Jelizaveta, die nog steeds in zijde en bont paradeerde, was een gemakkelijk doelwit voor elke rode armband die wraak zocht, toch liep ze nog steeds over straat, met haar hoofd geheven. Hij had haar gewaarschuwd. Hij had haar zelfs gesmeekt. Maar ze had op haar stille manier geglimlacht en zijn mond gekust om zijn woorden te smoren.
‘Ik ben ik. En jij bent jij,’ had ze gemompeld. ‘Laten we dat zo laten.’
Dus had hij het zo gelaten. Hij kon zich er niet toe brengen Jelizaveta naar het kind te vragen, maar hij zag het meisje nooit met hen samen, alsof Valentina haar verborgen hield.
Valentina zat met Lydia naast zich op de chaise longue in de salon van haar ouders en smeekte hen Petrograd te verlaten nu het nog kon.
‘Valentina,’ zei haar vader streng, ‘dit is óns thuis. Dit is óns land. Ik zal het niet verlaten.’
‘Papa, alstublieft, het is niet veilig.’
Hij keek kwaad, maar niet naar haar, naar het tapijt, en zijn gezicht vertoonde tegenwoordig veel zorgelijke groeven. Hij was de afgelopen maanden afgevallen, net als iedereen. Valentina constateerde ook dat er dingen in de kamer ontbraken. Het stel gouden kandelaars was verdwenen, en een antiek, met parelmoer ingelegd haardscherm. Had hij die op een geheime plek opgeborgen, ze bewaard voor betere tijden? Of waren ze verkocht of als steekpenningen gebruikt? Misschien zelfs gestolen door rondzwervende soldaten van het Rode Leger, die hun geluk wilden beproeven.
‘Ze maken mij heus niet bang, die bolsjewieken,’ zei hij.
‘Je zou er anders wel bang voor moeten zijn.’ Het was haar moeder die dit zei. Ze zag er niet bang uit, ze keek zelfs niet boos bij het noemen van die naam. Ze was onopvallend gekleed in een donkere zijden jurk – geen parels of wat voor sieraden dan ook, constateerde Valentina. Dus zij was op haar manier ook voorzichtig. ‘We zouden allemaal bang moeten zijn, niet om wat ze hebben gedaan, maar om wat ze nog moeten doen.’
Ivanov keek haar verbaasd aan. ‘Hoe weet jij wat zij van plan zijn te gaan doen?’
‘Ik lees de kranten, ik hoor mensen praten. Ze jagen op ons, stuk voor stuk. Ze nemen onze huizen in beslag. Het is slechts een kwestie van tijd.’
‘Mama, haat jij hen dan niet?’
‘Nee. Ze strijden voor dat waarin ze geloven, net zoals wij leven op de manier waarin wij geloven.’
Haar man snoof nijdig en Valentina liep naar zijn stoel.
‘Blijf thuis, papa. Blijf veilig.’ Ze raakte zijn hand aan, en hij sloeg zijn vingers eromheen. Ze bukte zich en kuste zijn wang. Die voelde zachter, alsof een buitenste laag was verwijderd. ‘Zorg je goed voor jezelf en voor mama?’
‘Doe jij dat dan? In die belachelijke kleren? Ik had niet gedacht dat een dochter en een kleindochter van mij ooit zulke vodden zouden dragen.’
‘Opa,’ zei Lydia, met de glimlach van haar vader, ‘je zou een werkhemd en een pet moeten dragen. Dan zou je er vast grappig uitzien.’
Ze lachten, allemaal. Valentina zou zich later die laatste lach nog vaak voor de geest halen.
Alles werd erger toen de kou weer toesloeg, en Valentina ging aan de slag om haar huis voor te bereiden. Ze liet een meubelhandelaar komen en liet hun meeste bezittingen weghalen in ruil voor een dikke stapel papieren roebels. Die wisselde ze onmiddellijk in voor gouden munten en diamanten, omdat de papieren roebel binnenkort bijna niets meer waard zou zijn. Zowel de meubelhandelaar als de juwelier zette haar vreselijk af, maar ze verkeerde niet in een positie om daarover te redetwisten.
Ze ontsloeg al het personeel, vulde het huis met waardeloze bedden en stoelen en kasten, en borg de bezittingen van Lydia en haarzelf op in twee kamers boven. Ze bewaarde de technische tekeningen van Jens, wat kleren van hem, niets van zijn boeken, een stevig paar schoenen en enkele persoonlijke voorwerpen. Al het andere deed ze weg. Lydia klampte zich aan haar speelgoedtrein en aan haar blokken vast terwijl ze op haar moeders schoot zat en ernstig luisterde.
‘We moeten net als zij worden,’ legde Valentina uit. ‘We moeten ons niet door hen het huis uit laten zetten, want hoe moet papa ons anders vinden als hij terugkomt?’
‘Komt hij al gauw terug?’
‘Ja liefje, heel gauw.’
De geelbruine ogen knipperden hevig. ‘Ik ben nu vijf, mama.’
‘Dat weet ik.’
‘Dat is bijna volwassen.’
Valentina glimlachte. ‘Inderdaad.’
‘Dus je moet me de waarheid vertellen, mama.’
‘Natuurlijk.’
‘Wanneer komt papa terug?’
‘Heel gauw.’
Het ergste was de Erard-vleugel. Daar afstand van doen was als het afhakken van een arm of been. Ze poetste hem tot hij blonk, en ze ging voor de laatste keer op de kruk zitten, met Lydia op de vloer, haar rug tegen Valentina’s been. Ze speelde de nocturne van Chopin en Lydia huilde.
‘Dat is papa’s lievelingsmuziek.’
‘Misschien heeft hij het gehoord.’
Lydia schudde haar hoofd en beet op haar lip. Toen werd de vleugel meegenomen in een wagen.
Er trokken mensen het huis in. Mensen die modder op de glimmende vloeren liepen en die niet wisten waar een lichtknopje voor diende, of hoe je een wc moest doortrekken. Valentina sloot zich op in haar twee kamers, gewikkeld in Jens’ katoenen overhemd dat nu naar haar geurde in plaats van naar hem. Ze was zijn huis kwijtgeraakt, ze was zijn geliefde boeken kwijtgeraakt en nu was ze ook zijn geur kwijtgeraakt. Ze draaide haar gezicht in zijn kussen, met droge ogen, en er kwam een geluid over haar lippen, een lage, vormloze kreun van diep uit haar binnenste.
Boven aan de trap zat Lydia, met haar armen om haar knieën geslagen, naar twee jongens op blote voeten te kijken die met haar vaders wereldbol in de hal aan het voetballen waren.
‘Doe haar niets aan, Viktor.’
‘Jelizaveta, ik zal je dochter nooit iets aandoen, dat heb ik je beloofd. Haar man is alleen door jou nog in leven.’
‘Laat hen haar niets aandoen, die lieden in het grijs die zich een leger noemen. Of de lieden die als wolven in roedels rondzwerven om hun versie van gerechtigheid in de praktijk te brengen. Laat hen haar niets aandoen.’
‘Ik heb slechts beperkte mogelijkheden. Wanneer je een dam uit een rivier verwijdert kun je de rivier niet dwingen niet te stromen. Maar’ – hij hief zijn hoofd van het kussen en kuste haar slanke hals boven hem – ‘ik zal doen wat ik kan. Om jou te beschermen.’
Ze bewoog haar heupen in het ritme van de zijne terwijl ze boven op hem lag, en een kleine zucht benadrukte haar woorden. ‘Ik heb geen bescherming nodig.’ Ze drukte haar lippen hard op zijn mond en haar tong zocht naar de zijne alsof ze zonder hem van honger zou omkomen.
41
Een geluid als de hamer van Thor dreunde door Petrograd en deed de ramen rammelen als botten in een graf. Valentina schrok op uit haar boek en Lydia werd wakker; ze kroop haastig in haar nachthemd bij haar moeder in bed, met grote, opgewonden ogen. Valentina kon haar dochters hart voelen bonzen toen ze haar dicht tegen zich aan drukte. Ze keek op de klok. Het was 21.45 uur in de avond van 24 oktober 1917.
‘Is dat de donder, mama?’
‘Nee liefje. Het klinkt als een kanon.’
Lydia’s ogen werden groot als schoteltjes. ‘Een heel groot kanon?’
‘Ja, een heel groot kanon. Ik denk dat het een scheepskanon is.’
‘Van welk schip?’
‘Ik weet het niet.’ Maar haar bloed werd ijskoud doordat ze zeker wist wat het betekende: het teken dat de revolutie ging beginnen.
Arkin had het haar kunnen vertellen. Het was de Aurora.
Het was vier uur in de nacht en Valentina stond onder de ijskoude nachthemel te kijken hoe haar wereld in vlammen opging. Er waren geen sterren, geen kometen, niets spectaculairs om deze gebeurtenis te markeren. Maar ergens in de verte, boven de daken van de stad, brandde een vuur een gat in de duisternis, en de gloed ervan verscheurde het laatste beetje hoop in haar hart dat Rusland zich weg zou kunnen trekken van de rand van de afgrond.