Warvia’s voeten bungelden lusteloos onder het schuttersbankje. Vala trok zich half omhoog door de luikopening. ‘Warvia, waar is hij?’
Warvia gaf geen antwoord.
‘Wel, hoe heeft hij het opgenomen?’
Nu sprak Warvia. ‘Dood van binnen.’
‘Warvia, lieve bondgenote, niemand heeft echt gedacht dat jullie immuun waren voor de vampiergeur!’
Ik dacht dat hij me zou vermoorden,’ zei Warvia. ‘Maar dat is niet eens bij hem opgekomen.’
‘Kunnen we iets voor hem doen?’
‘Hij wil alleen zijn, denk ik.’
‘En voor jou?’
Ik ook.’
Vala Het zich langs de ladder naar beneden zakken.
‘Hij kan ons niet kwijtraken,’ zei Kaywerbrimmis. ‘Hij kan de rivier volgen, onze wielsporen. Misschien wil hij alleen wat tijd om de gebeurtenissen te verwerken. Nog eens goed na te denken.’
Ze knikte in de schemering.
‘Vala, we moeten de wagens in beweging zetten.’
Ik zal de achterste positie innemen,’ zei ze. Terwijl de anderen Kruiser Een gereed maakten voor het vertrek, kon zij misschien nog even op zoek gaan naar Tegger. Ze verwachtte daar weinig van. ‘Houd een oogje op Warvia. Of zal ik haar overnemen?’
‘Doe dat. Jij bent de baas en zij heeft de beste ogen.’
‘Dat is niet de reden —’
‘Het is een mooie smoes. Maar misschien wil ze tegen jou praten, want…’ Hij maakte de zin niet af.
‘Want ze heeft met niemand van Kruiser Een aan rishathra gedaan.’ ‘Precies.’
‘Jij bent een man, Kay.’
‘Baas, ik heb echt geen flauw idee hoe Tegger zich nu voelt. Dat soort dingen overkomt een Rode gewoon niet!’
Tegger liet zich stilletjes van de geschutskoepel naar beneden zakken. Er was geen levend wezen te zien, dus hij schrok zich wezenloos toen een stem, onaangenaam dicht bij zijn oor, fluisterde: ‘Heb je wat je nodig hebt voor je reis?’
Tegger bleef gehurkt zitten. ‘Handdoeken en peperprei. En zeep. Schone kleren. Mijn zwaard. Ik volg de rivier, dus ik heb de veldfles niet nodig; ik heb er brandstof in gedaan. Die kan van pas komen.’
‘Niet om te drinken, hoop ik.’
‘Brandstof brandt.’ Gaat je niets aan!
‘Ben je van plan in het wilde weg te gaan moorden? Of staat je iets georganiseerds voor ogen?’
Ik weet niet genoeg. Ze leven onder een fabrieksstad, een grote, zwevende constructie. Fluister, als we —’
‘Ah jij.’
‘Als ik hun schuilplaats niet kan verwoesten, dan heb ik eigenlijk niets bereikt. Ik moet… iets… iets groots…’ ‘Voor je eer?’
‘Ja. Wat Warvia heeft gedaan… Ik ben nu niets meer. Ik moet mezelf weer tot iets maken.’ ‘Wens.’
‘Het Schaduwnest verwoesten.’ ‘Dat zul je.’
‘Het moet vallen. Dat ze verpletterd worden.’ ‘Dat zou wel eens moeilijk kunnen zijn.’
‘Moeilijk?’ Tegger hing de rugzak over zijn schouder. Hij zag drie naakte Machine-mensen Kruiser Twee binnengaan. Dat kon geen kwaad, maar misschien was de andere kruiser daarna aan de beurt. Tegger sloop weg, de bosjes in.
Hij sprak tegen zichzelf, of tegen de lege lucht. ‘Moeilijk? Het is onmogelijk! Ik kan dat vampiernest niet binnengaan. Als ik er boven kon komen, op die zwevende fabriek… maar ik kan niet vliegen!’
‘Wat houdt Valavirgillin verborgen?’ vroeg Fluister.
Hè? ‘Machine-mensen hebben zo hun geheimpjes,’ zei Tegger.
‘Ze wist dat jij en Warvia geen weerstand zouden kunnen bieden aan de vampierverlokking,’ zei Fluister. ‘Toch hoopt ze dat ze met haar kleine legertje kan winnen. Weet zij iets wat de anderen niet weten?’
Tegger dreigde zijn zelfbeheersing te verhezen en begon bijna hardop te kreunen. Ze zouden hem horen. Vinden. Zijn verstand! Hij moest zijn hoofd koel houden, niet toegeven aan de hysterie van zijn lichaam. Denk na.
Zijn eerste samenhangende gedachte, een poosje later, was dat Fluister hem zojuist voor het eerst een echt hevel had gegeven, ongeacht hoe hij het had geformuleerd.
Louis Wu van de Bolmensen had de stam van Ginjerofer bezocht. Valavirgillin kende hem ook… kende hem beter, want rishathra behoorde tot haar vaardigheden. Had Louis Wu haar iets onthuld?
En hij had haar naakt gezien, nog maar pas geleden.
‘Ze moet haar rugzak bij haar kleren hebben achtergelaten, Fluister. Waar liggen Valavirgillins kleren?’
‘Kijk naar de oever… daar. De rugzak ligt op een open stukje, maar je kunt erbij met een stok.’
‘Fluister, ik ben geen dief. Ik wil alleen maar kijken.’
‘En als Valavirgillin informatie verbergt die haar metgezellen tot hulp zou kunnen zijn?’ fluisterde de stem.
‘Informatie is ook bezit.’
Hierop volgde stilte.
‘Ben ik gek?’ vroeg hij zich af. Deze dwaalgeest had niets bedacht dat Teggers eigen geest niet had kunnen verzinnen. En van wat hem overkomen was kon iedereen gek worden! Was er wel een Fluister?
En ook Warvia had een vreselijke schok te verduren gehad. Hoe voelde zij zich? De angstaanjagende waarheid was dat zij misschien even krankzinnig was geworden als hijzelf.
En Tegger sloop door het struikgewas als een roofdier, en zijn prooi was een rugzak die niet van hem was.
Even stoppen, luisteren naar het geritsel in de struiken, naar Fluister, of misschien een van zijn metgezellen? Niets.
Hij moest al behoorlijk gestoord zijn, dat hij deze Machinevrouw verdacht. Feitelijk was het immers Valavirgillins oorlog! Zij had er de Demonen bijgehaald, waar iemand met grootheidswaan zelf de touwtjes in handen zou hebben gehouden. Valavirgillins wapens beschermden hun levens.
Maar daar waren haar kleren, schoongewassen en uitgespreid over een paar struiken. En daar hing ook haar rugzak. Hij kon kijken.
Hij hoefde zich niet bloot te geven. Zijn zwaard was lang genoeg. Hij stak de punt onder de schouderriem, trok de tas naar zich toe en kroop toen op zijn buik iets verder het struikgewas in.
De zak rolde open tot een platte rechthoek, zoals de meeste die hij kende, maar deze had als bijzonderheid een groot aantal binnenvakjes. De buitenkant was van leer, maar al die vakjes bestonden uit een of andere fijne, geweven stof. Haar aansteker was even goed als de zijne — afkomstig van ergens heel ver weg. Een deken, een fraaie veldfles (leeg), een doosje met een vochtig stuk zeep erin, kogels en een niet-geladen handgeweertje.
Een geweer — dat kon voor hem het verschil tussen leven en dood zijn! Tussen een dief en… er was geen woord voor datgene wat Warvia en hij nu waren geworden, maar elke humanoïde kende het woord dief!
‘Waanzinnige!’ zei hij in zichzelf. Hij probeerde de spullen terug te stoppen zoals hij ze had aangetroffen. Zou hij de zak weer aan die struik kunnen hangen, zodat niemand achteraf iets zou vermoeden?
Hij fluisterde in de stilte: Ik heb geen recht op het kruit van de Machine-mensen. Het stelen van dat geheim zou diefstal zijn.’ Hij begon de rugzak weer dicht te rollen, maar bedacht zich toen. Hij had iets koels gevoeld.
Het was het weefsel van de zijvakjes. Het voelde koel aan, maar die koelte trok onder zijn aanraking meteen weg.
Hij wreef de stof tussen zijn vingers. Het weefsel was te fijn om het met het blote oog waar te nemen. Het bestond uit lagen, verschillende laagjes over elkaar.
Hij stak zijn vinger onder het bovenste laagje van een van de zijvakken en begon te trekken. Stiksel van een minder stevig materiaal liet los. Hij had een lapje stof in zijn hand.
Het was dunne stof, sterk en soepel. Hij zag geen mogelijkheid om het lapje weer op zijn plaats te brengen. Wat was het voor spul?
En welk belang had Fluister hierbij?
Hij stak het in een zak van zijn kilt. Daar zouden ze minder snel zoeken dan in zijn rugzak. Hij rolde Valavirgillins zak op en hing hem met zijn zwaard aan een tak, misschien wel de goede tak.