Выбрать главу

Heldere lijntjes vervaagden, andere lichtten op naarmate verbindingen gesloten en geopend werden.

Een schuifje schakelde alles tegelijk uit. Toen hij het schuifje weer in de oorspronkelijke positie had teruggezet, knipperde het scherm: het systeem wenste instructies.

Hij bleef spelen. Op een gegeven moment had hij een misvormde cirkel die bestond uit zeven oplichtende lijntjes, alsmede een virtuele klok, plus bizarre muziek op de achtergrond. Hij kon de muzikale taal van de Poppenspelers niet verstaan, noch hun Vloot der Werelden-variant van een klok aflezen, maar hij ontdekte wel hoe hij haar op snel kon zetten.

Als hij het allemaal goed zag, zou dit circuit hem naar het landersruim brengen en vervolgens naar Weversdorp, om te kijken wat er veranderd was. Uit het ruim moest hij een drukpak meenemen, anders zou hij levensboom opsnuiven tijdens zijn daaropvolgende bezoek aan de meteorenafweer in het Reparatiecentrum. Dat pak moest hij aanhouden wanneer hij zich naar het oppervlak van de Kaart van Mars liet flitsen en daarvandaan naar het verste punt in het schema, dat zich op de randmuur leek te bevinden. Dan naar het mysterieuze punt aan de overzijde van de Grote Oceaan en ten slotte terug naar de naald.

Was hij nog iets vergeten? De hele tocht zou hem maar een paar minuten kosten, tenzij hij iets interessants tegenkwam. Hij zette het bord met sashimi op de stapschijf. Er gebeurde niets.

Natuurlijk niet: het zijwandje van de schijf stond nog open, het controlepaneeltje was niet afgedekt. Louis duwde het klepje dicht. Het bord met sashimi flitste weg.

Het schema op het scherm flitste eveneens weg. Louis schrok van de bewegingen van het voorbijrazende landschap die opeens weer levensgroot waren teruggekeerd. Hij zag de bergen in de verte, druipbergen tegen de achterwand die bestond uit de onderkant van de ringmuur. Ze waren vlakbij, naar Ringwereldmaatstaven: enkele tienduizenden kilometers.

Louis dacht aan dingen waar hij graag meer van zou weten als hij toegang kon krijgen tot de scheepscomputer. Hij zou er Verst-in-de-achterhoede later naar moeten vragen. En in elk geval moest hij alles opzoeken wat bekend was over beschermheren.

Waar bleef dat bord?

Een korte yogaoefening hielp hem zijn ongeduld te bedwingen. Hoe snel was snel?

Vijfenveertig minuten later was het bord nog steeds niet terug.

Misschien bevonden zijn metgezellen zich op een van deze punten — zelfs waarschijnlijk — en had Acoliet de sashimi ingepikt. Niettemin: denk nog eens goed na!

Louis wrikte het klepje van het controlepaneeltje weer open. Het schema van de stapschijven verscheen op het scherm. Het verste punt leek een eindje verschoven te zijn. Verschoven? Louis floot zachtjes voor zich uit. Driehonderd miljoen kilometer hiervandaan en dan op een logaritmische schaal verschoven? Dat punt moest minstens de snelheid van een traag interstellair schip hebben: honderden kilometers per seconde!

Het was natuurlijk de brandstofsonde. Ze moesten een nieuwe stapschijf aan de zijwand hebben gemonteerd en de sonde vervolgens op een tochtje langs de ringmuur hebben gestuurd. En dat bord met sashimi moest zijn opgebrand als een meteoor!

Louis begon weer met de schakelaartjes te rommelen. Nu eens vloekte hij zichzelf uit, dan weer sprak hij zichzelf bemoedigend toe, en voortdurend probeerde hij de zenuwslopende achtergrondmuziek zo goed mogelijk te negeren. ‘Als ik dit doe moet die verbinding hersteld… verrek, waarom niet? Ha, aflicht! Zwart betekent uit! Akkoord, dus als ik nu eens…’

Ten slotte bestelde hij een brood en legde het op de stapschijf. Flits.

Hij hield zijn bondgenoten nu al een uur en tien minuten afgesneden van de naald. Of liever gezegd: van het hele Reparatiecentrum! Het zou openlijke oorlog worden als ze dat ontdekten — en het was bovendien contractbreuk.

Maar anderzijds, wat konden ze ertegen doen?

Zijn grinniklachje kwam niet verder dan zijn keel. Louis kende Poppenspelers. Tien tegen een dat Verst-in-de-achterhoede over chirurgisch ingeplante controlefaciliteiten beschikte. Louis kon zich maar beter afvragen hoe lang hem dit geknoei met de schakelingen nog zou worden toegestaan! Verst-in-de-achterhoede zou er misschien enig begrip voor kunnen opbrengen, maar Louis sidderde bij de gedachte aan Brams wraak.

Het brood was terug.

De kruiser vloog nu boven water, met de bergen, die een voor een traag uit het beeld schoven, ter linkerzijde. Het vliegende platform moest van koers zijn veranderd… een draai van zestig graden. Louis begon langzaam te grijnzen.

Het volgde het supergeleidersrooster!

Er lag een netwerk van supergeleiderkabel in de Ringwereldvloer, bestaande uit zeshoeken van tachtigduizend kilometer doorsnee. Het vormde de magnetische velden die konden worden gebruikt om zonnevlekken te forceren. Kennelijk vloog de kruiser aan boord van een magneetkrachtzwever, misschien een voertuig dat door de Stedenbouwers was bedacht, maar waarschijnlijker iets dat zo oud was als Ringwereld zelf!

Wist Verst-in-de-achterhoede dat?

Reactie — hij was nog steeds aan het reageren. En het brood was terug.

Het risico waard? Louis stapte op de schijf.

Er ontbraken ruimtepakken in het landersruim: een van Verst-in-de-achterhoede, het reservepak van Chmee en een tweetal dat voor Louis bedoeld was. Het hoefde niet te betekenen dat Bram en zijn ploegje zich in een vacuüm hadden begeven; de beschermheer kon ook gewoon voorzichtig zijn en de pakken laten gebruiken bij wijze van harnas.

Louis stapte van de schijf en stak een van de overgebleven ruimtepakken onder zijn arm. Ook nam hij een gordel, een helm en een zuurstofapparaat uit het rek. En nu op naar Weversdorp!

De flits bracht hem uit zijn evenwicht. Hij wankelde en liet alles vallen wat hij in zijn handen had. Beschaamd en bezorgd keek hij om zich heen.

Klaarlichte dag. De stapschijf stak scheef, ten dele onder de modder, in de oever van de poel die de Wevers hadden gebruikt om te baden. Nu was er niemand in de poel. Louis luisterde of hij kinderstemmen kon horen, maar die waren er niet.

Hij had zich gebukt om de schijf van dichtbij te bestuderen toen hij vlak achter zich opeens een metalige stem hoorde. De op de grond gevallen helm zei: ‘Gegroet! Van welke soort bent u?’

Louis ging rechtop staan. Ik ben van de Bolmensen,’ zei hij. ‘Kidada?’

‘Ja. Een soortgenoot van Louis Wu?’ De oude Wever staarde Louis onzeker aan.

‘Ja. Kidada, hoe lang geleden is Louis Wu hier vertrokken?’ ‘Jij bent Louis Wu, maar jong gemaakt!’

‘Ja.’ Louis voelde zich ongelukkig onder Kidada’s verbijsterde blik. ‘Kidada,’ zei hij, ‘ik heb een lange slaap achter de rug. Gaat alles goed met de Wevers?’

‘We mogen niet klagen. De handel bloeit. Bezoekers komen en gaan. Sawur is ziek geworden en vele dagen geleden gestorven. De hemel is tweeëntwintig keer rond geweest sinds —’

‘Sawur?’

‘— de nacht waarin jij verdween, met een of ander legendarisch wezen op je hielen, en alleen een Demonenkind als getuige. Ja, Sawur is dood. Zelf was ik ook bijna dood en twee kinderen zijn gestorven. Sommige bezoekers brengen ziekten mee die anderen doden, maar henzelf niet.’

Ik had gehoopt met haar te kunnen praten.’

Een schrale glimlach. ‘Maar zal ze antwoorden?’

‘Ze heeft me goed van advies gediend.’ Wacht niet tot je wanhopig bent geworden!

‘Sawur heeft me je probleem uitgelegd, nadat je verdwenen was.’

Ik heb het opgelost. Ik hoop dat ik het heb opgelost. Maar voor de rest ben ik nu in slavernij.’

‘Slavernij. Maar met tientallen falans beschikbaar om jezelf te bevrijden.’ Kidada’s stem klonk vermoeid en bitter.

Louis besefte nu pas goed hoe graag hij met Sawur gesproken zou hebben. Hij zou graag zijn gebleven om te rouwen, maar daar had hij geen tijd voor.

Tijd. Er waren tweeëntwintig omwentelingen van de hemel geweest… twee falans plus een beetje. Honderdvijfenzestig Ringwerelddagen van dertig uur. Dat betekende dat Louis Wu meer dan een half Aards jaar in die kist had gezeten!