Vala deed even haar ogen dicht. Nu is het een probleem, een uitdaging, en wezens van mindere rang moeten zien hoe jullie het oplossen. Nu heb ik jullie!
De Demonen hadden een groot deel van de tentvloer grasvrij gemaakt. Ze tekenden in het donker op de grond en kwebbelden op hoge toon met elkaar in hun eigen taal. Ze maakten ruzie over een detail dat geen van de anderen kon zien en kwamen toen tot overeenstemming. Harpist stond op.
‘Als de schaduw zich terugtrekt kunnen jullie deze kaart bestuderen,’ zei Harpist. ‘Nu beperk ik me tot een beschrijving van wat jullie zullen zien. Hier, tweeënhalve dagmars draaiwaarts naar stuurboord, zweeft het oude karkas van een industrieel complex ongeveer een dubbel tiental manshoogten boven de grond.’ ‘Ik ken een zwevende stad,’ zei Vala.
‘Natuurlijk, vlak bij jullie Centraalstad, een verzameling met elkaar verbonden losse gebouwen. Zwevers zijn behoorlijk zeldzaam geworden. Wij denken dat in deze fabriek apparaten voor de Stedenbouwers werden gemaakt. Later is ze verlaten.
Al vele generaties, honderden falans, leven onder deze zwever vampiers. De eeuwige schaduw is ideaal voor vampiers. De lokale bevolking is al lang geleden weggetrokken tot buiten hun bereik. Vreedzame reizigers en kolonisten werden gewaarschuwd dat ze daar uit de buurt moesten blijven. Krijgers moesten wat dat betreft voor zichzelf zorgen.
Deze bergrug, tegendraaiwaarts en stuurboord van het Schaduwnest, strekt zich uit van hier tot daar. Hij vormde vroeger een barrière tegen de spiegelbloemen. De humanoïden aan veilige kant noemden hem de Vlammenmuur wegens het vuur dat ze soms op de randen van de bergkammen zagen spelen. De bloemen zouden uiteindelijk over de bergrug heen zijn gewoekerd en dan zouden ze het Schaduwnest op de gebruikelijke manier hebben platgebrand. Vampiers hebben natuurlijk geen verweer tegen licht dat horizontaal binnenvalt. Maar toen kwamen de wolken.’
Er werd in het schemerduister geknikt. ‘De actieradius van de vampiers nam met een dagmars toe,’ zei Harpist. ‘Treurbuis heeft gelijk, de schade is nog veel groter. Hun bevolking is sterk gegroeid en honger heeft hele vampierfamilies naar andere domeinen gedreven.’
‘Kunt u de wolken wegblazen?’ vroeg Valavirgillin.
Beide Demonen begonnen luidkeels te lachen. ‘Willen jullie dat wij wolken verplaatsen?’ vroeg Treurbuis.
‘We smeken het.’
‘Waarom denken jullie dat wij tot zoiets in staat zouden zijn?’
Valavirgillin wist het onderdrukte gelach om haar heen te overstemmen. ‘Louis Wu deed het.’
‘Die omnivoren zwerver,’ zei Harpist. ‘Niet gek, voor een humanoïde, maar niet van de Boog. Hij kwam van de sterren. Hij had apparaten die bewezen dat hij was wat hij beweerde te zijn, maar het is ons niet bekend dat hij wolken heeft gemaakt.’
‘Dat heeft hij gedaan!’ De Thurl sprak nu. ‘Hij en de oude Thurl hebben een zee aan de kook gebracht om de wolken te maken die we nu in de lucht zien.’
‘Dan moeten jullie bij hem zijn.’
‘Louis Wu is verdwenen. De oude Thurl is dood.’
‘Wij kunnen geen wolken verplaatsen. We schamen ons diep,’ zei Harpist lachend. ‘Wat kunnen wij wel dat jullie niet zelf kunnen?’
‘We zullen uw kaart gebruiken,’ zei de Thurl. ‘Veel dank daarvoor. Ik zal een leger leiden van alle volken die willen meevechten. We zullen dat vampiernest vernietigen.’
‘Thurl, u kunt niet gaan!’ zei Treurbuis.
De Thurl keek haar verbaasd aan. Treurbuis begon het uit te leggen, maar de Thurl had niet het geduld om te luisteren. Ik ben de beschermheer van mijn volk! Als wij vechten ga ik vanzelfsprekend aan het hoofd —’
In volle wapenrusting,’ zei de vrouwelijke Demon op insinuerende toon. ‘Allicht!’
‘U moet geen wapenrusting dragen. Die houdt uw lichaamsgeur vast. U, iedereen die vecht, moet niets dragen. Overal baden waar u water vindt. Uw kruisers en wagens grondig wassen. U begrijpt toch wel dat de vampiers u niet mogen ruiken?’
O, dacht Vala.
‘Het knelpunt is de brandstof,’ zei Chitakumishad. ‘De Roden maken een soort bier dat kan worden omgezet in brandstof.’
‘Trek ten oorlog via de weidegronden van de Roden. Wij kunnen er volgens een geheime methode voor zorgen dat ze morgen al beschikken over het ontwerp van jullie distilleerders. Zij kunnen dan alvast brandstof gaan maken, terwijl jullie hier hetzelfde doen met de meegebrachte distilleerders. Gebruik rottend gras. Jullie zullen binnen een falan vanaf vandaag voor het Schaduwnest staan.’
Chit knikte. Zijn geest was druk bezig met zijn eigen plannen. ‘Brandstof om twee kruisers heen en terug te laten rijden…’
‘Jullie moeten over de Vlammenmuur heen. Ik denk dat jullie kruisers daartoe in staat zijn. Er zijn passen.’
‘Kost meer brandstof.’
‘Brandstof voor de reis, voor handdoeken, voor vlammenwerpers, zorg voor een goede afweging. Het moet allemaal uit dezelfde voorraad komen. Maar bedenk: alleen als jullie winnen is er brandstof nodig voor de terugreis, en dan zou de derde kruiser naar jullie toe kunnen komen. Of jullie laten een van de twee achter. En reis met gepaarde stellen,’ zei Harpist. ‘Treurbuis en ik zullen samen reizen. Thurl, we kennen uw zeden en gewoonten, maar af en toe wijkt uw stam daarvan af. Doe dat nu ook. Tegger, jij en Warvia menen dat jullie de vampiers kunnen weerstaan. Dat klopt misschien, maar houd rekening met de anderen. Laat hen maar paren, als ze dat moeten, liever dan dat ze rishen met bloedzuigers! Anakrin, Chaychind, jullie hebben geen paargenoten. Jullie kunnen beter naar huis gaan.’
En de verhitte discussies namen een aanvang. Uiteraard wenste geen enkele van de aanwezige humanoïden klakkeloos een strijdplan voor hun oorlog te aanvaarden dat door Demonen was bedacht. Maar Vala hield zich stil en besefte hoeveel ze had gewonnen.
Ze staan aan onze kant. Zonder twijfel. En ze zullen zelf óók baden!
5. De Netwerkhuizer
Niet te zeggen hoe lang de tovenaar zich daar al bevond. De oudere kinderen waren naar het Grote Bos gegaan om met elkaar te wedijveren in het vangen van vogels. De knaap Parald wierp met opvallend gemak; zijn net bleef het langst in de goede vorm en kwam het verst, hoewel hij pas twee vogels had gevangen. Strill zocht naar een smoesje om hem aan te spreken, toen ze toevallig naar opzij keek.
De tovenaar hing boven de rivier. Hij zweefde hoog boven het zilverige water op een dikke, muntachtige schijf met een doorsnee van iets meer dan een manshoogte.
Ze riepen naar hem en gebaarden dat hij naar beneden moest komen. Toen hij hen had opgemerkt zette hij zijn trage, statige vlucht boven de boomtoppen stil en kwam sierlijk zwevend naar beneden gedoken. Hij glimlachte en sprak hen toe in een onbekende taal. Het grootste deel van zijn lichaam was onbehaard, maar dat hadden ze bij bezoekers wel vaker gezien.
Ze brachten hem naar het dorp, onderweg voortdurend kletsend. Sommige jongens probeerden zijn kennis te testen door beledigingen uit te spreken. Strill vond dat geen stijl en ze had gelijk, naar al spoedig bleek.
De tovenaar heeft hun taal nooit geleerd, afgezien van een paar elementaire woorden, zoals flup en rishathra, maar hij had een halsband om die hen al toesprak als een leraar nog voordat ze het dorp hadden bereikt.
Elke vertegenwoordiger van een onbekend volk kon een leraar zijn. Maar een tovenaar die kon vliegen en die beschikte over een magisch vertaalapparaat moest wel heel wat te onderwijzen hebben.
Negen jaar geleden was het dat hij Kawaresksenjajok en Harkabeeparolyn had verlaten; tien jaar sinds Chmeee was vertrokken naar de Kaart van de Aarde. Elf jaar sinds ze op reis waren gegaan met de Verborgen Patriarch. Twaalf sinds hun terugkeer op Ringwereld. Vijfendertig jaar sinds Louis Wu en zijn samengeraapte bemanning hier de eerste keer waren geland — als je neerstorten met meer dan twaalfhonderd kilometer per seconde, weliswaar veilig binnen een stasisscherm, tenminste ‘landen’ mocht noemen.