Выбрать главу

‘Liev!’ Deze keer klonk het als een gesmoorde kreet. Ze sloeg een hand voor haar mond terwijl ze naar zijn rug keek.

De zware spieren waren gestreept. Er liepen rode striemen diagonaal overheen, zo gelijkvormig dat het leek of ze erop geschilderd waren. De verf was nog nat en glanzend. Ze liep langzaam de box in, waar ze zich naast hem op haar knieën in het stro liet vallen. De striemen waren hier en daar heel diep, met rauwe, kapotte randen.

‘Waarom?’ fluisterde ze. Ze hoefde niet te vragen wie.

Popkov rolde opzij, greep zijn tuniek en trok die aan. Ze kon niet begrijpen dat hij zelfs maar kon bewegen met zo’n rug.

‘Waarom heeft hij zoiets gedaan?’ Ze voelde een intense schaamte om haar vader.

Popkov viste een andere fles onder het stro vandaan. Deze was vol. ‘Gisteren,’ zei hij, ‘ben ik naar de kamer van je zusje gegaan toen de zuster er niet was.’

‘O, Liev!’

Hij haalde zijn schouders op en goot nog meer alcohol in zijn keel. ‘Ik wilde haar een cadeautje geven voor Kerstmis, dat was alles.’

‘Maar het is haar slaapkamer.’

‘Ik ben er heel vaak binnen geweest om haar in en uit de rolstoel te tillen.’

‘Maar nooit zonder dat zuster Sonja erbij was.’

Hij snoof smalend. ‘Njet. Je vader kwam binnen toen ik op het voeteneind van het bed met haar zat te praten. Dus heeft hij me met de zweep gegeven.’

Opeens begon ze hem te slaan. Haar vuisten timmerden op zijn borst, bonkten op zijn granieten spieren, en hij lachte.

‘Jij stomme, onnozele pummel!’ schreeuwde ze. ‘Jij achterlijke kozak, je bent gek. Je verdient het om met de zweep te krijgen.’

Hij greep haar bij de polsen en duwde haar de hals van de wodkafles in de hand.

‘Hier, neem ook wat.’

Ze staarde naar de onschuldig uitziende drank, slaakte een diepe, beverige zucht en zette de fles aan haar lippen.

Valentina had het erg warm. Ze kon de nachtwind aan de houten wanden van de stal horen krabbelen. Er zweefde iets aangenaams in haar hoofd, iets met vleugels als een vlinder of een motje. Haar lippen leken niet langer van haar te zijn en krulden zich voortdurend tot glimlachen. Ze zat op de vloer, achterovergeleund tegen de zijkant van de box, met een berg stro om haar benen gestopt. Hoe was al die warmte in haar maag gekomen? Wanneer ze haar ogen dichtdeed hoorde ze een zoemend geluid in haar hoofd en ze voelde dat ze opzij dreigde te vallen.

‘Valentina, je hebt genoeg gehad. Ga naar bed.’ Popkov schopte haar, hij schoof met zijn laars over het stro en schopte haar tegen haar bovenbeen alsof ze een varken was. ‘Maak dat je hier wegkomt,’ gromde hij.

‘Wat heb je haar gegeven?’

‘Wie gegeven?’

‘Vertel op.’

‘Een hoefijzer.’ Hij zweeg en keek naar het stro. ‘Ik had hem opgepoetst en…’ Ze kon horen dat hij zich geneerde. ‘En ik had er klimop en besjes doorheen gevlochten.’

Het leek Valentina het mooiste cadeau dat ze zich kon voorstellen. ‘Niets voor mij?’ vroeg ze.

Hij keek met zijn zwarte ogen naar haar op. ‘Je hebt mijn wodka gekregen. Wat wil je nog meer?’

Ze lachte en voelde dat de wereld verward dreigde te raken, buiten haar bereik. ‘Mama en papa dwingen me om naar een kerstbal te gaan,’ zei ze, en ze deed haar ogen dicht. De duisternis begon op alarmerende wijze om haar heen te draaien, dus dwong ze haar ogen weer open. Die akelige vent zat haar vol leedvermaak aan te kijken.

‘Je bent dronken,’ zei Popkov.

‘Ga weg,’ mompelde ze langzaam en met dubbele tong.

Het volgende ogenblik merkte ze dat ze door de lucht zweefde, met handen en voeten die gewichtloos waren. Toen ze moeizaam haar ogen een klein eindje opendeed, zag ze de duisternis rondtollen als stof.

‘Liev, zet me neer.’

Hij negeerde haar.

Ze was zich er vaag van bewust dat ze via de personeelsingang het donkere huis werd binnengedragen, maar haar ogen vielen dicht en gingen pas open toen ze zonder enig vertoon van hoffelijkheid op haar bed werd gekieperd.

‘Liev,’ mompelde ze, terwijl ze probeerde te verhinderen dat het plafond al ronddraaiend op haar neer zou vallen, ‘ik geloof niet…’

‘Ga slapen,’ gromde hij.

Spasibo, Liev,’ zei ze zacht. ‘Dank je wel.’ Maar hij was de kamer al uit.

‘Speel eens wat voor me.’

Katja zat in haar rolstoel, ze waren alleen in de muziekkamer. Valentina’s hoofd bonsde nog steeds, maar ze kon het nu tenminste ronddraaien zonder dat het dreigde eraf te vallen. Wodka, zwoer ze, zou haar hele leven niet meer over haar lippen komen. Ze verwenste Liev, verwenste de fles die hij had opengemaakt, verwenste de manier waarop hij de volgende dag de paarden naar buiten had gebracht, een vrolijk volksliedje fluitend, zonder ook maar iets wat wees op een hoofd dat op sterk water was gezet.

‘Toe,’ drong Katja aan, ‘speel alsjeblieft iets voor me.’

‘Ik zal vandaag niet erg goed zijn,’ mompelde Valentina, terwijl ze de klep van de vleugel opendeed. Alleen al de aanblik van de toetsen, keurig op een rij en rustig wachtend op haar vingers, maakte de spanning in haar binnenste minder.

Katja lachte. ‘Je bent altijd goed, Valentina. Zelfs als je zegt dat je slecht bent, ben je goed.’

Valentina haalde diep adem, zonder te weten wat ze zou gaan spelen, tot haar vingers de toetsen vonden. Toen klonken de openingsmaten van de ‘Nocturne in es-groot’, het stuk dat ze voor de Viking had gespeeld. Ze vergat direct de wereld om haar heen en tot haar verbazing speelde ze goed. Haar muziekleraar zou trots op haar zijn geweest, zoals ze de melodie perfect in balans bracht met de akkoorden in de linkerhand, waarbij ze in de rechterhand een zuiver legato cantabile produceerde en de muziek met elke hartenklop voelde stromen. Door haar longen. Over haar schouders. Omlaag naar haar polsen en vingers.

‘Valentina.’ Dit was haar moeder. Wanneer was ze de kamer binnengekomen? ‘Het is tijd om je te kleden voor het bal van vanavond,’ zei Jelizaveta Ivanova. ‘We hadden afgesproken dat je zou gaan, weet je nog?’

Valentina’s handen verstarden boven de toetsen.

Nummer vijf op haar lijst: Mama gehoorzamen. ‘Ja mama, dat weet ik.’

Ze deed voorzichtig de klep van de piano dicht en liep naar een zilveren doosje op de tafel naast Katja’s stoel. Ze haalde er een koperen sleutel uit, liep terug naar de piano en deed hem op slot, waarna ze naar het raam liep. Ze deed het raam een eindje open en gooide de sleutel naar buiten, in de sneeuw. Zonder één woord te zeggen liep ze de kamer uit.

Het gezicht van Viktor Arkin was verwrongen. Het ene oog gleed weg in zijn haarlijn terwijl zijn mond was uitgerekt tot de grootte van een moersleutel. Heel even staarde hij naar zijn vervormde spiegelbeeld in het gewelfde oppervlak van de koperen koplamp van de Turicum, en hij vroeg zich af wat er nog meer in hem misvormd was, op een diepere plaats waar hij het niet kon zien. Het maakte hem ongerust dat hij zoveel van deze auto hield. Dat was gevaarlijk. Als je zoveel van iets of iemand hield, veroorzaakte dat een zwakke plek in je binnenste. Hij kon zich geen zwakke plekken veroorloven. Toch glimlachte hij voldaan naar de blauwe ronding van het voorste spatbord en haalde een doek over de sierlijke lijn.

‘Er is bezoek voor je.’

Arkin keek om. De kozak stond in de deuropening. Hij keek geamuseerd. Geen goed teken.

‘Waar?’

‘Op het stalerf.’

Arkin vouwde zijn poetsdoek op en legde hem op een plank voor hij langs de kozak de garage uit liep naar het erf, waar de duisternis begon in te vallen en schaduwen als dode wezens op de keien legde. Aan de rechterzijde stonden de stallen en het koetshuis, recht voor hem waren een waterpomp en een trog, maar links was een poort naar een pad dat naar de voorzijde van het huis liep. Vlak naast de poort stond een jonge vrouw. Ze had een hoofddoek stevig onder haar kin vastgeknoopt tegen de ijzige wind en ze droeg een lange jas met riem die eruitzag alsof hij ooit van een man was geweest. Haar manier van doen was schichtig, met een verlegen houding van haar hoofd.