Выбрать главу

Zijn voormalige metgezellen waren nog steeds op de oever en tussen de struiken te zien. Misschien zaten ze al achter hem aan. Hij kon maar beter maken dat hij wegkwam.

Tegger kroop door het struikgewas tot er geen struikgewas meer was. Daar rende hij verder over een kale moddervlakte, verborgen in een nevel die geleidelijk dichter werd.

De rivier werd hier breder, evenals de modderige oever. De kruisers waren uit het zicht.

Hij maakte zich geen zorgen over het Riviervolk. Mensen die door water en lucht moesten kijken zouden hem niet gemakkelijk kunnen herkennen. Ze konden niet zo snel zwemmen als Tegger kon rennen, en lopen konden ze nauwelijks. Hoe konden ze dan tijdig de bemanning van de kruisers inlichten? Het nieuws zou hem nooit kunnen bijhouden!

Tegger was moederziel alleen.

Dat bittere besef knaagde aan hem. Hoewel vier andere mensensoorten zijn bondgenoten en vrienden waren geweest, dacht hij maar zelden aan hen. Zijn verdriet gold Warvia. Nooit sinds ze gepaard waren, zelfs nooit sinds zijn jeugd of de hare, waren ze langer dan een paar dagen van elkaar gescheiden geweest.

De wereld moest veranderen voordat hij haar ooit weer onder ogen zou durven komen.

De rivier veranderde terwijl hij voort rende. Zand. Kiezels. Een groepje bomen, stevig geworteld in een verder kaal stuk rots, vlak bij het water. Verderop smalle stroomversnellingen; hij moest over een rotswand klimmen om er voorbij te kunnen. Vanonder een overhangende rots aan de overkant zagen drie vampiers en een kind hem langs rennen. Ze maakten geen aanstalten achter hem aan te gaan.

De dag verstreek en hij bleef maar rennen…

8. Omdat ze Warvia niet was

Het regende nu al de hele middag. Valavirgillin probeerde stukjes kale rots te vinden om over te rijden, maar er lag overal modder. Wankelend en slippend, maar nooit echt omvallend, bewogen de wagens zich stroomafwaarts op weg naar het Schaduwnest.

Toen de nacht een hoek uit de zon beet had Vala al een strategische hoogte uitgekozen.

De rivier was hier vierhonderd passen breed. Voor Rooballabl en Fudghabladl zou dat veilig genoeg zijn. De kruisers vulden hun watertanks bij en reden toen de heuvel op. In vergelijking tot de toppen van de Vlammenmuur zelf waren deze uitlopers onbenullig, maar die hoogste daar voldeed wel.

De kruisers gleden soms weg en leken hun best te doen om van een rotswand af te vallen. Zouden vampiers evenzeer door regen worden opgehouden als zij? Ze hadden eerder een kamp moeten opslaan.

Maar er was nog steeds enig daglicht toen ze de gekozen plek bereikten.

Ze plaatste de kruisers met de achterkanten naar elkaar, een eindje uiteen, met de kanonnen naar weerszijden gericht. Degenen die het eten klaarmaakten deden dat onder een gespannen zeil, toen het nog licht was. In het laatste schemerlicht wasten ze zich en legden ze hun handdoeken ver bij de kruisers vandaan op een stapeltje.

De Sprokkelaars trokken zich meteen terug. Ze haatten regen en hadden hun slaap nodig. De anderen praatten wat, of sliepen, of wachtten gewoon.

Vala zou graag het advies van de Demonen hebben vernomen. Ze zaten ineengedoken op een kale rotspiek vanwaar ze uitzicht hadden op het Schaduwnest. Ze spraken in hun eigen taal met elkaar en hun rug was naar het gezelschap rond het gedoofde vuur gekeerd. Valavirgillin zag er slechts twee, maar ze had het idee dat ze meer stemmen hoorde.

De andere humanoïden Heten het praten gewoonlijk over aan de Machine-mensen. Het zij zo. ‘Alle vampiers die helemaal tot hier komen moeten uitgeput zijn van het klimmen,’ zei Vala. ‘Onze geur zit grotendeels in die stapel handdoeken. Daardoor zullen ze worden afgeleid. Een makkelijke prooi voor ons.’

Geef me je gedachten. Wat heb ik verkeerd gezegd?

‘De vampiers zouden op de terugweg van hun jachtgebied zijn,’ zei Barok. ‘Ze zullen zo dicht bij hun nest niet gaan jagen. Er is hier geen prooi meer.’

‘We zullen zien.’

‘Als ze komen,’ zei Chit, ‘dan komen ze in troepen.’

‘Dat herinnert me eraan,’ zei Kay, ‘dat ik drie tonnen riviergrind heb geladen, Vala. Wil jij er wat van hebben? We zullen natuurlijk kruit moeten gebruiken, maar we kunnen zo munitie sparen.’

‘Graag.’

‘Hoe is het met Warvia?’

‘Warvia hooki-Murf Thandarthal kan voor zichzelf spreken, Kaywerbrimmis,’ zei Warvia. ‘Warvia is in goede gezondheid. Hebben jullie enig teken van Tegger gezien?’

Ik heb gezien dat er een paar dingen vermist worden,’ zei Vala. ‘Overlevingsspullen, genoeg om een rugzak te vullen, alles van Kruiser Een. Tegger moet de beste gauwdief van de wereld zijn.’ Haar rugzak was ook doorzocht, maar er scheen niets te ontbreken. Dit vermeldde ze echter niet.

‘Volgende vraag: wat doen we morgen? Harpist? Treurbuis?’

‘Kom maar kijken,’ zei Treurbuis.

Vala klom op de rotspiek. Deze was bovenop nagenoeg vlak en voelde koud aan. Ze zag dat Warvia haar gevolgd was; ze bukte zich en trok haar omhoog.

Onder zich zag ze dat de Thuisvloed zich splitste en verderop nogmaals. Haar blik volgde de hoofdstroom tot waar deze in de schaduw verdween. De zwevende fabriek was akelig dichtbij, en kolossaal.

Treurbuis was bijna geurloos, afgezien van een luchtje van nat bont. ‘Valavirgillin,’ vroeg ze, ‘kun jij onder die zwever iets zien? Zie jij die slingerende buizen, daar rechts van het midden, vlak bij de rand?’

Het was zoals Tegger het had beschreven: een soort schotel die opbolde in het midden. Eronder… eronder was schaduw, en een vaag gevoel van rusteloze bewegingen aan de randen.

‘Nee,’ zei Vala.

‘Ja,’ zei Warvia. Ik zal het tekenen als we weer daglicht hebben.’

‘Warvia,’ zei de Demon, ‘die bungelende spiraal is een soort hellingbaan die breed genoeg is voor zware voertuigen. Er zijn nokken aan de ene kant, tegen het slippen van de wielen, en trappen aan de andere. Al vele generaties is dit door geen mensenogen gezien. De beschrijving die ik gaf is meer dan twintig mensenlevens oud en opgeslagen in een bibliotheek, ver draaiwaarts. Ze is me een paar dagen geleden, toen we bij de Thurl waren, verstrekt.’

Verstrekt? Hoe? Maar hun communicatie was een geheim van de Demonen, en Vala had momenteel meer belangstelling voor… ‘Hebben jullie kaarten van dat zwevende ding?’

‘Ja, van vóór de Val der Steden, voordat zoveel dingen ophielden te werken. De details heb ik pas gisteren vernomen, toen we boven de wolken waren.’

‘Dat is —’

‘De hellingbaan raakt de grond niet,’ zei Warvia. ‘Daar was ik al bang voor,’ zei Treurbuis.

In lange tijd is niemand van ons zó dichtbij geweest,’ zei Harpist. ‘Er was geen reden voordat Louis Wu de zee deed koken en daarna was het te gevaarlijk.’

Vala zei: ‘Warvia, die baan komt niet tot op de grond?’

Ik heb wat problemen met afstanden, Vala, maar hij hangt een eind in de lucht. De onderkant ervan is vlak als het blad van een schop, maar dubbel zo hoog boven de grond als de vampiers die eromheen liepen.’

‘We hebben dit niet verwacht,’ zei Treurbuis. ‘Het zou onze voorkeur zijn geweest een doorgang tot op de zwever te forceren. De vampiers zouden ons dan via een smalle doorgang hebben moeten benaderen. Ze werken liever verspreid. En misschien hadden we ze bovenop met rauw daglicht kunnen confronteren.’

Vala probeerde haar humeur te bewaren. Wegens langdurige ervaring bleek dat verrassend gemakkelijk. Ik snap het. Maar we kunnen niet boven komen?’

Ik weet geen manier,’ zei Harpist. ‘Maar er zijn nog andere breinen dan de onze. Laten we die aan het denken zetten.’

Zoals hij nu door mist en nevel rende, van zijn leven weg, met alleen oog voor een pad dat zijn voeten moesten gaan, zou Tegger geen enkel gevaar hebben gezien. Maar hij rook het, snoof het op, alsof de herinnering aan Warvia hem een klap in het gezicht gaf. Hij bleef staan, zocht zijn evenwicht, reikte over zijn schouder en was gewapend.