‘Wat hebt u haar gegeven?’ vroeg Valentina zacht.
‘Een beetje laudanum, de gebruikelijke dosering.’
‘Ik dacht dat u dat zou minderen.’
‘Ik heb het geprobeerd, malisjka, kleintje. Maar ze heeft het nodig.’
Valentina gaf geen commentaar. Wat weet ik van laudanum? Alleen maar dat wat ik in Katja’s ogen zie.
De verpleegster zette de schommelstoel stil en keek Valentina vriendelijk en bezorgd aan. ‘Schuldgevoelens zijn iets vreselijks, liefje.’ Ze schudde haar hoofd en haar hand gleed over de flinterdunne pagina die op haar schoot openlag. ‘God vergeeft ons.’
Valentina liep naar het raam, schoof het zware gordijn opzij en keek de nacht in. Er flakkerden lichtjes waar sleden en rijtuigen met felle lantaarns bleven rijden door de stad die prat ging op haar reputatie nooit te slapen, op haar reputatie wild te leven en nog wilder te sterven. Sint-Petersburg was een stad van uitersten. Alles of niets. Niemand in Sint-Petersburg leek tijd te hebben voor iets anders dan het volgende glas drank, het volgende losbandige feest, de volgende krankzinnige worp van de dobbelstenen. Ze staarde naar buiten naar dit alles en begeerde iets meer voor haar leven.
‘Nee,’ mompelde ze tegen de verpleegster, ‘het is niet Gods vergiffenis die ik zoek.’
Ze wreef haar handen stevig over elkaar, maar de kou zat niet aan de buitenkant van haar huid.
Het was nog steeds donker. Een zware, compacte duisternis van het soort dat de geest vertroebelt. Er stegen de eerste gedempte geluiden op van een huis dat tot leven komt toen bedienden haardvuren aanlegden en vloeren boenden. Valentina zat in kleermakerszit op het voeteneind van Katja’s bed met een handdoek over haar schoot uitgespreid.
‘Ik hoor dat papa een nieuwe auto heeft gekocht toen ik naar school was,’ zei Valentina.
‘Ja. Het is een Turicum. Uit Zwitserland.’
‘Is die niet vreselijk duur?’
‘Ik denk het wel… maar tsaar Nicolaas heeft kortgeleden een Delaunay-Belleville gekocht. Je weet hoe het aan het hof is, ze maken er een hoop ophef over en willen hem dan allemaal meteen naäpen.’
‘Wie bestuurt hem?’
‘Papa heeft een chauffeur in dienst genomen. Hij heet Viktor Arkin.’
‘Hoe is hij?’
‘Heel aantrekkelijk in zijn uniform. Een beetje rustig, maar ik denk wel knap om te zien, op een serieuze manier.’
‘Je bent altijd al dol geweest op mannen in uniform.’
Katja lachte verrukt en Valentina was blij. Sommige dagen was er meer voor nodig om haar zusje te laten glimlachen. Maar ze zag dat Katja’s ogen vanmorgen wazig stonden, alsof de mist ’s nachts uit de Neva omhoog was gekropen en in haar hoofd was geschoven. Haar ene voet lag op de handdoek en Valentina’s handen masseerden de kwetsbare huid, bewogen de gewrichten, brachten een schijn van leven in het verlamde been. Een dun laagje lavendelolie vergemakkelijkte de herhaalde beweging en verspreidde een aangename geur, die de lucht van een ziekenkamer verhulde.
Katja nestelde zich in haar kussens, met haar haar als een lichtgouden waas rond haar hoofd. ‘Vertel nog eens wat over de tsaar.’ Ze keek naar Valentina’s bezige handen. ‘Hoe was hij?’
‘Dat heb ik je al verteld. Hij was knap en charmant en complimenteerde me met mijn spel.’
Katja kneep haar blauwe ogen een eindje dicht, alsof ze naar iets heel kleins tuurde. ‘Denk maar niet dat ik je leugens niet doorheb, Valentina. Wat is er gisteren gebeurd? Waarom vond je Zijne Keizerlijke Majesteit niet aardig?’
‘Natuurlijk vond ik hem aardig. Iedereen vindt de tsaar aardig.’
‘Ik ga zuster Sonja roepen om jou eruit te gooien als je niet…’
Valentina schoot in de lach en stopte even met olie in de bleke teennagels te wrijven. De voet van haar zusje lag in haar hand, slap als de voet van een pop. ‘Goed, goed, ik geef het toe. Je kent me maar al te goed. Je hebt gelijk, Katja, ik vond tsaar Nicolaas gisteren niet aardig. Maar dat kwam gewoon doordat hij de zaal binnenstapte alsof de héle wereld van hem was, en niet alleen maar de helft die de Romanovs bezitten. Zo opzichtig als een pauw. Een kleine man met te veel poeha.’
Opeens sloeg Katja haar hand tegen haar voorhoofd, quasigeschokt. ‘Natuurlijk, nu weet ik het weer. Hij had tegen je gezegd dat hij wilde dat jij piano kwam spelen voor zijn vrouw en kinderen, toen hij je twee jaar geleden op school had horen spelen. Toch?’
‘Ja. En ik was toen zo dom om hem te geloven. Ik heb geoefend en geoefend en geoefend, in afwachting van wanneer ik zou worden ontboden. Maar dat is nooit gebeurd.’ Ze legde Katja’s voet op het laken neer. ‘Ik heb nu veel meer gezond verstand.’ Ze glimlachte naar haar jongere zusje. ‘Je kunt een tsaar niet vertrouwen. De leugens rollen te gemakkelijk van zijn keizerlijke tong.’
Katja zette grote ogen op. ‘Was hij er weer?’
‘Wie?’
‘Ik weet nog dat je me vertelde dat er een man bij tsaar Nicolaas was toen je de vorige keer voor hem speelde.’
‘Nee hoor, dat heb ik helemaal niet gezegd.’
‘Jawel.’
Valentina pakte de andere voet en legde die op de handdoek. Ze doopte haar vingers in de warme olie en begon de droge huid op de hiel te masseren. ‘Waar heb je het in hemelsnaam over?’ Ze hield haar ogen op Katja’s tenen gevestigd terwijl ze die voorzichtig, de ene na de andere, uit elkaar deed.
‘Er was een man. Bij de tsaar, twee jaar geleden, toen hij jouw school bezocht,’ hield Katja aan. ‘Ik weet nog dat je zei dat hij…’
‘Doe niet zo mal.’
Je vertelde me dat hij eruitzag als een Vikingkrijger.’
‘Dat is absurd.’
‘Met vuurrood haar en groene ogen.’
‘Je verzint maar wat.’
‘Nee, je hebt het me zelf verteld. Hij stond bij de deur, en je zei…’
Valentina lachte en bewoog een teen. ‘Ik heb op m’n vijftiende wel meer gekke dingen gezegd.’
Maar Katja bleef haar zusje strak aankijken. ‘Je zei tegen me dat je verliefd op hem was.’
Valentina’s vingers wreven woest over het stuk huid achter het enkelbeen. ‘Als ik zoiets heb gezegd was het alleen maar schoolmeisjesonzin, ik heb hem niet eens gesproken. Ik weet nauwelijks nog hoe hij eruitzag.’ Maar haar wangen waren vuurrood.
‘Je vertelde me toen,’ zei Katja zacht, ‘dat je van plan was met die Vikingkrijger te trouwen.’
‘Dat was dan heel dwaas van me. Ik ben niet van plan ooit te trouwen.’
4
Katja had gelijk met die Viking. Valentina had geprobeerd erom te lachen, maar dat ging niet – ze was nu kwaad op hem. Hij herinnerde zich haar niet, dat was duidelijk, maar het deed er niet toe. Waarom zou ze dat ook verwachten, na de manier waarop ze op haar vijftiende had gespeeld?
Nee, dat was het niet wat haar dwarszat. Het was de manier waarop hij gisteren was weggelopen. Zodra ze klaar was met spelen was hij vertrokken met een gretigheid die ronduit beledigend was: hij was overeind gesprongen en was, na een paar woorden met de tsaar, naar de deur gestevend alsof hij niet snel genoeg naar buiten kon gaan. Was hij zo teleurgesteld dat hij het niet kon verdragen om te blijven? Maar zij was deze keer erg trots geweest op haar vertolking. Zijn onverschilligheid stak haar danig.
Ze ging vol verlangen achter de vleugel in de muziekkamer zitten en streek als altijd even over het oppervlak. Het was een prachtig glanzende zwarte Erard, waar ze dol op was. Ze legde haar vingers op de toetsen en op slag verdween alle spanning uit haar lichaam, als een trein die uit de rails liep, even plotseling. Haar vingers streelden het ivoor en begonnen over het klavier heen en weer te bewegen met wisselende snelheid, om de spieren op te warmen en de pezen te rekken. Het volle, uitbundige geluid dat uit de Erard opsteeg kalmeerde haar, bracht iets van haar opwinding tot bedaren. Want ze was écht heel erg opgewonden, maar om een verkeerde reden. Ze wilde de Viking weer zien.