Hij glimlachte heel even. ‘U kent uw dochters, mevrouw.’
‘Goed genoeg.’
‘Het spijt me heel erg dat de demonstranten me hebben gedwongen de Turicum in een zijstraat te parkeren. Toen ik te voet terugging naar de theesalon, verkeerde deze in een staat van paniek – juffrouw Valentina en juffrouw Katja waren verdwenen.’
‘Heb je naar hen gezocht?’
‘Uiteraard, mevrouw.’
Had hij gezocht? Had hij hun naam geroepen? Was hij als een gek van straat naar straat en van winkel naar winkel gerend? Had hij mensen bij hun revers gegrepen om hun te vragen of ze een rolstoel hadden gezien? Ja, hij had al die dingen gedaan en hij had gehold tot zijn longen pijn deden. En hij had die meisjes verwenst tot zijn tong brandde, maar hij had hen niet gevonden.
Jelizaveta Ivanova knikte. ‘Natuurlijk heb je dat gedaan. Ik weet dat je een betrouwbare jongeman bent.’
‘Het spijt me, mevrouw. Ik bied u mijn excuses aan omdat ik u reden tot bezorgdheid heb gegeven.’
‘Hoe heb je hen uiteindelijk gevonden?’
‘Ik ben naar hier teruggegaan om een groep mannen bijeen te roepen om grondiger te kunnen zoeken.’
Ze bleef zwijgen, waardoor ze hem dwong meer te vertellen dan hij wilde.
‘Liev Popkov heeft hen gevonden,’ gaf hij met tegenzin toe. ‘Hij heeft de sporen van de rolstoel in de sneeuw gevolgd.’
De kozak was als een bloedhond geweest – hij had de trottoirs afgezocht, met zijn gezicht vlak boven de grond, en hij had de miniemste bandafdrukken kunnen vinden, zelfs waar het oppervlak was vertrapt.
Ze liet het gesprek uitdoven en nam een slokje water, waarbij haar hals zich samentrok vlak boven de roomkleurige parelketting. ‘Katja is onwel,’ zei ze, na een moment stilte.
‘Dat spijt me.’
‘Het was niet jouw schuld.’
De rechtvaardigheid van haar opmerking verbaasde hem. De meeste werkgevers gaven hun personeel de schuld van alles wat verkeerd ging. Hij wachtte, maar er volgde niets meer.
‘Wilt u er misschien met Popkov zelf over praten?’ vroeg hij.
Ze huiverde heel even. ‘Nee, dat hoeft echt niet.’
Het was drie uur in de nacht. Valentina had twee uur lang in het donker gezeten. Toen ze de zware tred van zuster Sonja ten slotte Katja’s kamer hoorde verlaten, wachtte ze een paar minuten en glipte toen de gang in. Haar blote voeten waren geluidloos en ze draaide de kruk van de deur van de ziekenkamer met niet meer dan een zacht klikje om. Achter een gazen haardscherm knetterde een vuur in de haard en op het bed was een dikke, gewatteerde deken opzijgeschoven zodat hij hobbelig als een rij bergtoppen op het bed lag. De tengere gestalte van haar zusje lag roerloos onder een dun laken, hoewel haar hoofd rusteloos op het kussen bewoog alsof het bij iemand anders hoorde.
‘Katja,’ fluisterde Valentina.
Het blonde hoofd ging onmiddellijk omhoog. ‘Valentina?’
‘Hoe is het met je?’
‘Ik verveel me.’
Valentina knielde neer op het voeteneinde van het bed. ‘Je weet toch wel waarvan je ziek bent geworden, hè?’
‘Waarvan dan?’
‘Van die kus op het hoofd van de baby.’
‘Het was het waard,’ glimlachte Katja.
‘Je hebt mama of de zuster er niets over verteld, hè?’
‘Natuurlijk niet. Ik ben niet gek.’
‘Beschouw het als een avontuur, maar wel als een avontuur dat we niet zullen herhalen. Ik heb te heftig gereageerd, het spijt me.’
‘Zeg dat niet. Zeg niet dat je me niet meer meeneemt op avonturen.’
‘Als je echt avonturen wilt, Katja, moet je beter worden. Ik zal ze je bezorgen,’ beloofde ze, ‘alleen niet zo gevaarlijk als deze keer.’
‘Een avontuur is geen avontuur als het niet gevaarlijk is. Ik had het voor geen goud willen missen.’ Ze duwde het vochtige haar uit haar ogen. ‘Vertel me eens hoe dat litteken van die vrouw voelde, toen je het aanraakte.’
‘Als warm glas. Hard en glad.’
‘Ik had medelijden met haar.’
‘Ik niet.’
‘Ik geloof je niet.’
‘Het is waar, Katja. Ik haat hen. Het kan me niet schelen of ze zich mensjewieken, bolsjewieken of socialisten noemen, ze zijn voor mij allemaal hetzelfde. Ik haat hen om wat ze jou hebben aangedaan.’
Ze bewoog zich naar voren en kuste de warme wang van haar zusje.
Katja bracht haar hand omhoog en streelde het donkere haar van haar zusje. ‘Hij zal uiteindelijk weer verdwijnen, die haat,’ zei ze stellig.
‘Is hij bij jou verdwenen?’
‘Ja.’
Valentina vertelde Katja niet dat het al te laat was. Dat de haat zich al een weg tot diep in haar botten had gebrand.
Ze klopte op de deur van haar vaders werkkamer. Het was tijd om hem van haar besluit te vertellen.
‘Binnen. Vchodite.’
Ze duwde de deur open. Haar vader zat aan zijn brede bureau met leren bovenblad en keek op van de papieren die hij bestudeerde.
‘Je wilde me spreken?’ zei hij. Hij leek niet erg blij te zijn dat hij werd gestoord.
‘Ja.’
Hij sloeg zijn armen over elkaar en bewoog ongeduldig een onaangestoken sigaar tussen twee vingers. Hij was nog steeds knap om te zien, hoewel nu een beetje zwaar van te veel banketten in het Winterpaleis, maar ze herinnerde zich hem als slank en sportief toen hij als generaal in het Russische leger had gediend. Hij droeg zijn haar uit zijn gezicht naar achteren geborsteld, en had zware wenkbrauwen boven scherpe, diepliggende ogen. Donkere ogen, net als de hare. Die ogen keken haar nu onderzoekend aan.
‘Ga zitten.’
Ze ging op de stoel voor het bureau zitten en legde haar handen netjes in haar schoot. ‘Papa, ik wil mijn excuses aanbieden omdat ik Katja gisteren heb meegenomen naar het district Rzjevka. Ik probeerde haar te beschermen tegen de stakers die…’
‘Ik accepteer je excuses.’ Hij streek over zijn donkere bakkebaarden, alsof hij daarmee zijn gedachten kon wegvegen. ‘Wat jij hebt gedaan,’ zei hij, ‘was dwaas, maar ik besef dat je probeerde je zusje te beschermen.’
Ze had erger verwacht.
‘Is dat alles?’ vroeg hij. ‘Ik ben druk bezig.’
‘Nee,’ zei ze. ‘Dat is niet alles.’
Hij legde zijn sigaar in een asbak, precies evenwijdig aan een pen en een rood potlood die voor hem lagen. Zijn ogen bleven op de sigaar gericht, alsof hij die graag in alle rust wilde oproken. Haar vader had een ordelijke geest en daarom deed hij dit werk. Valenina wist niet precies wat hij als minister deed, maar ze wist wel dat het iets met financiën te maken had. Ze had zich hem vaak voorgesteld in zijn kantoor op de kanselarij, bezig het geld van de tsaar te tellen, in hoge stapels roebels tot aan het plafond.
Ten slotte kreeg hij genoeg van haar stilzwijgen en keek op.
‘Wat is er nog meer?’ vroeg hij, enigszins ongeduldig. ‘Ik heb werk te doen.’
‘Papa, ik wil niet meer naar school terug als het nieuwe trimester begint.’
Hij keek haar verbaasd aan. Zonder een greintje van de woede die ze had verwacht. Hij glimlachte.
‘Ik hoop dat je het goedvindt, papa,’ voegde ze er snel aan toe.
‘Ik vind het inderdaad goed. Je moeder en ik hebben de situatie besproken en we zijn ervan overtuigd dat onderwijs niets meer voor je kan doen. Het wordt tijd om over je toekomst na te denken.’
Hij was maar heel klein, die eerste steek van onbehagen. Ze sloeg er geen acht op.
‘Daar ben ik het mee eens, papa. Ik ben erg blij dat jij er ook zo over denkt. Ik heb ook plannen gemaakt en ik heb een idee.’
Hij leunde achterover in zijn stoel en pakte voldaan de sigaar van zijn bureau. Hij deed het bandje eraf, knipte een stukje van het ene uiteinde en rook aan de geurige bladeren voordat hij hem omslachtig opstak. Ze had het gevoel dat hij al iets wilde vieren.
‘Zo, Valentina,’ zei hij. ‘Ik ben blij dat we het eens zijn. Nu ben je weer een goede dochter.’