Выбрать главу

‘Velen van ons waren op jacht,’ zei Deb, ‘of werden buiten overvallen. Een op elke drie van ons is toen omgekomen. Later werden er misvormde en zieke kinderen geboren. Het verhaal is op alle bergen hetzelfde, maar alleen wij en de mensen op de bergen naast ons zijn door de vishnishtee gewaarschuwd. Dat wil zeggen dat de platland-vishnishtee niet helemaal slecht zijn.’

‘Doodslicht?’ vroeg Tegger. De Hoogtepunters deden allemaal of ze het niet hadden gehoord en Tegger herhaalde de vraag niet.

‘Hoogtepunt-vishnishtee dienen de platland-vishnishtee, maar ook beschermen ze ons, en ze zullen de platland-vishnishtee niet verraden waar wij onze spiegel hebben. Zelf zullen ze daar nooit achter komen. Ze zijn goed in het ontdekken van geheimen, maar ze kennen de weg niet in de bergen.’

Warvia zuchtte. ‘De nacht-mensen zullen erg blij zijn met jullie antwoorden. We hebben heel ver gereisd om ze te horen. Ongetwijfeld zullen zij betere vragen voor jullie hebben.’

‘En Louis Wu ook,’ zei Deb. ‘Of is hij maar een legende?’

‘Louis Wu heeft een oceaan laten verdampen,’ zei Tegger. ‘De Machine-mens Valavirgillin heeft handel met hem gedreven en rishathra met hem gedaan. Louis Wu is echt, maar of hij zich aan de andere kant van dit spinnenweb bevindt? Deb, ik heb slaap nodig.’

‘Ja!’ zei Warvia hartgrondig.

Jennawil gaf uitdrukking aan haar verbazing en die van de anderen. ‘Het is midden op de dag!’

‘We hebben de hele nacht gewerkt. Ademhalen is hier werken,’ legde Warvia uit.

‘Laat hen slapen,’ beval Saron. ‘We gaan. Teeger, Waerviae, zullen jullie wakker worden wanneer de Nacht-mensen ontwaken?’

Tegger kon zijn gedachten nauwelijks meer op een rij houden en zijn ogen vielen bijna dicht. ‘Laten we het hopen,’ zei hij.

‘Voedsel vinden jullie achter die luikjes daar. Flup, vergeten te vragen! Wat eten jullie?’

‘Zojuist gedood vlees.’

‘Achter die luikjes… nee, vergeet het maar. Skreepu kan wel iets voor jullie vangen. Slaap lekker.’ De mensen van Hoogtepunt verwijderden zich.

Ze moesten natuurlijk toch even achter de luikjes kijken, en daardoor verdween de helft van de warmte uit de kamer. Ze zagen voedsel — planten en bevroren vlees voor gewone gasten, niets voor Rode Herders — en een sneeuwlandschap achter houten spijlen. Het traliewerk was bedoeld om roofdieren op afstand te houden en de buitenlucht als vriesvak.

Warvia en Tegger kropen dicht tegen elkaar aan, op en onder stapeltjes bontvellen. Ze hadden hun kleren uitgetrokken, dan konden ze luchten. Ze hadden het warm genoeg, maar Tegger voelde de kou in zijn neus bijten. Ze hoorden het gestommel van de Hoogpunters die hun bontjassen stonden aan te trekken.

Tegger sliep bijna, toen Warvia zei: ‘Fluister zou ook betere vragen hebben gehad.’

‘Fluister was alleen maar een waanbeeld van mij,’ zei Tegger. ‘Van mij ook. Fluister heeft me een paar dingen geleerd.’ ‘Wat?’

Warvia fluisterde in zijn oor: ‘Ze was bij ons op de vrachtslee, verborgen onder de kruiser. Ze leerde me dingen over snelheid, want ze wilde niet dat ik gek zou worden van angst. Ze wil haar bestaan geheim houden, Tegger. Daarom wil ik niet dat het web ons kan horen.’

Ze hadden het netwerkoog nagenoeg rechtop tegen een wand gezet. Tegger bekeek het web, dat vanuit die positie de hele kamer overzag, en begon te lachen. ‘Als dat web niet meer is dan een stenen plaat met wat bronzen tentakeltjes…’

‘Dan staan we allemaal voor gek.’

‘Hoe ziet Fluister eruit?’

‘Niet gezien. Misschien is ze een dwaalgeest zonder lichaam.’

‘Wat heeft ze je geleerd? Nee, vertel het een andere keer. Nu moeten we eerst slapen.’

‘Waarom heb je gezegd dat we niet kunnen rishen? Wegens hun uiterlijk?’

‘Nee. Ze zien er niet vreemder uit dan de Zand-mensen. In gedachten zag ik me al in Jennawils armen, naar adem happend als een vis op het droge.’

Warvia lachte Hef in zijn oor.

‘Maar toen herinnerde ik mij dat ze praten met, en ook namens het hele Demonenrijk. We zouden overal beroemd zijn. Maar we wilden ons op een zekere dag toch ergens vestigen waar geen Rode Herder ooit had gehoord van twee andere Rode Herders die rishathra hadden bedreven met alle soorten die onder de Boog leven?’

‘Maar dat hebben we niet gedaan!’ ‘Zulke verhalen worden steeds verder aangedikt. Het zijn fameuze vertellers, die Demonen, en deze druipberg-mensen geven de verhalen met genoegen door, en tenslotte is het zo dat jij en ik het grootste vampiernest onder de Boog vernietigd hebben.’

‘Ja-’

‘Maar je twijfelt?’

‘Het is voor hen iets nieuws. Hun ervaring met rishen is beperkt tot soorten waar ze sprekend op lijken. Liefje, zou je het niet leuk vinden om als leraar rishathra op te treden, al is het maar één keertje?’

Ze vielen in slaap.

27. Lovecraft

De sonde verhief haar neus en schoot met een versnelling van tien G recht omhoog en steeds dichter naar de randmuur toe. De blauwe uitlaatvlam werd korter en doofde toen uit. De sonde zweefde nu verder met uitgeschakelde motor, maar klom nog steeds.

De randmuur van Ringwereld was maar dun. De sonde steeg tot enkele honderden meters boven de rand en dook toen aan de achterkant naar beneden. Een nieuwe ontbranding van de fusiemotor vertraagde die duik. De sonde zweefde nu traag naar de schaduwkant van een zwarte wand die tot in de hemel leek te reiken.

Nog trager. De motor sputterde even. En toen roerloos.

Er opende zich een venster vóór de andere. Het liet een sonde zien die op een donkerblauwe vlam balanceerde, waarna de vlam opeens doofde en de sonde onzichtbaar werd tegen de donkere achtergrond van de hemel.

‘Dit is het beeld vanuit een netwerkoog aan de andere kant van de randmuur,’ legde Verst-in-de-achterhoede uit.

‘We moeten een beeld van de achterkant zelf zien. Zorg daarvoor,’ commandeerde Bram.

‘Akkoord.’ Maar Verst-in-de-achterhoede deed niets.

‘Verst-in-de-achterhoede!’

‘De sonde heeft mijn instructies al. Motor uit, langzaam om de as draaien, dan beelden seinen.’

De sonde maakte een draai in haar trage val en het beeld draaide mee: de zwarte randmuurwand, de felle gloed van de zon, fonkelende sterren… En daar tekende zich tegen het met sterren bezaaide zwart van de hemel onder de vallende sonde een zilveren draad af…

‘Die streep daar,’ zei Louis. ‘Zien jullie het? We moeten wat gas geven, anders krijgen we een botsing.’

‘Wat gas, akkoord.’ Verst-in-de-achterhoede gaf een paar houtblazerklanken ten beste om de sonde te instrueren. ‘Wat is het voor ding?’

‘Geen kade voor ruimteschepen. Daar is het te smal voor.’

Ze wachtten op het effect van de commando’s, rekening houdend met de vertraging als gevolg van de lichtsnelheid. De zilveren draad werd dikker, helderder. Nu leek het alsof er geledingen in zaten — een soort reusachtige zilveren regenworm. Elf minuten…

De sonde draaide niet meer om haar as. Even later begon het schermbeeld te trillen en schoot de sonde naar voren in een wolk van röntgenstraling. En toen opeens flitste het hele scherm op alsof er in het midden een nova was ontploft!

Louis sloeg zijn handen voor zijn ogen en hoorde een helse muziek en daarna een stem die niets menselijks meer had: ‘Mijn brandstofsonde is vernietigd!’

Brams stem klonk koel. ‘Mijn voornaamste zorg is de vijand die op ons heeft gevuurd.’

‘We worden uitgedaagd! Geef me wapens en stuur me daarheen!’ Een dierlijke kreet, vol waanzin. Is dit Acoliets idee van een afleidingsmanoeuvre? Of zijn we opgesloten met een krankjorum geworden Kzin?