Fagot keerde terug met een armvol gele wortelen en een bundel takken. ‘Acoliet is in zijn eentje op jacht. Ik heb het retourcommando gefloten, zodat hij de schijf kan gebruiken wanneer hij dat wil.’
Hij legde een vuur aan en legde de wortelen aan de randen. ‘Hoe wil je je water hebben?’
‘Schoon. De temperatuur maakt niets uit.’
‘Ook koud?’
‘Zeker.’
Fagot flitste weg en kwam bijna onmiddellijk weer terug met een brok ijs in zijn hand. ‘Spaart het zoeken van een geschikte kom of fles uit.’
‘Hoe kom je eraan?’
‘Een paar kilometer hogerop, bij Brams valstrik, waar de lucht ijl en koud is.’ Hij maakte een lap stof nat met druipend ijswater en legde die op Louis’ gewonde schouder. ‘Hoe lang moeten levensboomwortelen poffen?’
‘Een uurtje,’ zei Louis, en hij liet Fagot het klokje zien dat in de rug van zijn hand was ingeplant. ‘Je kunt er ook de zwaartekracht mee meten. Daar hebben we hier weinig aan. En zó wordt het een rekenmachientje. En zó een behendigheidsspelletje, dan moet je de cijfers laten… verrek, jij bent snel van begrip, zeg!’
Acoliet kwam aangeflitst. Zijn mond zag er bloederig uit en hij had iets druipends in de hand. Hij begon te snijden met zijn dolk. Ik heb gezocht naar iets dat van de Kaart van de Aarde afkomstig zou kunnen zijn. Ik heb niet echt iets kunnen vinden, maar dit dier lijkt sprekend op een konijn, vindt u ook niet?’ Hij vilde het konijn en haalde er de ingewanden uit, waarna hij het breeduit boven het vuur te roosteren hing.
‘Ook wat lol gehad, zo te zien?’ zei Louis.
Acoliet dacht even na. ‘Ja. Maar ik ben niet gewond.’
Acoliets voorhoofd vertoonde een dikke bult en zijn geelachtige bont was daar doordrenkt met bloed. ‘We zijn allemaal gewond,’ zei Louis. ‘Winnaars hoeven zich daar niets van aan te trekken. Acoliet, vertel ons eens een verhaal.’
‘U eerst. U hebt de mazzelbeschermheer bevochten, Teela Brown.’
‘Daar ben ik niet erg trots op. Laat ik liever vertellen hoe ik een zee aan de kook heb gebracht.’
Dat deed hij. Daarna vertelde Acoliet het verhaal van zijn vader: diens aankomst op de Kaart van de Aarde met een Kzinti-oorlogsschip en Poppenspelerwerktuigen. De oorlog. Vrienden en vijanden, sterfgevallen, partnerschapbanden met ongeziene bondgenoten. Leren praten met vrouwen.
Chmee had tijdens zijn verblijf van enkele weken op de Kaart van Kzin drie kinderen verwekt. Een lokale heer had zich contractueel verplicht die drie op te voeden. Zodra hij kon had Chmee zijn oudste zoon in alle vriendschap weggehaald bij Kathakt en meegenomen naar de Kaart van de Aarde. Daar had Acoliet zijn eerste menselijke wezen gezien toen hij twaalf falans oud was.
De oudste zoon van een ambassadeur moest bard werken. Vrienden en vijanden, wie je in de gaten moest houden, wie je min of meer kon vertrouwen, hoe je potentiële partners moest aanspreken. Maar praat nooit met vrouwelijke diplomaten, want die slokken je met huid en haar op…
‘Dit begint saai te worden,’ vond Fagot.
‘Ja,’ zei Acoliet, ‘het werd zo saai dat ik wel kon gillen! En op een dag heb ik dat ook gedaan. Ik daagde mijn vader uit en heb tegen hem gevochten. Hij het me gaan. Ik ben gewond geraakt, en half uitgehongerd, en slaaf van een vampier-beschermheer, maar alles is beter dan die diplomatenflauwekul! Nu bent u aan de beurt, Fagot.’
Ik zal mijn verhaal zingen. Daarna moeten we gaan slapen en vervolgens kan Louis ons in veiligheid brengen.’
Fagot zong over een voorwerp van machtige magie, dat was achtergelaten door Louis Wu — degene die een zee had doen verdampen. Vijf nacht-mensen hadden met heldenmoed een magische deur gedemonteerd van een luchtvoertuig dat in het water lag. Ze wisten niet waarheen deze leidde, noch hoe ze werkte.
Op zekere nacht was Klokje verdwenen.
De anderen beloofden dat ze zijn zoon zouden verhinderen hem achterna te gaan, en Fagot ging in zijn eentje naar de andere kant van de deur. Een bepaalde geur lokte hem naar een plek die volgens hem niets anders dan het paradijs kon zijn.
Hij ontwaakte in een tuin vol levensboom. De vrouw die hem was voorgegaan lag dood naast hem. Klokje was te oud geweest.
Hij was op onderzoek gegaan. Hij had de meteorenafweer gevonden en de telescoopschermen. Hij had een natuurkundig stelsel bedacht dat zou kunnen verklaren wat hij waarnam. Louis en hij bespraken dit stelsel terwijl Acoliet luisterde. Fagot had op grond van deductie niet alleen het bestaan van planeten, maar ook van zwarte gaten verondersteld. Tevens had hij het bestaan en de aard van andere beschermheren vermoed.
‘Wat heb je gegeten? Dode konijnen?’
‘Wel, Klokje natuurlijk. Maar ik ben nog niet lang genoeg wakker om veel honger te hebben.’
Louis probeerde te praten over dingen die een beschermheer zonder uitstel behoorde te weten. Binnendringende schepen: het werd tijd voor een paar gevangenen om na te gaan wat hun bedoeling nu eigenlijk was. En verder de Verborgen Patriarch en de bemanning daarvan: er moesten elders gemakkelijk Stedenbouwers gevonden kunnen worden. De kinderen zouden over een paar jaar paargenoten nodig hebben. En de Netwerkhuizer…
‘Louis, een contract is een ondubbelzinnige belofte, akkoord? Maar waarom zou de Netwerkhuizer me zoiets aanbieden?’
‘Uit angst,’ zei Acoliet, ‘maar soms reageert hij helemaal verkeerd op dingen waar hij bang voor is.’
‘Het is beter iets te hebben wat hij begeert,’ zei Louis. ‘Je zou hem bijvoorbeeld stabilisatiestuwer nummer vierhonderdeen kunnen aanbieden, Fagot.’
Zijn eigen maaltje was inmiddels gaar. Hij legde zijn idee uit terwijl hij at. Bussard-duwstralen, stabilisatiestuwers, waterstoffusie — Fagot kende de wetten van actie en reactie al en hij wist dat Ringwereld instabiel was.
‘Er zijn maar vierhonderd montagepunten. Als je nummer vierhonderdeen klaar hebt, kunnen we de Hete naald van Onderzoek daaraan vastkoppelen. Die heeft een romp van Algemene Producten en is immuun voor straling. Bij een snelheid van iets minder dan het licht zal het Verst-in-de-achterhoede een jaartje of duizend kosten om zijn Vloot der Werelden te bereiken.’
Acoliet slenterde weg; het begon hem te veel naar politiek te ruiken.
‘Maar dat zal hem niet veel kunnen schelen, denk ik,’ vervolgde Louis. ‘Momenteel zijn de Conservatieven aan de macht op de Vloot der Werelden. Er zal niets veranderen. Misschien willen ze hem wel terug! Hoe dan ook, we kunnen het aanbieden.’
‘Hij houdt van machtsspelletjes, is het niet?’
‘Jawel.’
‘Laat hem die maar spelen. Als hij meer macht verwerft, kunnen we hem altijd nog de tweehonderdste stuwer aanbieden. We hebben ze immers niet allemaal nodig. Acoliet! Wil je niet horen hoe jij in leven bent gebleven?’
Acoliet kwam op zijn gemak aanlopen. Fagot zong over zijn ontdekking van het skelet en de wapens van Saturnus. Hij bespeurde ook aanwijzingen dat iemand of iets hem belaagde. Hij ging op de loer liggen en wachtte af.
Op een gegeven moment was er een monsterlijke gestalte met een oranje vacht binnen geflitst, die op onderzoek was uitgegaan. Fagot was achter de gestalte aan geslopen, maar had er geen gevaar in gezien. ‘Misschien omdat mijn soort niet is opgegroeid met angst voor de geur van jouw soort.’
Acoliet dacht daar over na. ‘Maar nu wist ik,’ vervolgde Fagot, ‘dat mijn echte vijand in staat was anderen als lokaas te gebruiken. Toen er dan ook twee humanoïden verschenen, waarvan de ene de andere van zich af wierp —’
Verst-in-de-achterhoede flitste binnen.
Hij jengelde als een piano die in elkaar wordt geslagen en was onmiddellijk weer verdwenen, maar Fagot was minstens even snel. Hij sprong naar de stapschijf, met de Kzin op zijn hielen.
‘Wacht!’ riep Louis. ‘Misschien voert die naar de Mons Olympus!’ Maar voordat hij rechtop stond, waren ze al verdwenen.