Выбрать главу

Het gebulder van een ontploffing verbrijzelde de stilte toen ze pas halverwege de helling omlaag waren. Het ene uiteinde van het huis beefde en leek in de lucht te springen voor het in een grijze rookwolk uiteenviel. Valentina gilde.

2

Njet! Nee! Het woord weergalmde in Valentina’s hoofd tot er geen ruimte meer was voor andere woorden. Njet! Geen ruimte voor woorden als ‘bloed’ en ‘pijn’. Geen ruimte voor de dood.

Hun paarden kwamen slippend tot stilstand op het grind voor het huis en Valentina sprong uit het zadel. Overal lawaai. Radeloze mensen. Bedienden die heen en weer holden, schreeuwden, huilden. Een sfeer van hevige paniek, geschokte gezichten. Er was de stank van rook, overal lagen glasscherven op de grond. Uit de stallen kwamen paarden zonder ruiter aangesneld, schichtig van angst. Ze hoorde steeds weer het woord ‘bom’.

‘Papa!’ gilde ze.

Haar vaders studeerkamer. Het was aan die kant waar de rook opsteeg, en het huis met gretige happen leek op te slokken. Wanneer ze op Tesovo waren ging haar vader altijd meteen nadat hij bij het ontbijt zijn krant had gelezen naar zijn studeerkamer om zijn ministeriële brieven te schrijven. Haar hart kromp ineen toen ze naar de verwoeste vleugel van het gebouw begon te rennen, maar ze werd al na twee stappen met een schok tot stilstand gebracht. Ze was door een vuist als een ankerketting bij haar pols gegrepen.

‘Liev,’ gilde ze, ‘laat me los!’

Njet.

‘Ik moet kijken of papa…’

Njet. Het is niet veilig.’

Zijn smerige vingernagels groeven diep in haar blanke huid, terwijl in zijn andere hand de teugels van de twee paarden lagen. Dasja steigerde wild, met trillende neusvleugels, maar het lelijke paard bleef gewoon op vier voeten staan, met zijn nieuwsgierige bruine ogen op Popkov gericht.

Ze hield op met spartelen en richtte zich in haar volle lengte op. ‘Ik beveel je mij los te laten, Liev Popkov.’

Hij keek neer op haar gebiedende gestalte. ‘Of anders? Of anders laat u me geselen?’

Op dat moment ontwaarde Valentina haar vaders rug – ze herkende zijn marineblauwe militaire jas – die door de dichte stofwolk strompelde.

‘Papa!’ schreeuwde ze weer.

Maar voor ze Popkov kon dwingen haar los te laten, kwam de zwartgeblakerde gestalte van een man uit de rook tevoorschijn, snakkend naar adem. In zijn armen lag een roerloze gestalte. Hij hield die tegen zich aan gedrukt, met zijn hoofd gebogen over het gehavende lichaam, waarvan de met roet besmeurde benen slap en levenloos omlaag bungelden. De man brulde iets, maar om de een of andere reden deden Valentina’s oren het niet, ze kon niet verstaan wat hij zei. De man kwam dichterbij en ze besefte met een schok dat het haar vader was, maar haar vader in een cocon van zwart stof die zijn huid, zijn snor, zijn kleren omhulde.

‘Papa!’ gilde ze.

Nu liet de kozak haar los. Toen ze naar haar vader toe rende, ondekten haar ogen een voet van de gestalte. Deze was gehuld in een rode schoen, een schoen die ze zelf haar zusje had helpen uitkiezen in een winkel aan Nevski Prospekt. De rest was zwartgeblakerd, net als papa, haar benen, haar jurk, haar gezicht, zelfs haar haar, met uitzondering van één enkele sliert opzij, die nog steeds blond was. Maar wel met vuurrode strepen erin.

‘Katja…’

Valentina probeerde de naam te schreeuwen, om haar zusje te dwingen haar blauwe ogen open te doen, rechtop te gaan zitten en te lachen om het spelletje dat ze speelde. Maar het woord bezat geen leven. Het bestierf op haar lippen.

‘Katja!’

Haar vader brulde tegen de bedienden: ‘Ga de dokter halen! Breng hem in godsnaam meteen mee. Het kan me niet schelen waar hij mee…’

Zijn stem werd dik en begaf het. Valentina stond bij hem, met een verstard gezicht, maar toen ze de lappenpop wilde aanraken, draaide haar vader zich opzij.

‘Raak haar niet aan.’

‘Maar ik…’

‘Raak haar niet aan. Dit is door jou gekomen.’

‘Nee papa, ik ben weggereden om…’

‘Je had haar mee moeten nemen. Ze zocht je, ze wachtte op je. Door jou is ze gewond geraakt. Jij…’

‘Nee,’ fluisterde Valentina.

‘Ja. Ik was nog in de ontbijtkamer, maar zij was verdrietig omdat jij er zonder haar vandoor was gegaan. Ze is waarschijnlijk naar mijn werkkamer gegaan, waar…’ Zijn mond bezweek onder een zachte kreet. ‘Ik zal die moordzuchtige woestelingen dood laten schieten, dat zweer ik bij God.’

‘Katja…’

Het blond-zwarte hoofd bewoog. Het rode schoentje begon te schokken en te beven en er ontsnapte een wonderlijke, ijle kreet uit de gekwelde keel. Haar vader drukte het kind nog steviger tegen zijn borst en sprak sussend haar naam terwijl hij de brede stoep naar de voordeur op liep, met Valentina op zijn hielen. Toen hij over de drempel stapte draaide hij zijn hoofd met een ruk om en hij keek haar aan. Wat ze in zijn ogen zag, maakte dat ze bleef staan.

‘Eruit, Valentina. Maak dat je wegkomt. Als paarden zoveel meer voor je betekenen dan je zusje, moet je die maar gaan helpen vangen.’ Zijn ogen gingen bijna dicht en hij wankelde even. Hij schopte de deur voor haar neus dicht.

Valentina bleef verbijsterd staan en staarde naar de deur, naar het ijzeren beslag erop, naar de plaats waar Katja en zij met een steen een kras hadden gemaakt om aan te geven hoe hoog de sneeuw vorig jaar met Kerstmis was gekomen.

‘Katja,’ kreunde ze.

Waar was mama? Bezig warm water en verband te zoeken?

Een oorverdovende gil achter haar maakte dat ze zich met een ruk omdraaide. De paarden daverden in paniek over de oprijlaan, schuddend met hun hoofd, terwijl ze steigerden en bokten. Wie had ze eruit gelaten? Er zaten schuimvlokken rond hun mond en op hun flanken. Wat was er in de stallen gebeurd? Waren de revolutionairen daar ook geweest? De stalknechten gingen achter de doodsbange dieren aan, smeekten en riepen, maar nergens viel de stalmeester te bekennen, Simeon Popkov, een sterke man die wist hoe hij de leiding moest nemen en opwinding tot bedaren moest brengen. Hij was nergens te zien.

Waar was hij? En waar was Liev?

Ze draaide zich om op de stoep en snelde langs de zijkant van het huis. Had hij de mannen al gegrepen die Katja dit hadden aangedaan? Papa zou haar haar egoïstische gedrag vast vergeven als ze hem de verantwoordelijke revolutionairen bracht.

‘Simeon!’ riep ze, toen ze het stalerf op rende.

Ze bleef abrupt staan, zwaar hijgend. Het was stil op het erf, en wonderlijk leeg. Alleen Dasja en het logge paard van Liev stonden er aan een ijzeren ring in de muur vastgemaakt. Ze waren schrikachtig, liepen in kringetjes heen en weer, botsten tegen elkaar op. Aan de andere kant van het erf, voorbij de stallen, stond het schuurtje dat de werkkamer van de stalmeester was. De deur ervan hing open. In het schemerige interieur ontwaarde ze een forse mannelijke gestalte, met zijn rug naar haar toe. Hij lag geknield op de grond, zijn zwarte hoofd gebogen.

‘Simeon,’ riep ze. Ze hoorde de angst in haar stem.

Maar al terwijl het woord haar mond verliet, was ze zich bewust van haar vergissing. Het was de stalmeester niet, het was zijn zoon, Liev. Hij lag ineengedoken over iets op de grond. Ze rende het schuurtje in, met bonzend hart.

‘Liev, waar is…?’

Zijn vader, Simeon Popkov, lag daar voor haar. De stalmeester lag languit op zijn rug op de grond, met zijn armen en benen naar alle kanten, zijn zwarte ogen open. Zijn keel was tot op het bot doorgesneden. Ze had nooit gedacht dat er zoveel bloed kon zijn. Haar wereld werd overspoeld door donkerrood bloed. Het had zijn tuniek overspoeld, zijn haar doordrenkt, de vloer bedekt. Er zweefden rode spikkels in de lucht en ze werd onpasselijk van de geur.

Haar hoofd werd wazig. Ze knipperde met haar ogen, alsof ze daarmee kon wegvagen wat er voor haar lag, ze knipperde nog eens, en deze keer richtte ze zich op de zoon van de kozak. De tranen stroomden over zijn wangen en zijn hand hield die van zijn vader vast, hij greep de sterke vingers beet alsof hij daarmee de dood kon uitbannen. Ze stak haar hand uit en legde die op de rug van de jongeman, waar ze de bevingen onder zijn hemd voelde. Ze streelde het schokkende lichaam, zich bewust van de spieren onder haar hand, zich bewust van de wanhoop die erin school.