Выбрать главу

Opeens draaide het wezen zich met kwikzilveren snelheid om — maar lang niet snel genoeg. Iets zwarts flitste langs, haalde uit met een arm, en schoot weer weg, het beeld uit.

Het elegante pak van de nieuwsgierige onderzoeker was aan de linkerkant een heel eind opengereten. Hij richtte een wapen dat deed denken aan een ouderwetse chemische raketmotor-in-het-klein en er flitste een blauwig-witte vlam achter de aanvaller aan. Het schot moest hebben gemist. De elegante ging achter zijn vijand aan, met een hand de scheur in zijn pak half en half afdichtend en met de andere schietend. Hij trok een nevelig spoor van ijskristalletjes achter zich aan.

‘Dat was Anne,’ zei Bram.

‘Wie van de twee?’

‘Anne was de moordenaar, Louis. De andere was ook een vampierbeschermheer, maar ik weet nog goed hoe Anne zich bewoog.’ ‘Hoe waarschuwen we Acoliet?’ ‘Dat gaat niet.’

Louis merkte dat hij met zijn tanden stond te knarsen. Acoliet was letterlijk nergens: een signaal, een punt in de ruimte, een samengebald kwantum energie dat zich met de snelheid van het licht verplaatste naar een plek waar de ene beschermheer zojuist een andere had gedood, en klaar was om het daarbij niet te laten…

‘Jouw Teela was te goed van vertrouwen,’ zei Bram. ‘Ze heeft een vampier in een beschermheer veranderd en deze moet enkelen van zijn soort veranderd hebben voordat Teela hem doodde. Maar Anne en ik zijn van een andere vampiersoort dan zij zijn.’

‘Signaal,’ riep Verst-in-de-achterhoede terwijl zijn andere tong weer naar buiten kwam. Nu hadden ze twee vensters die uitzicht gaven op de magnetische transportrail.

Acoliet was gearriveerd. Hij had een netwerkoog gespoten op… Louis kon het niet precies vaststellen. Op iets boven zijn hoofd, in elk geval. Er was niets te zien van een volgende indringer. De Kzin stond daar met de sonde vlak achter zijn rug. Ze zag er half gesmolten en hier en daar geblutst uit, en ze blokkeerde de rail.

Een beschermheer, welke dan ook, moest zo’n obstakel wel opruimen.

Acoliet, maak datje wegkomt!

De rail strekte zich uit tot in de eindeloze verte en leek desondanks een kaarsrechte lijn. Het bovenvlak was zo te zien een meter of zeventig breed.

Acoliet draaide zich langzaam om en leek alles goed in zich te willen opnemen. Hij spoot nog een tweede netwerkoog, stapte toen op de schijf en was verdwenen.

‘Hij is weggeflitst,’ constateerde Verst-in-de-achterhoede.

‘Ja, maar waarheen?’ vroeg Louis.

‘Dacht je soms dat ik hier fusieplasma over de vloer wil hebben?’

‘Welke verbinding heb je dan geopend? Waar heb je hem naar toe geflitst?’ Verst-in-de-achterhoede gaf geen antwoord, en Louis begreep het. ‘Naar de Mons Olympus, jij mislukt stuk draagmoeder?’

Hij stortte zich meteen op de stapschijf, maar bedacht zich op het laatste moment en kroop in plaats daarvan naar de stapel lastschijven. Hij trok een kabel door de handgrepen, die hij vervolgens om zijn middel bond en aan zijn riem knoopte: het vangnet van de armelui. ‘Chmeee zal me met huid en haar opvreten!’ Hij Het de schijven een eindje boven de vloer zweven en duwde het stapeltje tot boven de stapschijf. En hij ging ernaast staan.

Flits — en de hemel was opeens half zwart, half sterren. Hij stond op een zilveren rooster met veelhoekige gaatjes die zich in eindeloos gelijke patronen herhaalden. En door die gaatjes heen zag hij sterren flonkeren.

Prachtig.

Hij keek voor zich en achter zich. De magneetrail was uitgestorven. Zo vredig als wat. Nergens verroerde zich iets of iemand.

Zilveren kantwerk. Waar had hij dit patroon van veelhoekjes eerder gezien? Hij had verwacht dat de magneetrail een massieve metalen plaat zou zijn, maar het was een doorzichtig rooster. Je kon er sterren doorheen zien.

Aha! Het was het Naafwiel, die oude super lier die ze in een omloopbaan om de Aarde hadden gebracht en die nog steeds werd gebruikt om zware lasten van de Aarde naar de Maan en de Gordel te verhuizen, en vice versa. Hij herkende het fractale patroon. Het was bedoeld om de spanning gelijkmatiger te verdelen, maar dat was nu even niet aan de orde.

‘Bram, Verst-in-de-achterhoede, de magneetrail is een rooster. Kunnen jullie het zien? Als ik de spuiter bij me had zou ik even een netwerk maken. Je kunt door het rooster heen kijken en zien wie zich in de schaduwen van Ringwereld probeert te verbergen.’

Dat zouden ze over vijfenhalve minuut horen — zo ver was de Hete naald van Onderzoek in lichtsnelheid hiervandaan.

Een zwarte inktvlek trok zich over de rand naar boven en kwam op Louis af lopen… een massa die deed denken aan een zwart geschilderde zak aardappelen, die in één hand achteloos een trompetvormig voorwerp droeg.

Louis haalde de linker schakelaar over.

De lastschijven kwamen niet in beweging. Ze lagen op een magneetrail, maar kennelijk leverde die onvoldoende hefvermogen.

Ik sta nu oog in oog met een wapen van arm,’ verklaarde Louis. Ze zouden hem horen en de rest vanzelf begrijpen: dat agenten van arm hier ergens in de buurt op een richel geland moesten zijn en dat ze beschermheren waren tegengekomen.

Hoe kun je een stapschijf activeren als je er niet eerst even van afkunt stappen? Ik ben dood tegen de tijd dat ze dit alles horen. Had een orkestje moeten meenemen… of een opname van de commando’s.

De beschermheermoordenaar bekeek Louis met een bezitterig air. Hij… Anne… zij was een nogal slanke gestalte in een slobberig ruimtepak dat kennelijk was ontworpen voor een mensensoort die een eindje langer (de verzonken ogen kwamen maar net boven de kinkapjes uit) en stukken breder was…

Flits — hij hing ondersteboven en viel door een roodachtig licht.

Niets dan rood rotsgesteente om hem heen en onder zijn hoofd, plus een eindeloze glijbaan van glad lava. De lastschijven wisten hoogte te houden en Louis hing met zijn hoofd naar beneden, zonder ergens tegenaan te botsen, en voelde dat er aan zijn kabel gerukt werd. Even later had de ingebouwde stabilisator de schijven omgekeerd en hing Louis rechtop. Zijn oren suisden, zijn maag speelde op, zijn verstand was verdoofd, en het duurde een hele poos voordat hij in staat was goed om zich heen te kijken.

Er waren geen Martianen die toekeken.

Hij zweefde boven een glazig-gladde helling van gestold lava die wel… nou, minstens driehonderd meter steil naar beneden liep voordat er een horizontaal stuk kwam — het leek wel een gigantische springschans voor skiërs. Niet ver van de voet van de helling zag Louis een oranje vlek: Acoliet in zijn doorzichtige ruimtepak. Misschien had hij de glijpartij wel overleefd… en misschien niet.

Louis besloot dat hij niet bang hoefde te zijn voor Martianen.

Deze keer hadden de Martianen de stapschijf ondersteboven gelegd op het topje van de hoogste rotspiek die ze konden vinden. Toen was de plasmastraal die de brandstofsonde van Verst-in-de-achterhoede had verzengd via die schijf hierheen doorgeleid. Eventuele Martianen die nieuwsgierig hadden staan wachten moesten ogenblikkelijk in rook zijn opgegaan. En het oppervlak van de rotsen was gesmolten en gestold tot een glijbaan.

Louis liet de lastschijven landen en maakte de veiligheidskabel los. Acoliet lag in een vreemde hoek op een heet plateau van rood rotsgesteente. Louis wurmde zijn schouder onder het lichaam van de Kzin, maar dat was niet genoeg om hem overeind te krijgen. Hij trok en rolde de Kzin moeizaam tot op zijn rug. Acoliet was een inerte massa. Louis kon voelen dat hij minstens een aantal gebroken ribben moest hebben.

Echte Martiaanse zwaartekracht zou nu zeer welkom zijn geweest.

Hij spande zijn buikspieren, zijn knieën en zijn rug, haalde diep adem, gromde en drukte, perste zich omhoog. De bijna volwassen Kzin, met ruimtepak en al, kwam net hoog genoeg van de grond om zijwaarts op de stapel lastschijven geduwd te kunnen worden. Louis klauterde hijgend naast hem. Hij bond de Kzin vast en stuurde de schijven naar boven. Hij gebruikte het kleine stuwmotortje om precies onder de stapschijf te komen, tot zijn schouders deze raakten.