Hij veegde over zijn gezicht en bedwong de steek in zijn binnenste, die hij altijd voelde als hij aan het kind dacht. Hij was moe. Niet geslapen. Te veel angsten over vanavond en over de messen die door zijn medekameraden op zijn rug zouden worden gericht nu hij een zekere mate van macht bezat.
Hij ging achter zijn bureau zitten en snauwde tegen de soldaat buiten zijn deur: ‘Volgende gevangene!’
Arkin stond niet op uit zijn stoel. Maar het viel hem moeilijk hem dat respect niet te tonen.
‘Gevangene Ivanov,’ zei hij, ‘ik beveel dat u voor het tribunaal wordt gebracht om terecht te staan als verrader van uw land.’
‘Jij huichelachtige nietsnut, wat weten jij en jouw soort nou van dit land? Ik heb het trouw gediend gedurende meer dan…’
Arkin knikte naar de bewaker, en de minister kreeg een klap van de loop van een geweer in zijn gezicht. Zijn handen waren op zijn rug gebonden, zodat hij het bloed dat uit zijn mond droop niet tegen kon houden.
‘Niet doen.’ Het was de eerste keer dat Jelizaveta sprak. ‘Doe dat alsjeblieft niet.’
Hij veroorloofde zich naar haar te kijken, zich de exacte tint van haar goudblonde haar en de gladde structuur van haar wang, van haar hals in te prenten.
‘Mevrouw Ivanova.’ Hij kon het respect in zijn stem horen, maar hij kon het niet verbergen. Hij richtte zijn blik op de twee velletjes papier op zijn bureau, het ene met de naam Filip Ivanov, het andere met Jelizaveta Ivanova. Hij pakte een pen maar legde zijn vingertoppen op haar naam. Dichterbij dan dit kon hij niet komen. ‘U wordt eveneens beschuldigd van bedrog omdat u uw man heeft geholpen bij zijn uitbuiting van het proletariaat om de geldkisten van de Romanovs te vullen.’
Ze zei niets. Hij kon haar nog steeds niet aankijken. ‘Breng hen weg.’
‘Tot uw orders, kameraad Erikov.’
Maar toen de bewaker haar man ruw bij de arm greep, zei Jelizaveta: ‘Wacht.’
De bewaker aarzelde, want de gewoonte om te gehoorzamen zat diep. Met haar handen op haar rug gebonden wendde ze zich tot haar man en kuste zijn wang. ‘Vaarwel, Filip. God zegene je. We zullen elkaar niet meer zien in dit leven.’
‘Jelizaveta, mijn vrouw, ik moet…’
‘Breng hem weg. Laat haar blijven,’ beval Arkin.
‘Jelizaveta,’ riep Ivanov toen hij de kamer uit werd gesleurd. ‘Ik hou…’
De bewaker sloeg de deur achter hem dicht. Arkin en Jelizaveta keken elkaar aan, alleen in de kamer.
‘Ik kan je niet redden,’ zei hij ten slotte.
‘Dat weet ik.’
Ze glimlachte net zo intiem naar hem als wanneer ze in de kanten kussens van Hotel de Russie lag. Geen enkel teken van spijt of verdriet in de welving van haar volle lippen toen ze heel stil in zijn kantoor stond.
‘Tsjort!’ Hij smeet zijn pen op zijn bureau en liep door de kamer tot hij haar aan kon raken, maar hij hield zijn hand omlaag. ‘Jelizaveta, als ik het kon, zou ik het doen. Maar je bent de vrouw van een minister. De hemel weet dat ik je zou redden als ik dat kon.’
Haar blauwe ogen schitterden van blijdschap. ‘Dat weet ik. Maak je geen zorgen over mij.’ Haar elegante kleren waren vies en één mouw was gescheurd. Hij vroeg zich af welke ruwe hand eraan had gerukt. ‘Ik wil nog één laatste keer naar je kijken,’ zei ze zacht.
Toen raakte hij haar aan, legde zijn vingers op haar bleke wang. Ze boog haar hoofd en leunde zacht tegen zijn wang. ‘Pas goed op jezelf, Viktor. Dit zijn erg gevaarlijke tijden en ik wil dat je…’ Ze slikte even en draaide haar gezicht om zijn vingers te kussen. ‘Dat je veilig bent. Ik haat alles wat jij vertegen woordigt, ik haat wat jullie bosjewieken met mijn land zullen doen, maar’ – ze keek op – ‘ik kan jou niet haten.’
‘Jelizaveta, ik zal alles doen wat ik kan om je te redden van de wraak van het tribunaal, maar…’
‘Nee Viktor, doe niets voor mij, ik smeek je.’ Ze sprak de woorden langzaam en bedachtzaam, alsof ze de betekenis ervan goed tot hem wilde laten doordringen. ‘Ik heb deze afgelopen jaren meer geleefd dan ooit tevoren. Meer geleefd en meer liefgehad. Dat is genoeg voor mij. Jij hebt me een vreugde gebracht waarvan ik niet wist dat die bestond. Spasibo.’
Hij glimlachte naar haar, een tedere glimlach die niet probeerde de felle pijn onder zijn ribben te verzachten. ‘Spasibo,’ herhaalde hij.
‘God behoede je,’ zei ze zacht, en ze liep naar de deur.
Toen Valentina thuiskwam lag Lydia boven aan de trap op haar knieën gedroogde rozijnen naar de twee haveloze jongens in de hal beneden te gooien. Valentina verspilde geen tijd met haar te berispen maar greep haar bij de pols en trok haar hun kamers binnen, waarna ze voor haar neerknielde zodat hun ogen op gelijke hoogte waren.
‘Lydia, ik heb een afspraak met een man die ik moet spreken, en ik wil dat je met me meegaat.’
‘Is het papa?’
‘Nee, dotsjenka, liefje, kijk niet zo verdrietig. Als we dit goed doen, zullen we papa gauw weer zien.’
‘Dat zeg je elke dag.’
Ze kleedde hen beiden zorgvuldig aan, eenvoudige jurken, eenvoudige jassen, geen tierlantijntjes. Ze stopte Lydia’s vurige lokken onder een bruine hoofddoek en trok er toen een vilten muts overheen. ‘Je moet er vandaag uitzien als een arbeidersdochter.’
Ze bekeek hen beiden in de spiegel, in hun grauwe kleren.
‘Jij ziet er mooi uit in je kleren, mama. Maar ik lijk heel lelijk.’
Valentina nam Lydia met een zwaai in haar armen en kuste haar voorhoofd. ‘Jij zou er niet lelijk uit kunnen zien, ook al deed je nog zo je best, engeltje. Luister nu goed naar me. Er zijn dingen die ik wil dat jij zegt.’
‘Ik dacht dat je dood was,’ zei Valentina.
Valentina was het kantoor van kameraad Erikov binnengestapt en staarde naar Arkins gezicht, in zijn grijze uniform, naar de nieuwe arrogantie in zijn ogen, en ze wenste voor de duizendste keer dat ze het scalpel van dokter Fedorin die dag van het duel op de Pistoolrichel in zijn keel had gestoken.
‘Ik dacht dat je aan gangreen zou zijn gestorven,’ zei ze.
‘Ik ben niet zo gemakkelijk te doden.’ Zijn ogen waren echter niet op haar gericht, maar op het kind.
‘Viktor, dit is je dochter Lydia.’
Arkins gezicht bleef onbewogen. Zelfs geen glimlach voor het kind. Valentina huiverde inwendig toen ze het handje van haar dochter losliet en zag hoe ze als een elfje naar voren huppelde, om voor de grote gestalte achter het bureau te blijven staan. Valentina kreeg een prop in haar keel bij het zien van zoveel moed.
‘Dobri den, goedemiddag, papa.’
Aan de rand van Arkins kaak begon een ader te kloppen. Zijn grijze ogen aarzelden toen hij zich bukte om met voorzichtige vingers het hoofdje aan te raken. ‘Hoe weet ik dat ze van mij is?’
‘Omdat ik je zweer dat ze van jou is. Ik was al zwanger toen ik met Jens Friis trouwde.’ Valentina dankte de hemel dat Arkin niet in de buurt was geweest om de datum van de geboorte van haar dochter te kennen.
Hij haalde zijn hand weg, maar Lydia bleef met grote ogen naar hem omhoogkijken.
‘Dat betekent niets,’ zei hij. Zijn stem was vlak. ‘Ze zou ook het kind van Friis kunnen zijn.’
‘Nee.’ Ze wendde haar blik af alsof ze verlegen was. ‘Jens en ik hebben er altijd voor gezorgd dat ik niet zwanger kon worden.’
‘Misschien sta je wel te liegen.’
‘Echt niet, dat zweer ik op het hoofd van mijn kind. Kijk maar naar haar mond, dat is jouw mond. Kijk naar haar kin, de vorm is van jou.’ Het was een leugen, maar ze bespeurde hoe graag hij wilde dat het waar was.
‘Haar haar?’ Zijn hand ging naar de muts.
Maar Valentina had uitdrukkelijk tegen Lydia gezegd dat haar muts niet af mocht. Zonder een moment van aarzeling greep Lydia zijn hand, hield deze stevig vast en drukte haar kleine wang ertegenaan. Ze richtte haar blik op Arkin, met in haar ogen het naakte verlangen dat alleen een kind kan hebben.