Eens, papa, eens zul je me vergeven.
5. Mama gehoorzamen.
Daar werkte ze nog aan.
6. Elke dag beter pianospelen.
Wat had dat nu nog voor zin?
7. Voor de tsaar spelen.
Ze lachte om zichzelf en trok er een streep doorheen.
8. Met de Viking trouwen.
Die woorden waren al doorgehaald met woeste zwarte strepen inkt. De verliefdheid van een onnozel meisje. Ze schudde het van zich af en negeerde de blos die in haar hals omhoog kroop.
9. Een pistool kopen.
Ze staarde ernaar met een hart dat sneller ging kloppen. Ze had nog niet bedacht hoe ze dit moest doen, maar ze weigerde het door te strepen. De revolutionairen waren één keer gekomen, ze zouden nog eens kunnen komen, net zoals nare dromen terugkwamen wanneer je dacht dat ze waren verdwenen, maar de volgende keer zou ze erop voorbereid zijn. Nummer negen. Ze onderstreepte dit punt met zwarte inkt. Een pistool kopen. Ze bleef zitten, met haar ogen op de lijst gericht, en ze overdacht elk punt tot in detail. Ten slotte pakte ze haar vulpen en schreef er nog één op:
10. Een bolsjewiek zoeken.
Dé bolsjewiek zoeken. Dat bedoelde ze eigenlijk. De beloften van de politie en van haar vader om de daders voor hun misdrijf te laten boeten waren even nietszeggend gebleken als de leugens van de tsaar zelf. De mannen met bivakmutsen waren spoorloos verdwenen. Ja, er waren groepjes bekende bolsjewieken opgepakt en ondervraagd, maar niemand wist iets van de spoken die in het bos ronddoolden.
Een bolsjewiek zoeken.
‘Dobroje oetro, goedemorgen, excellentie.’
‘Dobri den, goedemiddag excellentie.’
‘Dobri vetsjer, goedenavond, excellentie.’
Dat waren de woorden die Viktor Arkin het minst bevielen. In plaats van Goedemorgen, kameraad.
‘Ja, meneer. Da, barin.’
‘Nee, meneer. Njet, barin.’
Dat waren woorden waar zijn maag bijna van omdraaide.
Elke dag reed Arkin minister Ivanov in de Turicum langs de oever van de Neva naar het ministerie van Financiën en elke dag luisterde hij naar de woorden die achter in de auto werden gesproken. De minister bezat een losse tong. Vaak praatte hij heel openlijk met collega’s wanneer Arkin hen door de stad naar een vergadering reed. Minister Ivanov was zelfs zo dom geweest om zijn attachékoffer op de bank in de auto te laten liggen na te veel glazen cognac in het Donon. Arkin had de inhoud nauwkeurig bekeken en een uur lang aantekeningen gemaakt voor hij hem aan de minister teruggaf.
Het ergst waren de avonden. Wanneer hij als een hond in de kou voor een restaurant zat te wachten. Voor een nachtclub. Voor een bordeel. Voor het appartement van de maîtresse, op Izmajlovski Prospekt. Maar op sommige dagen verlangde mevrouw Ivanova de auto in plaats van het rijtuig en op zulke dagen glimlachte Arkin.
Arkin zag Jelizaveta Ivanova de stoep voor het huis af komen en hij bedacht dat vrouwen van deze klasse zich anders bewogen, een andere houding hadden. Je kon ze in lompen hullen en nog steeds wist je wie ze waren en wat ze waren. Mooie, elegante, geurige parasieten.
Ze kwam naar hem toe over het grind, zocht behoedzaam haar weg op het dunne laagje sneeuw dat was gevallen sinds de oprit een uur geleden was geveegd. Hij stond in zijn kastanjebruine uniform en pet met gouden band op instructies te wachten.
‘Arkin, ik wil dat je vandaag mijn beide dochters naar de stad brengt. Naar restaurant Gordino op Morskaja.’ Haar blauwe ogen keken hem onderzoekend aan, en hij wist dat ze zich afvroeg of ze hem kon vertrouwen.
Beide dochters. Dat was zeldzaam. Die invalide kwam niet veel buiten, ook al had hij de passagiersplaats voorin weggebroken om ruimte te maken om haar rolstoel neer te zetten. Het moest de invloed zijn van de oudste, die met het donkere haar, degene die hem aankeek met ogen die zich niet snel lieten misleiden door het uniform van een chauffeur en het onder danig neerslaan van de ogen.
Vandaag naar de stad, had ze gezegd. Gedurende een fractie van een seconde had hij zich bijna de verkeerde woorden laten ontglippen. Vandaag is niet de dag om uw dochters naar de stad te laten gaan. Houd uw dochters thuis. Maar in plaats daarvan knikte hij beleefd en hield het portier van de auto open.
Arkin luisterde naar elk woord. Dat deed hij altijd. Dat was zijn taak.
De Turicum was een schitterend monster van een voertuig. Geïmporteerd uit Parijs, met donkerblauw leer en indrukwekkende koperen accessoires, die hij elke dag poetste alsof zijn leven ervan afhing. Hij voorin, achter het stuur, gehuld in zijn kastanjebruine jas – het was vandaag vinnig koud. Ter beschutting hadden de dochters een dikke berenvacht over hun knieën en een bontmuts over hun oren.
Het zal vandaag koud zijn voor de demonstranten. Geen berenvachten. Geen bontmutsen. Alleen maar de warmte van woede in hun buik.
Terwijl hij door de stad reed gleden de straten van Sint-Petersburg voorbij, met hun hoge, pastelkleurige gebouwen en mensen die haastig verder gingen, om niet te lang in de ijzige wind te hoeven verkeren. Hij zag met voldoening hoe auto’s en rijtuigen zich verdrongen, hoe de drozjki zich langzaam voortbewogen, zonder zich iets aan te trekken van alle claxons die ruimte om te passeren eisten. Hoe meer verkeer hoe beter – des te meer chaos er zou ontstaan.
Hij luisterde naar hun meisjesachtige gekwebbel. Waardeloze woorden. Er klonk een kreet van verrukking toen de modieuze kledingwinkel van madame Duclet op Morskaja in zicht kwam, een gemompel van waardering toen ze langs het beroemde huis Zjirov kwamen, met zijn etalages vol exotisch porselein uit de Oriënt en zilverwerk uit Engeland. Toen hij achteromkeek zag hij dat de handen van juffrouw Katja in de warmte van de berenvacht genesteld lagen, maar dat haar ogen de buitenwereld bekeken zoals hij naar een circus zou kijken.
‘Vandaag,’ kondigde Valentina aan, ‘gaan we precies doen wat we leuk vinden.’
‘Ja,’ lachte Katja, ‘reken maar.’
Arkin had het verlamde meisje zelden buiten gezien zonder haar moeder of zuster Sonja als chaperonne, dus hing er een gevoel van vrijheid om haar heen. Opeens moest hij hard remmen. De weg werd geblokkeerd door een rij politieagenten, donker en dreigend. Hij bracht de auto tot stilstand, maar het rijtuig voor hen slingerde vervaarlijk heen en weer toen het paard tegen de armen van de disselbomen sloeg, nerveus door lawaai dat van voren kwam en dat als een verre donder klonk. Alleen was het geen donder. Hij merkte dat zijn passagiers aandachtig naar het geluid luisterden. Het klonk als golven die zich terugtrokken over een kiezelstrand, scherp en knarsend. Het kwam dichterbij.
Alle beweging op Morskaja was tot stilstand gekomen en de voetgangers begonnen terug te lopen over de trottoirs terwijl ze nerveuze blikken over hun schouders wierpen. Chauffeurs vonden geen ruimte om rond de politieafzetting heen te manoeuvreren maar kwamen vast te zitten in het stilstaande verkeer, en de irritatie liep snel op, met ruzies tot gevolg.
‘Wat is er, Arkin?’ vroeg Valentina. Ze boog zich naar voren, vlak langs zijn schouder, in een poging te zien wat er verderop aan de hand was. ‘Wat is de oorzaak van dit oponthoud?’
‘Het zijn de stakers,’ antwoordde hij, voorzichtig om haar niet aan het schrikken te maken. ‘Ze trekken over Morskaja.’
‘Stakers? Je bedoelt de mensen die zoveel problemen in de fabrieken veroorzaken? Ik heb er in de krant over gelezen.’
Hij gaf geen commentaar.
‘Premier Stolypin heeft zijn afkeuring over hen uitgesproken omdat ze de economie van Rusland proberen te verwoesten. Ze zijn erin geslaagd onze mijnen te sluiten en te verhinderen dat onze treinen rijden.’
Hij gaf nog steeds geen commentaar.
‘Ik kan ze niet zien,’ klaagde Katja. ‘De politie staat in de weg.’