Ook zocht hij den noordelijken weg op, en waagde zich zelfs op eenigen afstand ten westen van IJsland. Wellicht had hij het verhaal van de Noormannen gelezen van Groenland, Markland en Vineland. Het laatste schip was van Groenland naar IJsland teruggekeerd ongeveer honderd jaren vóór Columbus dit eiland aandeed. Malte Brun onderstelt, dat Columbus in Italië van de heldendaden dezer koene zeelieden kennis gekregen had, want Rome werd toen als het middelpunt van de wereld beschouwd, en die iets belangrijks hooren wilde, moest daar zijn.
Een Deensch schrijver meent, dat Columbus, die alle mogelijke boeken en handschriften trachtte te krijgen, om verhalen van zeetochten en ontdekkingen te lezen, de geschriften van den bekenden geschiedschrijver Adam van Bremen in handen gekregen had, waarin de ontdekking van Vineland met nadruk werd vermeld.
Deze vermoedens hebben hem ongetwijfeld aangespoord tot de reis naar IJsland, en hij bracht, volgens het verhaal van zijn zoon Fernando, niet alleen eenigen tijd op IJsland door, maar zeilde nog 300 mijlen verder, waardoor hij Groenland haast moet hebben kunnen zien.
Was Columbus met de belangrijkste ontdekkingen der Noormannen bekend, dan kan men zijn vast geloof aan de mogelijkheid, om een westelijk gelegen land weer te vinden, en zijn grooten ijver, om dat te doen, gemakkelijk verklaren. Zijne latere ontdekking van Amerika mogen wij dan veilig als de voortzetting beschouwen van hetgeen de oude Scandinaviërs hebben verricht.
Columbus ging na, hoeveel tijd de zon noodig had, om van de eene zijde van de Middellandsche zee naar de andere te komen, welke afstand 2000 mijlen bedraagt. Hieruit leidde hij af, welke ruimte de zon dan in 24 uren kon doorloopen. Dergelijke vraagstukken verruimden niet alleen zijn geest, maar leerden hem ook juist denken, en onttrokken hem aan den nadeeligen invloed van dwaze hersenschimmen.
Deze opwekkende studie eischte algeheele toewijding. Aan pretmaken dacht hij niet meer, en evenzeer werd het bevredigen van zijn eerzucht aan banden gelegd. Praatte hij met zijn vrienden en kennissen, dan was de studie altoos het onderwerp van het gesprek. Zijn studeervertrek was soms vol zeelieden, die mededeeling kwamen doen van wat zij gezien of ook maar alleen zich verbeeld hadden.
Langzamerhand kreeg Columbus de overtuiging dat de aarde bolrond moest zijn en dat men derhalve, steeds westwaarts zeilende, de kusten van Azië bereiken moest. Van de grootte der aarde had hij, door de snelheid in aanmerking te nemen, waarmede de zon zich schijnbaar voortbeweegt, een vrij nauwkeurige berekening gemaakt. Hij vermoedde wel niet, dat er tusschen Europa en Azië land ligt, maar hij meende toch, dat hij de kusten van Azië vinden zou, daar, waar hij later de Nieuwe wereld vond.
Onbepaalde berichten van het groote eiland Japan, dat zich ten Oosten van Azië zou uitstrekken, waren in Europa in omloop. Columbus meende, dat het op de plaats lag, waar hij naderhand Cuba vond.
"Deze groote rijken," zeide Columbus, "zijn met onsterfelijke wezens bevolkt, voor wier verlossing Christus een bloedig offer bracht. Mij heeft God de taak opgedragen hen te zoeken, en hun het evangelie te brengen. De rijkdom van Indië is spreekwoordelijk, en ik zal er onuitputtelijke schatten vinden, waarmede men zich legers kan verschaffen. Met deze legers kunnen we het graf van den Zaligmaker der wereld verlossen uit de handen der ongeloovigen, die er geen eerbied voor hebben."
Columbus was arm. Het was geheel boven zijn macht, zulk een belangrijken ontdekkingstocht te ondernemen. De meesten hielden hem voor een half waanzinnigen dweper. Zoo dwaas als men een voorstel vinden zou, om de maan te bezoeken, zoo ongerijmd vond men zijn plan. Te vergeefs klopte hij aan de deuren van rijke lieden aan. Toch trof hij verstandige menschen aan, die zijne plannen onderzochten, en ze een ernstig onderzoek waardig keurden. Met behulp van zulke getuigen, hoopte hij zich de medewerking van eenige Europeesche hoven te verzekeren. Een machtige staat kon hem gemakkelijk de noodige middelen verschaffen, en hem dat gezag en die waardigheid verleenen, welke hij voor de uitvoering zijner plannen werkelijk meende noodig te hebben. In vergoeding daarvan zou het hof rijk en machtig worden, en zooveel roem behalen, dat het door geheel Europa werd benijd.
Het eerst wendde hij zich tot de regeering in Portugal. Koning Johan
II ontving hem in een plechtig gehoor, en luisterde aandachtig en schijnbaar vol belangstelling naar zijn plannen. Columbus beschouwde zich volstrekt niet als iemand, die nederig iets aan den voet van een koninklijken troon komt afsmeeken. Veeleer hield hij zich voor iemand, wien God belangrijke openbaringen had gedaan, welke den rijkdom en den roem van den grootsten monarch zouden vermeerderen, en die oorzaak zouden zijn, dat zich een nieuw tijdperk voor de wereld opende. Tot loon voor al zijn verdiensten verzocht hij om tot onderkoning aangesteld te worden over al de landen, die hij ontdekken zou, en om het tiende deel van al de winsten, welke het opleveren mocht.
Terwijl hij zich in Lissabon ophield, raakte hij in kennis met een Italiaansche jonge dame, die Felipa heette en bij hare moeder inwoonde, welke weduwe was. Wel was zij van aanzienlijke afkomst, maar zij bezat geen fortuin. Hun huwelijk volgde spoedig, en het schijnt gelukkig te zijn geweest tot de dood hen scheidde. Zij kregen een zoon, die Diego heette.
De koning vond de eischen van Columbus buitensporig. Deze toch was een arme, onbekende zee-kapitein, zonder rang, geld of vrienden. En toch stelde deze vreemde, ernstige man, met zijn onstuimige geestdrift, zich voor in de rijen der koningen plaats te nemen. Met een beleefde buiging liet de vorst den eerzuchtigen zee-kapitein uit zijn gehoorzaal vertrekken.
De waardige en ernstige houding van den man, en het volkomen vertrouwen, dat hij in de juistheid zijner inzichten openbaarde, hadden evenwel een diepen indruk op den koning gemaakt. Hij kon de gedachten niet van zich zetten, welke hem medegedeeld waren geworden. Na eenigen tijd over de zaak nagedacht te hebben, riep hij een Raad bijeen van de geleerdste mannen te Lissabon, en stelde hem de zaak voor. Rijpelijk werd alles overwogen. Eenigen van de uitstekendste leden van dien Raad lieten zich gunstig over de plannen van Columbus uit. Maar de uitspraak van de meerderheid was er beslist tegen. Men berichtte den koning, dat zijne plannen zoo ongerijmd waren, dat ze verdere bespreking onwaard moesten heeten.
Toch was de koning onvoldaan, want de door hem verkregen indruk was te sterk, om zoo maar gemakkelijk uitgewischt te worden. Bovendien verminderde het feit, dat de grootste wijsgeeren Columbus' meeningen deelden, den indruk van het ingediende Verslag. Toen had de koning de laagheid tot een zeer onteerenden maatregel over te gaan. Hij zond heimelijk een vloot uit. Deze heette naar de Kaap-Verdische eilanden te gaan. Gebruik makende van al de inlichtingen, die Columbus hem gegeven had, gaf hij den kapitein het heimelijk bevel, om maar moedig het spoor te volgen, dat Columbus aangegeven had, hopende op deze wijze zelf de ontdekker te worden. De kapitein volgde de bevelen op, maar zijn matrozen verloren den moed, daar zij niet wisten, waar zij op die onbekende wateren heengingen.
Een verschrikkelijke storm brak op den Oceaan los, waardoor hun vrees tot het uiterste gedreven werd. Met luider stem verklaarden allen, dat zij weigerden aan zulke gevaren het hoofd te bieden, zoodat de kapitein genoodzaakt was toe te geven en terug te keeren.
Columbus werd deze schandelijke handelwijze gewaar, die grootelijks zijne verontwaardiging had opgewekt. Met zijn toorn vermengden zich aandoeningen van teleurstelling en droefheid, dat het koninklijk hof, waartegen hij gewoon was geweest met eerbied op te zien, hem zoo trouweloos had behandeld.
Hij was toen een weduwnaar, en bezat alleen zijn zoon Diego. Zijn tijd aan de studie en de bevordering zijner ontdekkingsplannen wijdende, had hij geen gelegenheid, voor zijn geldelijke belangen te zorgen. Hij voorzag in zijn nederig onderhoud door het vervaardigen en den verkoop van kaarten. Met Diego verhuisde hij toen naar Genua, zijn geboorteplaats. Hier moest hij de waarheid van het spreekwoord ondervinden, dat een profeet in zijn eigen vaderland niet geëerd wordt.