Langs de rand van de kade bevond zich een reeks haakse, rechtopstaande ringen: het deceleratiesysteem voor binnenkomende ruimteschepen.
Derde scherm: een wazig beeld van het voorbijschietende rooster van de magneetrail, waarachter vaagjes een sterrenhemel te zien was. Fluister moest haar slee in beweging hebben gezet — en een aardige vaart hebben ontwikkeld — nadat Louis in slaap was gevallen. Het moest Fluister zijn, want wie anders zou een netwerkoog hebben gespoten?
Nummer vier: een traag draaiend stukje sterrenhemel, eveneens gezien vanachter het zeshoekige filigraanwerk van de rail. Plus een kleine, groene cursor, die aan en uit flikkerde. ‘Ik heb een ruimteschip ontdekt,’ zei Verst-in-de-achterhoede. ‘Laat zien.’
De Poppenspeler zong iets en de camera zoomde enorm ver in. Ten slotte waren de wazige omtrekken te zien van iets dat meer leek op een koevoet dan op een schip. Kleine ruimtescheepjes, voorzien van vleugels, hingen over de volle lengte aan de wand van het schip — ongeveer als bladluizen aan een groene twijg. Aan de voorkant zweefde een grote aandrijfkegel en/of plasmasproeier langs.
‘Weer een ARM-schip,’ stelde Louis vast. ‘Mooie vangst!’
Bram had de eetkamer verlaten.
Verst-in-de-achterhoede bespeurde beweging op de magneetrail. Hij maakte geluiden als van een gong. De camera in Fluisters netwerkoog werd de andere kant op gericht.
Hé, dit was niet de slee die Fluister had gebruikt! Er was een uitgestrekte, donkere vlakte te zien. Er hingen kabels naar beneden, in vlakke en minder vlakke bogen en lussen, hier dik, daar dunner, die zich tot buiten het beeldscherm vertakten als een bloedvatenstelsel. En in het midden rees een slanke zuil op.
Fluister hield zich met een hand vast aan de lus van een van de dunste kabels. Ze zweefde op de voorgrond, nog niet ver bij het netwerkoog vandaan, en steunde met haar andere hand op een kabel die zo dik was als haar vuist.
Het leek op een fantasiebeeld — een stofomslag voor een antiek boek.
Er was maar één ding dat Louis echt vertrouwd voorkwam, een vorm die vlak achter Fluister ten dele zichtbaar was: de stapschijf van de brandstofsonde.
Louis kon zijn gedachten niet goed ordenen. Hij moest eerst een ontbijt hebben.
De spieren van zijn rug en zijn liezen, zijn rechterachillespees en een paar dwars spieren onder zijn ribbenkast protesteerden toen hij zich naar de keukenwand begaf. Het optillen van een Kzin, zelfs een Kzin die nog niet helemaal volgroeid was…
‘Hoor eens, je bent een getrainde professional,’ mompelde hij voor zich uit. ‘Maar probeer niet zo’n stunt ooit uit te halen bij Aardse zwaartekracht!’
Hij koos een gemengde omelet, papaja, grapefruit, brood.
‘Louis?’
‘Niets. Is Acoliet klaar om naar buiten te komen?’
Verst-in-de-achterhoede raadpleegde een scherm. ‘Ja…’ ‘Wacht even.’ Louis toetste een opdracht in. ‘Laten we hem sussen met een royale hap vlees.’
Acoliet schoot overeind en zag een malse, bloederige ribbenkast voor zijn neus. Hij greep ernaar en zag toen pas Verst-in-de-achterhoede, die hem het vlees had aangereikt. ‘Uw gulheid als gastheer moet legendarisch zijn,’ verklaarde hij, waarna hij de ribben van elkaar begon te scheuren.
‘Je vader is destijds als ambassadeur bij ons gekomen,’ zei Verst-in-de-achterhoede. ‘Hij heeft je goede lessen gegeven.’
Acoliet kwispelde met zijn oren, maar bleef eten.
De Poppenspeler bestelde een grote kom met een of andere grasachtige groente, waarmee hij echter maar een mond tegelijk volstopte. Met de andere vertelde hij ten behoeve van Acoliet wat er gebeurd was op de magneetrail en zong hij commando’s om een en ander op de schermen te illustreren. Af en toe voegde Louis een paar woorden toe. De Poppenspeler had geen benul van strategie. Een van de dingen die Acoliet niet te horen kreeg was het feit dat Bram was begonnen zijn buitenwereldse helpers als gevangenen te behandelen.
Acoliet stopte het laatste namaakbot in de afvalverwerker. ‘Louis, bent u gezond?’
‘Niet gezond genoeg om een hardloopwedstrijd met jou aan te gaan — nog niet…’
‘U hebt het goed gedaan. Wat het u heeft gekost… u hebt het goed gedaan. Ik geloof dat mijn centrale ruggengraat gebroken was. Zal ik u nu in het apparaat leggen?’
‘Nee, nee! Nee, alle eindjes beginnen bij elkaar te komen! Kijk…’ Hij wuifde naar het scherm waar Fluister roerloos boven een eindeloos lianenwoud van supergeleider zweefde. Zijn geest had inmiddels de tijd gehad om een deel van die bizarre aanblik te verteren en te begrijpen, en hij sprak nu ten behoeve van de Poppenspeler en de jeugdige Kzin. ‘Fluister bevindt zich in vrije val. Dat betekent dat we kijken naar een voertuig dat zich tegendraaiwaarts voortbeweegt met een snelheid van meer dan twaalfhonderd kilometer per seconde. Relatieve snelheid dus nul. En het is wel degelijk een voertuig, al is het even breed als de magneetrail zelf: zestig meter. En de lengte is misschien nog groter. Die lussen… Acoliet, terwijl jij in het apparaat lag, heeft Bram een paar dingetjes laten doorschemeren. Wat je hier ziet is de onderste rand van een stabilisatiestuwer. Lovecraft en zijn team hebben hem in gereedheid gebracht, klaar om vervoerd en aan de randmuur gemonteerd te worden. Fluister houdt dit exemplaar nu in gijzeling.’
Fluister keek hun kant op. Ze staarde naar het netwerkoog. Bram moest haar de werking ervan hebben uitgelegd.
Bram kwam binnengeflitst. Hij droeg het ruimtepak van Louis, met de helm naar achteren geklapt. Hij bekeek zijn bondgenoten een voor een, wierp een snelle blik op de schermen en draaide zich toen om naar de keukenwand. ‘Louis, Acoliet, Verst-in-de-achterhoede… Nog nieuws?’
‘Zoals je ziet,’ zei Verst-in-de-achterhoede. ‘Een ARM-transportschip in een baan om de onderkant van Ringwereld, circa anderhalf miljoen kilometer hiervandaan. Hoe ga je dat aanpakken?’
‘Nog niet.’ Bram richtte zijn aandacht weer op de vensters. Fluister klampte zich als een bang aapje vast aan een van de lussen van supergeleider. ‘Ze is begonnen vaart te minderen. Acoliet, begrijp je het? Wij hopen dat King een stuwer en die grote magneetslee te waardevol zal vinden om ze te vernietigen.’
‘Louis heeft het uitgelegd.’
‘Fluister verwacht me,’ zei Bram. ‘Wat hebben jullie nog nodig van mij voordat ik vertrek?’
‘Geef me toegang tot de stapschijven,’ mekkerde de Poppenspeler. ‘Nog niet, Verst-in-de-achterhoede.’ ‘Wat voor tegenstand —’ begon Louis.
‘King heeft een lange aanvoerroute. Hij zal beschikken over een paar druipberg-beschermheren. Die zal hij vaak wisselen, tenzij hij liever ziet dat ze sterven. Ze moeten hun eigen soort kunnen ruiken, anders weten ze niet meer wie ze moeten beschermen en dan gaan ze alles onder de Boog beschermen. Dat is nou net de rol die King voor zichzelf reserveert.’
‘Niet veel dus.’
‘Misschien geen één. Misschien doet King alles eigenhandig. Maar een stabilisatiestuwer kan niet met spierkracht vervoerd worden. In elk geval ben ik niet bang voor eventuele Hoogtepunt-beschermheren. Zodra zij een duidelijke winnaar zien, zullen ze afrekenen met de verliezer. De overwinnaar houdt immers hun volk in gijzeling.’
‘Geef ons een aanwijzing,’ zei Louis. ‘Stel eens dat jij en Fluister gedood worden, wat moeten wij dan doen?’
‘Wat in het contract staat. Allen onder de Boog beschermen.’ Bram liet zijn helmvizier zakken en sloot het zorgvuldig. Toen was hij weg — een virtueel deeltje in beweging — en gloeiden de wanden aan stuurboord en bakboord fel oranje op als gevolg van de momentum uitwisseling.