Van de overlevende Voortplanters was door proeven komen vast te staan dat ze in essentie allen steriel waren. ‘In essentie’ betekende in dit geval dat als ze kinderen ter wereld brachten, het mutanten zouden zijn. Ze zouden verkeerd ruiken. Zonder een Beschermheer om hun belangen te verdedigen zouden ze snel sterven.
De belangrijkste overlevende afstammeling van Phssthpok was, naar zijn eigen oordeel, Ttuss, een vrouwelijke Pak, twee jaar oud. Hij had een begrensd leven voor zich. Over tweeëndertig jaar zou Ttuss de leeftijd van verandering bereiken. Ze zou een intelligent wezen worden, en een zwaar gepantserd wezen, met een huid waar een koperen mes niet doorheen kon komen en genoeg kracht om tien keer haar eigen gewicht te tillen. Ze zou ideaal gebouwd zijn om te vechten, maar ze zou niets hebben om voor te vechten.
Ze zou ophouden met eten. Ze zou sterven, en dan zou Phssthpok ophouden met eten. Ttuss’ leven zou even lang duren als het zijne. Maar soms kon een Beschermheer het hele ras van de Paks adopteren als zijn afstammelingen. In ieder geval kreeg hij alle gelegenheid om een doel in zijn leven te vinden. Een kinderloze Beschermheer werd door niemand vijandig bejegend, want hij had geen reden meer om te vechten. En er was een plaats waar hij naar toe kon.
De Bibliotheek was even oud als de radioactieve woestijn er omheen. Die woestijn zou nimmer meer in cultuur worden gebracht: eens in de duizend jaar werd hij bestrooid met radiokobalt, zodat niet één Beschermheer ernaar verlangde om hem in zijn bezit te krijgen. Beschermheren konden die woestijn oversteken; ze hadden geen geslachtsgenen die konden worden vernietigd door sub-atomische deeltjes. Voortplanters konden het niet. Hoe oud was de Bibliotheek? Phssthpok kwam het nooit te weten, vroeg er ook nooit naar. Maar het deel dat over ruimtereizen ging, was drie miljoen jaar oud.
Hij kwam naar de Bibliotheek met een aantal — nee, niet vrienden, maar deelgenoten in verdriet, kinderloze ex-leden van de Pitchok families. De Bibliotheek was een enorm gebouw, zonder vooropgezet plan gebouwd, en het huisvestte alles wat in minstens drie miljoen jaar door de Paks aan kennis was verzameld, onderverdeeld in afdelingen en op onderwerp. Hetzelfde boek kwam uiteraard in diverse afdelingen voor. De reisgenoten gingen bij de ingang uit elkaar, en Phssthpok zag er tweeëndertig jaar lang niet een van hen terug.
Hij bracht al die tijd door in één enorm vertrek, een van vloer tot plafond reikend labyrint van planken met boeken. Hier en daar in een hoek stond een bak met boom-des-levens wortels, die door het personeel voortdurend werd bijgevuld. Ogenschijnlijk zonder orde of patroon werden ook andere eetbare dingen neergelegd: vlees, groenten, vruchten, wat er maar te krijgen was voor kinderloze Beschermheren die het dienen van de Bibliotheek hadden verkozen boven de dood. Boomdes-levens wortels vormden een volmaakt voedsel voor een Beschermheer, maar hij kon bijna alles eten.
En er waren boeken.
Ze waren bijna niet te vernietigen, die boeken. Als rondtollende meteoren zouden ze uit het hart van een waterstof fusie-explosie zijn gekomen. Allemaal waren ze min of meer in de toen gangbare taal geschreven, en allemaal werden ze voortdurend opnieuw gekopieerd door de dienaren van de Bibliotheek, om de veranderingen in de taal bij te houden. In dit vertrek hadden alle boeken betrekking op de ruimte en op reizen in de ruimte. Er waren verhandelingen over de filosofie van het reizen door de ruimte.
Ze schenen allemaal van een fundamentele veronderstelling uit te gaan: op een dag moest het ras der Paks een nieuw thuis gaan zoeken; daarom droeg elke bijdrage aan de technische vaardigheid van het reizen door de ruimte bij aan de onsterfelijkheid van het ras. Phssthpok kon die veronderstelling weerspreken, en wist dat een Beschermheer die er niet in geloofde nooit een boek over het onderwerp zou schrijven. Er waren gegevens over interstellaire en interplanetaire vluchten, tienduizenden in getal, beginnend met de fantastische reis die een groep bijna drie miljoen jaar geleden had gemaakt. Ze hadden een asteroïdale rots uitgehold en waren ermee naar de armen van de Melkweg gevlogen, op zoek naar gele dwergzonnen. Er waren technische handboeken over alles dat mogelijkerwijs iets te maken kon hebben met de ruimte: ruimtevaartuigen, astrogatie, ecologie, miniaturisatie, kernfysica en subnucleaire fysica, kunststoffen, zwaartekracht en hoe je daarvan gebruik kon maken, astronomie, astrofysica, verslagen over het winnen van delfstoffen in het eigen stelsel en in naburige stelsels, diagrammen voor een hypothetische Bussard stuwschep (in een onvoltooid werk door een Beschermheer die halverwege zijn eetlust was kwijtgeraakt), diagrammen voor een ionen-motor, plasma-theorieën, lichtzeilen…
Hij begon aan de linkerkant en werkte vandaar naar rechts.
Hij had de afdeling over ruimtereizen min of meer op goed geluk gekozen; het had er minder druk uitgezien dan in andere delen van de Bibliotheek. De romantiek van de ruimte had geen plaats in Phssthpoks ziel. Hij bleef in dezelfde afdeling omdat hij er weinig voor voelde om ergens anders van voor af aan te beginnen. Misschien had hij wel elke minuut van de tweeëndertig jaar die hem nog restten nodig, ongeacht waar hij verkoos te werken. In achtentwintig jaar las hij alle boeken uit de afdeling Astronautica, en toen had hij nog steeds niets gevonden dat urgent gedaan diende te worden.
Een emigratieproject op touw zetten? Zo dringend was dat gewoonweg niet. De Pak-zon had op zijn minst nog honderden miljoenen jaren te leven… waarschijnlijk langer dan het ras van de Paks zelf, gezien de voortdurende staat van oorlog waarin dat zich bevond. En het risico dat de onderneming op een ramp zou uitlopen, zou hoog zijn. Gele zonnen waren schaars in de kern van de Melkweg, en ze zouden een lange reis moeten maken… een reis waarbij de bemanning van Beschermheren natuurlijk voortdurend in onderlinge gevechten verwikkeld zou zijn om de suprematie binnen het schip. Trouwens, soms explodeerde de kern van een Melkwegstelsel in een kettingreactie van supernova’s. Een emigratie zou zich dus inderdaad op een van de armen moeten richten.
De eerste expeditie die dat had geprobeerd, was op een afschuwelijke manier aan haar eind gekomen.
Wat dan? Zich aansluiten bij het personeel van de Bibliotheek? Daar had hij heel vaak aan gedacht, maar het antwoord was steeds hetzelfde geweest. Met welke afdeling van de Bibliotheek hij zich ook bezighield, zijn leven zou afhankelijk zijn van anderen. Om zijn wil tot leven te behouden, zou hij voortdurend doordrongen moeten zijn van de wetenschap dat heel Pak voordeel zou hebben van wat hij in de Bibliotheek deed. Als hij even geen nieuwe ontdekkingen meer zou doen, even zijn geloof zou verslappen, dan zou ook alle eetlust verdwijnen.
Het was angstaanjagend om geen honger te hebben. De laatste tientallen jaren was het een paar keer gebeurd. Elke keer dwong hij zich weer tot het herlezen van de berichten uit het Dal van Pitchok. Het meest recente bericht meldde altijd dat Ttuss nog in leven was ten tijde van het verzenden van de boodschap. Langzaam kwam zijn eetlust dan terug. Zonder Ttuss zou hij dood zijn. Hij had een onderzoek ingesteld naar de bibliothecarissen. Hun leven duurde gewoonlijk maar kort. Zich bij hen aansluiten was geen antwoord.
Een manier vinden om Ttuss in leven te houden? Als zo’n manier bestond zou hij hem op zichzelf hebben toegepast.
Theoretische astronomie bestuderen? Hij had wat ideeën, maar die zouden het ras van de Paks niet veel verder helpen. De Paks waren geen ras dat zocht naar abstracte kennis. Waardevolle elementen uit de asteroïden halen? De asteroïden van het eigen zonnestelsel en van een aantal stelsels in de buurt waren even grondig van waardevolle delfstoffen ontdaan als de planeet van de Paks zelf, alleen maakten daar convectiestromen in het binnenste van de planeet het mogelijk om nieuwe mijnen aan te boren, ter vervanging van de uitgeputte oude. Hij had methoden voor het terugwinnen van metaal moeten bestuderen. Nu was het te laat om nog naar een ander deel van de Bibliotheek te gaan. Plastic-bol-steden in een baan om de planeet brengen om zo meer leefruimte voor Voortplanters te scheppen? Nonsens: veel te gemakkelijk te roven, veel te kwetsbaar.