Alle volken hebben dingen geleerd over het nieuwe territorium. Maar allemaal vinden ze de Grasreuzen onhandig groot…’
Een plichtmatige tegenwerping zou niet worden geloofd. Vala stak haar armen omhoog en vatte de Reus bij de ellebogen. Ze had geluisterd naar het geluid van Demonen in de nacht, maar alleen de regen gehoord.
De wolken hadden zich gesloten. Het was nu pikdonker.
‘Moeten we ons beperken tot wachten?’ vroeg een van de mannelijke Sprokkelaars. ‘Zouden ze dat misschien beleefder vinden?’
Manack, was het niet? Dichter behaard rond zijn keel, alsof hij een alfa en Silack een bèta was. Onder veel soorten humanoïden had het eerste type man het voor het zeggen, maar Vala wist niet hoe dat bij de Sprokkelaars zat.
‘Manack, we zijn hier,’ zei Vala. In hun eigen domein. Je zou zelfs kunnen stellen dat wij zijn gekomen om de heren van de nacht te vermaken. Wil je rishathra met me doen?’ Tegen Beedj voegde ze er snel aan toe: ‘Wegens het formaat, Beedj. Om me wat groter te gaan voelen. Ik verwacht dat Whand eerst met Moonwa zal…’ Maar toen zag ze dat Kay en Perilack het zakelijke gedeelte achter de rug hadden. Nou ja, de een dacht er zus over, de ander zo…
Rishen met een Sprokkelaar was niet meer dan een voorspel.
Rishathra bedrijven met de opvolger van de Thurl was iets heel anders. Het bood zijn genoegens. Hij was groot. Hij was zeer gretig. Hij was zeer trots op zijn zelfbeheersing, hoewel hij voortdurend op het randje balanceerde. Hij was erg groot.
Kaywerbrimmis had een heerlijk nachtje, zo te zien. Hij deelde een of andere grap of een geheimpje met Moonwa. Een prima handelaar, die man. Een prima man, eigenlijk. Vala keek steeds weer zijn kant op.
Ze hadden met elkaar gepaard. Vala kon dat niet uit haar gedachten zetten… en waarom zou ze het ook proberen? Het was een goede stemming om in te verkeren als je aan een rishpartijtje deelnam. Maar toch.
Paren is iets geordends. Aeonen lange evolutie heeft de paringsreacties van alle humanoïden geschapen: de benadering, de geur, de houding, de gebaren, de zichtbare signalen, de aanraking hints. En de cultuur voegt daar nog het nodige aan toe: dansen, clubjes, stijlen, toegestane woorden en zinnen.
Maar evolutie heeft nooit betrekking op seks met een andere soort, en rishathra is dus altijd een vorm van kunst. Waar vormen niet bij elkaar passen, kunnen misschien andere vormen worden gevonden. En wie niet kan meedoen kan toekijken, kan ondeugende adviezen geven…
En desnoods op wacht staan, als de handelaar even rust van lichaam of geest nodig heeft.
De nacht was nagenoeg stil, maar niet elke fluistering was wind. Er moesten Demonen buiten zijn. Het was hun plicht. Maar mocht de boodschap van een slagveld vol lijken hen toevallig niet bereikt hebben, dan zouden die zuchten van vampiers kunnen zijn.
Vala zat op een kruk van drie passen hoog, stevig genoeg voor een Grasreus. De nacht was warm genoeg om naakt te zijn, in elk geval was zij het, maar er hingen geladen geweren op haar rug. Voor zich uit zag ze regenvlagen en verder eigenlijk niets. Achter haar was op dit moment alle opwinding geluwd.
‘Wij en de Grasreuzen houden van elkaar, maar we zijn niet zo maar parasieten,’ hoorde ze een van de Sprokkelaars zeggen. ‘Waar vroeger hele wouden van spiegelbloemen stonden zijn nu planteneters te vinden. Ze zijn prooi die ons kan voeden. Wij trekken voor de mensen van de Thurl uit en nemen wat we nodig hebben. We zijn verkenners, we zijn gidsen, wij maken hun kaarten.’
Dat was Manack. Hij was een beetje klein om zelfs een vrouw van de Machine-mensen goed van dienst te zijn, en onervaren, maar hij kon bijleren. De juiste instelling was voor sommigen iets gemakkelijks, anderen leerden het nooit.
Paren heeft gevolgen. Een humanoïde reageert op een paring niet met zijn geest. Rishathra heeft geen gevolgen, de geest kan de zaakjes onder controle houden. Pijnlijke toestanden horen er niet bij. Er moet samen gelachen worden. Rishathra is amusement en diplomatie en vriendschap, en weten dat je wapens in het donker onder handbereik zijn.
‘We hopen fortuin te maken,’ zei Kay. ‘Degenen die het Rijk uitbreiden worden royaal behandeld. Het Rijk groeit naarmate het meer brandstof heeft. Als het ons lukt een gemeenschap over te halen om brandstof te maken en aan het Rijk te verkopen stelt de bonus ons allemaal in staat een gezin te stichten.’
‘Die bonus is voor jullie,’ zei Moonwa. ‘Die gemeenschappen krijgen iets heel anders. Verlies van ambities, verlies van vrienden en partners, desillusie en een vroege dood voor iedereen die jullie brandstof leert drinken.’
‘Sommigen zijn te zwak om “genoeg” te kunnen zeggen. Moonwa, jij bent daar toch zeker te sterk voor?’
‘Natuurlijk. Ik kan het vannacht al doen, nu meteen. Genoeg geweest, Kaywerbrimmis!’
Vala draaide zich om en zag witte grijnzen, grote en kleintjes.
Ik heb afgelopen nacht een van jouw handdoeken met brandstof om gehad,’ zei Beedj. Ik werd er duizelig van. Kon niet meer goed mikken.’
Kay veranderde tactvol van onderwerp. ‘Valavirgillin, ga jij terug naar Centraalstad om te paren en een gezin te stichten?’ Ik ben al gepaard,’ zei ze. Kay wist opeens niets meer te zeggen. Hij had het niet geweten!
Wat was er door zijn hoofd gegaan? Dat hij en zij formeel een paar zouden kunnen worden? Ik heb mezelf rijk gemaakt dank zij een geschenk van Louis Wu van de Bolmensen,’ zei Valavirgillin. Hoe ze dat had gedaan ging niemand iets aan, en was bovendien illegaal geweest. ‘Toen ben ik gepaard. Tarbs ouders waren vrienden van onze familie, zoals bij ons de gewoonte is, Moonwa. Hij had weinig geld, maar hij is een goede vader en hij gaf me de vrijheid om in zaken te blijven. Op een gegeven moment werd ik rusteloos. Ik herinnerde mij dat Louis Wu ooit had gesuggereerd… nee, gevraagd of ons volk iets doet met het slijk dat overblijft als je alcohol maakt. Plastic, noemde hij het. Zijn praatding wist geen vertaling te geven, maar ik heb het woord onthouden. Het betekent vormloos, volgens hem. Plastic kan elke vorm aannemen die de maker wenst. Dat slijk is nutteloos, smerig spul. Klantvolken zouden blij zijn als wij een reden hadden om het weg te halen. Dus toen ben ik een chemisch laboratorium begonnen.’
Ze haalde in het donker haar schouders op. ‘Het kost altijd veel meer dan je verwacht, maar we begonnen antwoorden te krijgen. Er zitten geheimen in die smurrie! Op zekere dag was mijn geld praktisch op. Tarablilliast en de kinderen zijn bij mijn schoonfamilie en ik ben hier, tot ik het gezin weer kan voeden. Coriack, ben jij gereed om de wacht over te nemen?’
‘Natuurlijk. Houd die gedachte vast, Whandernothtee. Vala, wat is er buiten te zien?’
‘Regen. Af en toe vang ik een glimp op van iets zwarts en glimmends, en ik hoor gegiechel. Geen vampiergeur.’
‘Mooi zo.’
Moonwa was vervallen in haar Grasreusdialect en ze maakte grappen die Beedj deden bulderen van het lachen. In het grijze ochtendlicht spraken de Sprokkelaars met elkaar, wezen naar de opklarende vlakte en vielen toen min of meer in een hoopje over elkaar heen.
‘Denk je dat ze gekomen zijn?’ vroeg Spash aan niemand in het bijzonder, waarna hij uit de tent stapte.