Verst-in-de-achterhoede zei niets.
Chmee’s zoon is als student naar me toegekomen. Bram heeft te lang tijd gehad om hem te imponeren. Misschien ben ik een student kwijtgeraakt. Als ik had geweten dat ik graag het respect van die jongen wil hebben… Ik heb hem verslagen in een hardloopwedstrijd. Ha! En wat zal mijn volgende stap zijn?
‘Harkabeeparolyn,’ vroeg Bram, ‘wat weet jij van beschermheren?’
Ze was lerares geweest in de bibliotheek van hun zwevende stad, waar Kawaresksenjajok een van haar studenten was. ‘Ik herinner me afbeeldingen van wapenrustingen die in een straal van tienduizenden dagmarsen om ons heen verzameld waren,’ antwoordde ze. ‘Ze zagen er allemaal heel verschillend uit, met vormen en maten voor allerlei soorten mensen, maar ze hadden allemaal een helm met een kam erop, en bovenmaatse gewrichten. Populaire oude verhalen maken gewag van redders of vernielers die er angstaanjagend uitzagen, met gezichten als een harnashelm, brede schouders, gezwollen knieën en ellebogen. Mannen noch vrouwen waren in staat hen te bevechten of te verleiden. Bram, wil je die oude legenden horen?’
‘Als ik weet wat ik moet horen, kan ik het op eigen houtje leren,’ zei Bram. ‘Maar als ik vraag: wat ben ik vergeten, kan ik alleen maar hopen op een bruikbaar antwoord. Louis?’
Louis haalde zijn schouders op. Ik lig nog steeds twee falans op jullie achter.’
Bram nam hen op. Zijn harde gezicht stond weinig expressie toe. Verst-in-de-achterhoede en de Stedenbouwers hielden hem bezorgd in het oog. Acoliet leek ontspannen — om niet te zeggen verveeld.
Bram tilde een stoel op en bracht deze naar een… skeletachtig voorwerp in een ongebruikte hoek. Buisjes en metalen halve bollen en snaren waren bevestigd aan een houten staander op een wijze die niet erg geordend leek, maar toch ook niet geheel toevallig was. Er was te veel afleiding geweest, maar nu Louis het apparaat eens wat beter bekeek deed het hem denken aan een modieuze sculptuur uit een of andere oude stijlperiode, want het bezat zoiets als een esthetische eenheid. Bram plaatste het tussen zijn knieën en begon de snaren te beroeren…
‘Heb je Mozarts Requiem voltooid?’ vroeg Verst-in-de-achterhoede.
‘We zullen zien. Neem op.’
De Poppenspeler floot een reeks muzikale akkoorden bij wijze van opdrachten aan het vierde netwerkoog. Louis trok zijn wenkbrauwen op in een zwijgend commentaar ten behoeve van Harkabeeparolyn, die nog steeds op zijn schoot zat. Deze flauwekul verkwistte tijd die ze veel plezieriger samen hadden kunnen doorbrengen, maar de Steden-bouwster fluisterde: ‘Luister.’
De vingers van de beschermheer bewogen zich opeens overal tegelijk en er volgde een ware explosie van muziek.
Acoliet slenterde naar de deuropening en verdween.
De muziek was vreemd en rijk en nauwkeurig. De Poppenspeler zong een soort begeleiding, maar Bram bepaalde de grote lijn. Louis kon zich niet herinneren ooit iets dergelijks gehoord te hebben.
Het was menselijke muziek, gecomponeerd voor menselijke zenuwen en menselijk schoonheidsgevoel. Geen klanken van buitenwerelders zouden ooit dit effect op zijn zenuwstelsel kunnen hebben. Hij voelde een aanzwellend optimisme… een goddelijke kalmte… een weemoedig verlangen… de kracht om hele werelden te veroveren — of ze te verplaatsen…
De muziek die hij kende werd voortgebracht door computers, niet door teennagels die zacht tikkend of strelend bronzen bekkens en bellen beroerden, of vingernagels die aan snaren plukten of eroverheen streken, of een lippenloze mond die op houten en metalen fluiten blies.
Hij werd er ook verrekt geil van, en Harkabeeparolyn zat half te smelten op zijn schoot. Je had gelijk, dacht hij, maar zelfs die paar gefluisterde woordjes hield hij in deze atmosfeer veiligheidshalve liever voor zich. In plaats daarvan leunde hij achterover en zoog hij de vibraties met zijn hele lichaam en geest op.
En toen het geluid ten slotte was weggestorven, voelde hij zich als verdoofd.
‘Ik geloof dat we het nu wel hebben,’ besloot Bram. Hij zette het hybride muziekinstrument terzijde. ‘Bedankt, Verst-in-de-achterhoede. Louis, kun jij de effecten beschrijven?’
‘Verdovend. Ik, eh… nee, het spijt me, Bram, het is iets dat niet in woorden is uit te drukken.’
‘Zou het gebruikt kunnen worden als een diplomatiek hulpmiddel?’
Louis schudde zijn hoofd. Ik mag doodvallen als ik het weet. Hoor eens, Bram, heb je eraan gedacht een netwerkoog in de krater van Vuist-van-God te monteren?’
‘Waarom? Ah, om naar beneden te kijken!’
‘Precies. Naar beneden, naar buiten, naar het vlak waarin Ringwereld ronddraait. Vuist-van-God is een holle kegel ter grootte van een maan van… nou ja, groot, met een gat in de punt. Je zou daar een flinke fortificatie kunnen bouwen, als je die tenminste kunt verankeren in het vloermateriaal van Ringwereld.’
‘Het scrith.’
‘Ja, het scrith. Een volume ter grootte van pakweg een tiende van het Reparatiecentrum en minstens even goed verborgen.’
‘De Boog verdedigen vanuit het binnenste van Vuist-van-God?’
Louis aarzelde. In elk geval kun je van daaruit spioneren. Verdedigen? Elke vijand komt natuurlijk op het idee zich aan de schaduwzijde van Ringwereld te verbergen. Ik weet niet zeker of daartegen wel een verdediging mogelijk is. Als je vanaf de randmuur vecht, zit je met hetzelfde probleem. Je kunt met de meteorenafweer niet door het scrith schieten, ofwel?’
‘We mogen onze verdediging niet opsplitsen. Ik moet de randmuur en de beschermheren daar controleren,’ besloot Bram. ‘We zullen de brandstofsonde morgen in positie brengen. Louis, wanneer is die gedachte bij je opgekomen?’
‘Het viel me opeens in. Misschien heeft de muziek me afgeleid en is mijn brein op eigen houtje aan het denken geslagen.’
‘Heeft je brein nog iets anders laten vallen?’
Ik weet te weinig van beschermheren,’ zei Louis. ‘Er stond een geraamte in de controlekamer van de meteorenafweer. Je liet er me niet dicht in de buurt komen, maar het was een beschermheer, waar of niet?’
Ik zal je laten kijken. Morgen, nadat we de sonde in positie hebben gebracht.’
De kruiser van de Machine-mensen was nu een op hol geslagen slee die in een woeste, bonkende rit tegen een groene helling op reed. Geen lolletje om daar aan boord te zijn! Achter de schokkende rand van de vrachtplaat waren glimpen te zien van de hogere, verderop gelegen druipberg. Vlak boven de sneeuwgrens zag Louis felle lichtjes opflitsen.
Het rijk van de nacht-mensen was overal…
24. Deze botten
Ze flitsten vanuit bewolkt daglicht het rozig getinte, kunstmatige licht van het landersruim van de naald binnen, en vandaar naar de bemanningscabine met een schermbeeld dat een voortrazende ringmuur in vacuümhard zonlicht liet zien.
Bram arriveerde als laatste. Hij zette zijn orkestsculptuur op de plek waar Louis de onderdelen van zijn ruimtepak had laten liggen en begaf zich linea recta naar het keukenmenu. ‘Geef ons de laatste gegevens over de sonde, Verst-in-de-achterhoede. Hoe lang duurt het voordat ze kan landen?’
Verst-in-de-achterhoede floot muzikale commando’s. Even later hingen er vergelijkingen in Interspraak-tekens in de lucht. ‘We kunnen nu beginnen te decelereren met twee G en over vijftieneneenhalf uur landen.’
‘Je hebt me gezegd dat de sonde tien G kan hebben.’ Ik houd liever een foutmarge aan.’
‘Verst-in-de-achterhoede, de motor van de sonde is een krachtige, zeer opvallende bron van röntgenstralen. We moeten een vijand zo weinig mogelijk kans geven het ding waar te nemen. Wacht een poosje en rem dan af met tien G.’
‘Maar tijdens grotere inspanningen wordt een fusiemotor helderder en dus nog opvallender.’