Ze merkte de toevoeging van het woord ‘nu’ op. Maar toch. Het was een eerste stap.
Hij knikte voldaan naar haar en ze probeerde dit moment vast te houden, het niet door haar vingers te laten glippen. ‘Dit idee van jou, heb je het met je moeder besproken?’
‘Nog niet, papa. Ik wilde het eerst met jou bespreken.’
‘Dwaas meisje.’ Hij glimlachte en blies een kronkelige sliert rook in haar richting. ‘Dacht je nou echt dat ik me met jurken ga bemoeien?’
‘Jurken?’
‘Ja, de jurken waarover jij een idee hebt. Je moet ze met je moeder bespreken. Moeders zijn degenen die over zulke dingen gaan.’
Ze haalde snel adem, proefde de rook. ‘Papa, ik heb geen jurken genoemd.’
‘Nou, maak je maar geen zorgen, ik weet zeker dat je moeder daar met jou over zal willen praten.’ Hij knikte toegeeflijk. ‘Ik weet hoe dames zijn, wanneer het op jurken aankomt.’
Hij stond op uit zijn stoel en marcheerde de kamer door, met zijn pandjesjas strak over zijn dikke buik gespannen. Hij maakte veel lawaai: zijn mouwen ritselden, zijn voeten stampten op de gewreven vloerplanken, zijn vingers trommelden op het voorpand van zijn overhemd. Ze herkende dit als teken dat hij uitermate in zijn sas was. Wat was hier aan de hand? Dit gesprek ging helemaal niet goed.
‘Ik heb maar een paar jurken nodig,’ verklaarde ze behoedzaam.
‘Nee liefje. Als jij een goede partij zoekt, zul je minstens dertig of veertig jurken nodig hebben, lijkt me. Maar laat dat maar allemaal aan je moeder over. Het belangrijkste is dat het besluit is genomen en dat we al een lijst hebben opgesteld van namen die je kunt overwegen.’
‘Papa, wat bedoel je, met een goede partij zoeken?’
‘Een man aan de haak slaan, natuurlijk.’
‘Een man?’ Haar handen vielen van haar schoot.
‘Ja liefje. Daar hebben we het toch zeker over? Van school gaan en een man zoeken.’ Hij trok zichtbaar voldaan aan zijn sigaar en tikte wat losse sliertjes tabak van zijn overhemd. ‘Je wordt binnenkort achttien, Valentina. Tijd om je verantwoordelijk te gaan gedragen. Zoek dit seizoen een geschikte man en ga trouwen. Er zijn voldoende voortreffelijke officieren uit prima families.’
‘Ik ga niet trouwen, papa.’
‘Nu even geen onzin, Valentina. Waar heb je het over?’
‘Ik ga niet trouwen.’
‘En je zei zojuist dat je eraan toe was om je toekomst te plannen.’
‘Ja, maar niet als vrouw van iemand.’
‘Wat kun je dan anders, in hemelsnaam? Je moeder en ik…’ Hij zweeg, alsof hem een onwelkome gedachte inviel. Hij leek midden in de kamer op te zwellen in zijn kleren, en de aderen op zijn wangen vulden zich met bloed. ‘Wat is dit idee dat jij voor je toekomst hebt?’
Ze stond op en keek hem aan. ‘Papa, dat wilde ik je juist komen vertellen. Ik wil verpleegster worden.’
Ze dwongen haar te gaan zitten. Niet in de studeerkamer. Niet in de salon, waar serieuze gesprekken meestal plaatsvonden. Haar ouders gingen met haar naar de muziekkamer, de kamer waarin ze zoveel jaren haar hoop had gevoed. Ze lieten haar zitten op de pianokruk met zijn zitting met kwastjes waaraan ze had geplukt en gefriemeld als de muziek niet klonk zoals zij dat wilde. Haar moeder nam een stoel bij het raam. Hoewel haar gezicht zoals altijd onder controle was, hield ze een opgepropte zakdoek in haar ene hand. Het zwijgen van haar moeder was bijna erger dan de uitbarsting van haar vader.
‘Valentina,’ zei hij ernstig, ‘je moet dit onaangename plan onmiddellijk uit je hoofd zetten. Het verbaast me dat je er zelfs maar één moment serieus over hebt gedacht. Kijk naar de opvoeding die je hebt gekregen, de muzieklessen. Denk eens aan wat dit alles ons heeft gekost.’
Hij stapte geagiteerd voor haar heen en weer, zodat de rand van zijn jas wapperde. Ze wilde een hand uitsteken om die jas tot bedaren te brengen. Om hem tot bedaren te brengen.
‘Probeer alsjeblieft het te begrijpen, papa. Ik kan vier talen spreken en ik kan pianospelen en ik kan netjes lopen. En wat doe ik daar verder mee?’
‘Je kunt er een goed huwelijk mee sluiten. Dat is iets waarop alle jongedames worden voorbereid.’
‘Het spijt me, papa. Ik heb je al gezegd dat ik niet wil trouwen.’
De wanhopige manier waarop haar moeder naar adem snakte werd Valentina te machtig. Ze draaide zich om naar de piano, met haar rug naar hen toe, en ze deed de klep open. Haar vingers zochten een zacht akkoord en gingen toen over naar een ander akkoord, en als altijd kalmeerde de klank van de noten haar. Het beven in haar borst werd minder. Ze speelde nog een passage uit een stuk van Chopin en zag in een flits weer de Viking met het vurige haar voor zich. Achter haar was alle beweging opgehouden en ze stelde zich de blikken voor die haar ouders met elkaar wisselden.
‘Je speelt goed, Valentina.’
‘Dank je, mama.’
‘Iedere man zou trots zijn om jou zijn gasten na het diner met een stuk van Beethoven of Tsjaikovski te laten verrassen.’
Valentina sloeg haar vingers stijf ineen om ze van de toetsen weg te houden. ‘Ik wil verpleegster worden.’ Ze sprak rustig, geduldig. ‘Ik wil voor Katja zorgen. Zuster Sonja zal niet voor eeuwig bij ons zijn.’
Er ging een zucht door de kamer en opeens stond haar vaders lange, donkere gestalte pal achter haar. Zijn hand streelde haar haar en bleef op haar schouder liggen. Ze verroerde zich niet. Hij had haar in geen halfjaar meer aangeraakt, sinds die bom op Tesovo, en ze vreesde dat als ze ook maar een spier bewoog, hij zich zou terugtrekken en haar opnieuw in geen halfjaar aan zou raken.
‘Valentina, luister, mijn lieve kind. Je weet dat ik het beste voor je wil. Verplegen is een akelig vak, vol hoeren en alcoholisten. Het is geen passend werk voor een beschaafde jongedame.’
‘Luister naar je vader,’ zei haar moeder zacht.
‘Ze hebben luizen. Ze hebben ziekten.’ Haar vader sprak het woord ziekten zo uit dat duidelijk was dat hij niet alleen op pokken en tyfus doelde.
‘Maar zuster Sonja is geen hoer of alcoholiste,’ merkte Valentina op. ‘Zij heeft geen ziekte. Ze is een fatsoenlijke vrouw.’
Zijn hand verstevigde zijn greep op haar schouder en ze voelde dat hij daarmee de greep op haar gedachten wilde verstevigen. ‘Er is een andere manier,’ zei hij, ‘waarop je Katja kunt helpen. Een betere manier om het bij haar goed te maken.’
‘Hoe?’
‘Het is niet moeilijk.’
‘Wat is het, papa? Wat kan ik doen?’
‘Een goed huwelijk sluiten.’
Ze draaide zich weer om naar de piano, terwijl de teleurstelling haar een prop in de keel bezorgde. Ze wilde haar vader niet dwarsbomen.
‘Je hebt me gehoord, Valentina.’ Zijn stem steeg. ‘Verdomme, meisje, je moet een goed huwelijk sluiten. Je moet nu trouwen. Ik sta erop. Omwille van de naam Ivanov.’
7
‘Uitbuiting! Ontbering! Honger!’
Michail Sergejev was goed. Hij wist hoe je een menigte moest bewerken, hoe je bij mannen emoties moest oproepen en vuur in hun lege buik moest brengen. Arkin bekeek de bijeenkomst van vanavond met voldoening. De meesten van hen waren boeren, net als hij, eenvoudige arbeiders die uit de landelijke provincies waren gekomen om werk te zoeken in de fabrieken van Sint-Petersburg. De meesten konden niet lezen. Slechts enkelen konden hun naam schrijven. Wonderlijk genoeg stemde dat feit Arkin nog treuriger dan de vreselijke omstandigheden waaronder ze in de fabrieken moesten werken. Het besef dat de geest van de massa opzettelijk werd beknot door hun onderwijs te onthouden, was in zijn ogen de grootste onrechtvaardigheid van alles. Het was een vorm van onderdrukking die moest worden verdelgd.
Dit was de reden waarom hij geloofde in Leon Trotski’s theorie van de voortdurende revolutie. Hij was met Sergejev naar een bijeenkomst geweest om Trotski te horen spreken, en ze waren zo diep onder de indruk geweest van deze man vol visie, met zijn wilde bos haar en immer fonkelende brillenglazen, dat ze de hele nacht op straat waren blijven lopen, niet in staat tot rust te komen. Hij had hun een nieuwe wereld getoond. Een wereld waarin gerechtigheid en gelijkheid geen lege woorden waren maar het warm kloppende hart van ieder mens vormden. Vanaf dat moment waren ze anderen voor de socialistische zaak gaan winnen.