Выбрать главу

‘Kunnen we wellicht praten met een Hoogtepunt-beschermheer?’

Ik denk van niet. Zulke dingen geheim houden voor platland-beschermheren is nagenoeg onmogelijk, en beschermheren vallen nogal op. Ik kan het wel vragen.’

De Poppenspeler vroeg: ‘Wil Fluister met ons praten?’

He? De Rode Herders keken elkaar aan. ‘Dat wil Fluister niet,’ verklaarde de vrouw gedecideerd.

‘Wat kunnen jullie ons vertellen over Fluister?’ ‘Niets.’

‘Wat bevindt er zich achter de doorgang?’ ‘Vergif, denken wij,’ zei Barraye.

Jennawil legde het uit. ‘Telkens wanneer ze zich in de passage begeven dragen de beschermheren pakken die hun hele lichaam bedekken. Ze brengen grote hoeveelheden gereedschap van de ene kant naar de andere. Volgens de geruchten bouwen ze iets, daar aan de buitenkant. Iets monsterlijks.’

‘Louis Wu,’ zei de vrouw, ‘het is de gezamenlijke inspanning van de nacht-mensen geweest die het oog hierheen heeft gebracht. Vanavond kunt u met hen praten.’

‘Hoe lang duurt dat nog?’

‘Twee tienden,’ zei Jennawil.

‘We zullen wachten,’ zei de stem van Louis Wu; het klonk als een strijkkwartet in unisono.

‘Heb je het gehoord, Louis?’ vroeg Bram.

‘Goeddeels. Mooie show, Verst-in-de-achterhoede, maar je make-up laat te wensen over.’

‘Louis Wu is een vashnesht. Grote tovenaar. Hij houdt zich op de achtergrond,’ zei Verst-in-de-achterhoede, ‘en laat zijn bizarre knechten het woord voeren.’

‘Akkoord. Wie is Fluister?’

‘Anne is Fluister,’ zei Bram. Ik heb je opnamen gezien, hoe ze de rode man heeft geholpen. Ze heeft de missie van de kruiser gebruikt als dekmantel.’

‘De naam Fluister past bij haar,’ vond Louis.

Verst-in-de-achterhoede wendde zich van het scherm af. ‘Louis, wat denk jij ervan? Waar is Fluister? Wat is ze van plan?’

Louis bekeek het gezelschap voor het netwerkoog in het bergdorp. Hij had niet genoeg verdovende middelen in zijn bloed om van de kaart te zijn. ‘Bram, jij bent de enige die misschien kan raden wat ze wil.’

Ta.’

Ik ben te versuft om goed na te denken. Ik geloof dat ik mijn stem terug wil hebben.’

‘Zoals je wilt,’ zei Verst-in-de-achterhoede.

Warvia vilde de gwill met haar mes. ‘Rode Herders moeten hun vlees rauw eten,’ zei Tegger. ‘Misschien willen jullie dat liever niet zien.’

Warvia scheurde de gwill in tweeën en gaf een helft aan Tegger. Ze aten. De Hoogtepunters leken gefascineerd en ontsteld tegelijk. Tegger vroeg zich af waarom ze nog hier waren, nu het venster weer gewoon een bronzen netwerk was.

Afgekloven botjes. Tegger keek vragend. Barraye wees hem een afvalbakje.

‘Teeger, Waerviae,’ zei Jennawil, ‘het viel ons op dat jullie pas spraken over reshtra nadat jullie hadden gezien hoe wij er onder onze jassen uitzagen.’

Aha.

In ons volk hebben we één paargenoot, ons leven lang,’ zei Warvia, terwijl ze Tegger aankeek. Hun blikken wisselden iets onuitgesprokens uit, waarna Warvia vervolgde: ‘Er is ons iets overkomen, iets waardoor we veranderd zijn. Maar we hebben rishathra niet echt nodig. De verandering betekent alleen dat we nu een keuze hebben.’

Tegger had erover nagedacht. ‘Barraye, Jennawil, er bestaan geen verhalen over Rode Herders die rishen. Stel je voor dat jullie spiegels een dergelijk verhaal over alle platlanden zouden verspreiden? Waar zouden wij dan nog kunnen leven? Wie zou paargenoot van onze kinderen willen worden?’

De Hoogtepunters keken elkaar aan.

‘Je hebt de nacht-mensen gezien, Jennawil,’ zei Warvia. ‘Stel eens dat er wordt rondverteld dat jij rish hebt gedaan met roodhuidige bezoekers die van het platland kwamen. Wat zouden de nacht-mensen dan verwachten?’

Barraye knikte. ‘Ze zouden met ons willen reshen. Hoe benieuwd zijn we eigenlijk, partner?’

Jennawil sloeg hem zachtjes, met open hand, op zijn brede schouder, en ze begon te lachen. Tegger vermoedde dat dit nee betekende. ‘Niet alleen hun lichaamsvorm. Ook hun geur.’

Barraye klopte haar geruststellend op haar rug. ‘Wel, dan moeten we dus nog een geheimpje zien te bewaren.’

Leuke beelden. Louis keek met passieve wellust toe. Een show als deze zou op alle betaal-kanalen in de bekende ruimte een commercieel succes zijn, meende hij. En er werden natuurlijk opnamen gemaakt… Hoeveel zintuigen had zo’n netwerkoog eigenlijk? Kijken, luisteren… Kon het ook ruiken? Had het radar voor bepaalde dieperliggende gevoelens?

Al mijmerend viel hij op een gegeven moment in slaap.

Uren later — zo leek het tenminste — werd hij wakker en staarde hij verbaasd naar een evenbeeld van zichzelf dat over hem heen gebogen stond.

Nee, naar zijn reservepak. Het was knobbelig en gespannen waar het bij een menselijke drager glad en soepel behoorde te zijn — alsof er veel gebroken botten in zaten. Bram kantelde de helm naar achteren. ‘Voel je je goed?’ vroeg hij.

Ik voel me behoorlijk gammel.’ De autodok zorgde voor verdoving en medicatie, maar Louis kon nog goed voelen op welke plekken pijn op de loer lag.

‘Twee ribben waren van hun plaats geraakt. Ik heb ze teruggezet. Je hebt niets gebroken. Je hebt een paar gekneusde spieren, gescheurde pezen en gewrichtsbanden, en een van je wervels was verschoven, maar dat heb ik hersteld. Je kunt nu op eigen kracht en met wat hulp van het kleine medische apparaat genezen.’

‘Waarom heb je mijn ruimtepak aan?’

‘Om strategische redenen.’

‘Te ingewikkeld voor mijn muizenbreintje? Goed, Bram. Je zult zien dat we twee nieuwe bezoekers hebben gekregen. Als je me losmaakt, kan de stem van Louis Wu nu zijn gezicht laten zien.’

Verst-in-de-achterhoede en Bram hadden zich aan weerszijden van Louis opgesteld, een beetje op de achtergrond. Aan de andere kant van het netwerkoog zaten de twee Roden knus bij elkaar onder een bontvel. Ze hadden de ereplaatsen aan de Demonen gegeven.

De Demonen rilden. ‘Het is hier koud!’ zei de vrouw met het slungelachtige lichaam. ‘Wel, ik ben Treurbuis, dit is Harpist. Kan uw doosje mijn stem verstaan?’

‘Zeker, geen probleem. Hoe wist je dat ik een vertaalapparaat heb?’

‘Uw metgezel Fagot schijnt vertrokken te zijn, maar zijn zoon Mirarp heeft ons ingelicht over uw bezoek aan Weversdorp.’

‘Doe Mirarp mijn groeten. Treurbuis, waarom hebben jullie twee mansgewichten rotsplaat over zo’n kolossale afstand vervoerd als jullie net zo goed met mij konden praten via Fagot?’

De Demonen lachten, waarbij veel te veel tanden bloot kwamen. ‘Praten, jawel. Maar wat hadden we moeten zeggen? Dat de randmuur in verkeerde handen is? Wij weten dat niet. U daar, bent u een vashnesht?’ Het apparaat vertaalde het als beschermheer.

‘Ja,’ antwoordde Bram.

Tegger probeerde op te staan, maar Warvia hield hem tegen. Ook de Demonen leken geschrokken, maar Harpist dwong zichzelf de beschermheer niettemin aan te spreken. ‘We weten genoeg om onze hulpeloosheid te beseffen,’ zei hij. ‘Het gaat om vampier-beschermheren. Ze gebruiken de mensen van Hoogtepunt als een soort kudde. Af en toe halen ze mensen op. Sommige keren terug als beschermheren, de meeste verdwijnen gewoon.’

‘Ze repareren de Boog,’ zei Bram.

‘Doen ze meer goed dan kwaad?’

‘Ja. Maar het zijn er te veel en ze zullen gaan vechten zodra ze klaar zijn met de reparaties. We hopen dat we de balans kunnen verbeteren.’

‘Welke hulp verwacht u van ons?’

‘We moeten meer weten. Vertel ons alles wat jullie weten.’

Harpist haalde zijn schouders op — een aanblik om zeeziek van te worden. ‘U weet al wat wij weten. Hoogtepunt zal ons meer laten zien. Maar dan moet het eerst licht worden.’

Verst-in-de-achterhoede floot een commando. Het venster kromp ineen tot een achtergrondformaat.