‘Een vriendin van je?’ lachte Popkov, en hij gebaarde naar zijn buik alsof deze een grote zwelling had.
De vrouw was hoogzwanger. Zelfs onder de jas was het zichtbaar.
‘Ga jij nou maar een hoef poetsen of manen kammen of zo,’ zei Arkin, en hij liep naar de vrouw toe. Hij begroette haar behoedzaam.
‘Kan ik je helpen?’ vroeg hij.
‘Ik heb een boodschap. Van Michail Sergejev.’
Hij pakte haar onmiddellijk bij de arm. Die was mager en bood geen weerstand. Hij liep met haar de garage in, en nu ze uit de wind was, ontspande haar gezicht zich en glimlachte ze verlegen.
‘Ik ben Larisa, de vrouw van Michail.’
Op dat moment gebeurde er iets met hem, knapte er iets in zijn binnenste. Alles wat hij in zijn hoofd zo netjes bij elkaar had gehouden, raakte opeens van zijn plaats. De manier waarop ze het zei, zo eenvoudig, zo trots. Ik ben Larisa, de vrouw van Michail. Met haar hand op haar dikke buik. Hij wist nog dat zijn moeder hetzelfde had gezegd. Ik ben Roza, de vrouw van Michail Arkin. Twee weken later waren zij en het ongeboren kind dood door bloedvergiftiging, omdat zijn vader geen geld had voor een dokter. Het gebeurde op zijn negende verjaardag.
Met een gevoel dat op pijn leek ontdekte hij hoe graag hij zelf een kind wilde, zelf een vrouw met een dikke buik wilde, ondanks alles wat hij tegen Sergejev had gezegd over gezinnen die een verschijnsel uit het verleden waren. Hij glimlachte naar haar, geschokt.
‘Is er iets?’ vroeg hij.
Ze knikte. Haar lippen waren bleek, ze had donkere kringen onder ogen die bezorgd stonden. ‘Het is Michail. Hij heeft vorige week een ongeluk gehad op zijn werk.’
‘Erg?’
‘Zijn arm is gebroken.’
Hij glimlachte geruststellend naar haar. ‘Het zal vast snel genezen,’ zei hij. ‘Michail is sterk.’
Maar hij wist wat het voor hen betekende. Geen werk betekende geen geld. Voor het eten, voor de huur, voor de baby. Hij greep in zijn zak en haalde er zijn drie laatste sigaretten en wat munten uit. Het was alles wat hij had.
‘Hier, geef dit aan je man.’
Ze liet hem alles in haar kleine hand leggen. ‘Kun je het missen?’
‘Ga met hem naar de kerkzaal van vader Morozov. Er is daar warm eten.’
‘Spasibo,’ fluisterde ze. ‘Zijn baas heeft hem genoeg roebels gegeven om onze huur te betalen.’
‘Dat is heel ongewoon. Wie is die man?’
‘Direktor Friis.’
‘Werk jij nog steeds in de lijmfabriek?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Da. Ja.’
Hij voelde het vuur in zijn binnenste weer oplaaien, het vuur dat brandde om gerechtigheid te brengen in deze ellendige stad. Eén koperen koplamp, dat was alles wat ervoor nodig was. Hij kon het ding van de auto rukken en aan haar geven om te verkopen. Dat was voldoende om leven te geven aan de nieuwe baby, voldoende om te voorkomen dat de moedermelk opdroogde ten gevolge van honger.
‘Hij maakt zich zorgen,’ zei ze nerveus, ‘over… de klus die hij vanavond met jou moet doen.’
‘Vertel Michail van mij dat hij zich geen zorgen moet maken. Ik regel het wel. Ga naar huis en rust wat. Eet iets.’
‘Spasibo.’
‘Veel succes met de baby.’
Ze glimlachte, een zachtmoedige, hoopvolle glimlach. Langzaam vertrok ze over de ongelijke keien, met de wiegelende gang van een dronken man of een zwangere vrouw. Arkin, die in de wind stond, keek haar na tot ze uit het zicht was verdwenen. Dus het moment was daar. Hij voelde een zenuw aan de rand van zijn kaak trillen, en hoezeer hij ook zijn best deed, hij kon het niet bedwingen.
Maar hij was klaar voor wat hij vanavond zou moeten doen.
9
Jens hield niet van dansen. Hij was naar dit verdomde bal gekomen om minister Davidov te pakken te krijgen, om geen enkele andere reden, maar tot dusver viel hij nergens te bekennen. Hij bleef een tijdje in de weelderige antichambres van het Anitsjkovpaleis, maar de marmeren zuilen en het overdadig vergulde lijstwerk waren niet echt ontspannend, dus vertrok hij naar een salon waar een kaartspel gaande was.
Na een uur volstond hij met het incasseren van een handvol roebels en wat promesses. Hij hield van gokken, maar het was iets waar hij voorzichtig mee was. Hij had gezien wat dat bij een man kon aanrichten. Hij had aan een kaarttafel gezeten met een speler die halverwege een spel een revolver tegen zijn slaap had gezet om zichzelf overhoop te schieten. En op het perron van een station had hij een keer een oude vriend omhelsd die voor tien jaar naar Siberië werd gestuurd omdat hij deel had gehad aan een samenzwering – de man had alles op het spel gezet bij een intrige aan het hof om groothertog Vladimir uit de legerleiding te wippen. Hij had gegokt en verloren.
Ja, Jens gokte graag, maar hij koos er het juiste moment voor. Vanavond was zo’n avond.
‘Friis, ik had niet verwacht je hier te zullen aantreffen.’
Jens was verbaasd dat Davidov hem in de menigte had opgespoord, maar het maakte de eerste stap veel gemakkelijker.
‘Goedenavond, dobri vetsjer, excellentie.’
Ze begroetten elkaar met een formele hoofdknik, niet echt een buiging maar iets wat erbij in de buurt kwam. De minister was een zwaarmoedige man met borstelige wenkbrauwen die tot over zijn ogen omlaag schoven, en na de aanvaring bij de bespreking over de financiering van de tunnel was er iets koels in zijn manier van doen geslopen. Hij droeg een elegant rokkostuum met een stijf wit vest en witte boord, maar hij had de blik van een man die met zijn hoofd bij andere dingen is dan bij het zich amuseren. Toch waren zijn wangen blozend in plaats van het gebruikelijke asgrauw, en Jens vroeg zich af hoeveel goede Franse cognac hij al had genuttigd.
‘Goedenavond, mevrouw.’
Jens boog zich over de hand van de vrouw van Andrej Davidov, een kleine vrouw van middelbare leeftijd in een knalpaarse avondjurk. Ze glimlachte veel, alsof ze het ernstige gezicht van haar man wilde compenseren.
‘Wat een heerlijke avond,’ zei ze stralend. ‘Lieve help, wat is het toch leuk als jullie heren er zo geweldig uitzien.’
Het wemelde er van de militairen in gala-uniform. Er stapten ingewikkelde tressen en kleurige schouderstrepen door de deftige zalen toen jonge soldaten wedijverden om het gewapper van de waaier van een van de jongedames aan te trekken. Bij sociale evenementen in Sint-Petersburg domineerden de legerofficieren altijd, schitterend in hun witte of blauwe of vuurrode uniform, waarbij de huzaren altijd het imposantst en het arrogantst waren. Het was het leger dat Rusland sterk had gemaakt, en dat lieten ze Sint-Petersburg nooit vergeten.
De ceremoniemeester, met een witte gepoederde pruik en een strakke rode kniebroek, tikte drie keer met zijn gouden staf op de marmeren trap om de zoveelste gast aan te kondigen.
‘Danst u?’ vroeg mevrouw Davidova aan Jens, met haar hoofd scheef als een hoopvolle mus.
Jens voelde de moed in zijn schoenen zinken. Hij keek even naar Davidov. ‘Ga je gang,’ drong de minister aan. ‘Ik ben niet zo’n danser.’
‘Het zou me een grote eer zijn, mevrouw,’ antwoordde Jens met een galante buiging. Toen hij zijn arm aanbod om haar naar de dansvloer te leiden, zei hij terloops over zijn schouder: ‘Minister Davidov, ik wil u straks graag even spreken, als dat schikt.’
Davidov kneep zijn ogen samen, maar zijn vrouw kwetterde: ‘Uiteraard schikt dat, hè Andrej?’
Jens keek zijn danspartner met nieuw ontzag aan. Hij glimlachte. Zij glimlachte terug.
Ze dansten een mazurka. Het was zo’n energieke dans die hem de rillingen bezorgde, met een groep van acht paren die ingewikkeld door elkaar bewogen. Het vinden van het juiste pad tussen de glijdende stappen was erger dan met zijn paard in het donker de weg in het bos zoeken.
Hij concentreerde zich zo hevig op het snelle tempo dat hij bijna het paar donkerbruine ogen miste dat hem aanstaarde vanaf de andere kant van de zaal. Hij struikelde. Verontschuldigde zich bij zijn partner. Maar toen hij omkeek waren de donkere ogen verdwenen. Hij herinnerde zich een opvallende impressie van een lange, blanke hals, een verfijnde kaaklijn en een witte jurk met lange, witte handschoenen. Ze waren in de volle balzaal verdwenen, maar hij had die ogen herkend. En hij was van plan ze terug te vinden.