Er zou wel een richtingzoeker in dat sein verwerkt zijn. Nick liet de autopiloot hun eigen komlaser richten. ‘Dat duurt wel een paar minuten. Ik vraag me trouwens af wat er met Brennan gebeurt.’
‘Kunnen we de diepteradar uit dit schip halen?’
‘Laten we ’t hopen. Ik zou niet weten wat we nog meer kunnen gebruiken om te zoeken.’
‘Een metaaldetector. Er moet er een aan boord zijn.’
‘Dit is Nicholas Brewster Sohl aan boord van de U Thant met een boodschap voor piloot en/of bemanning van de Blauwe Os. Wat is er gebeurd? Herhaling. Dit is Nicholas —’
Einar haalde de zendschakelaar om. ‘Einar Nilsson, gezagvoerder Blauwe Os. We zijn bij het schip van de Buitenstaander. Tina Jor-dan maakt zich klaar om aan boord te gaan. Ik zet je over op Tina.’ Dat deed hij.
Waarna hij wat gemakkelijker ging zitten, en wachtte.
Hij mocht Tina graag. Hij wist bijna zeker dat ze daar op de een of andere manier zou omkomen. Nate had heftig geprotesteerd, maar in Einars eigen argumentatie zaten geen mazen. Het kon niet anders. Hij keek naar de beelden van Tina’s helmcamera.
Het schip van de Buitenstaander maakte een verlaten indruk: het hing scheef, en de kabels tussen de twee overgebleven delen begonnen slap te hangen. Tina kon niets zien bewegen in de lens van de grote oogbol. Een paar meter van de sluis kwam ze tot stilstand, en stelde met tevredenheid vast dat haar handen op de kleppen van de rem- en stuwraketten niet trilden.
‘Dit is Tina. Ik ben nu aan de buitenkant van wat een stuurcabine schijnt te zijn. Ik kan een versnellingsbank zien door het glas — als het tenminste glas is — en bedieningsapparatuur eromheen. De Buitenstaander moet een zekere uiterlijke overeenkomst hebben met een mens.
Het stuk waarin de aandrijving is ondergebracht is te radioactief om er dichtbij te komen. De stuurcabine is een gladde bol met een grote lensopening, en kabels aan weerszijden. Jullie moeten dat allemaal kunnen zien, U Thant.’
Ze maakte een langzame bocht om de grote oogbol heen. Ze deed het op haar gemak. Als je in de Gordel woonde, haastte je je alleen maar als het echt nodig was. ‘Ik zie niets dat op een luchtsluis lijkt. Ik zal met een brander naar binnen moeten komen.’
‘Door de lens. Brand vooral niet door iets explosiefs heen,’ zei Einars stem achter haar oor.
Het transparante spul had een smeltpunt van tweeduizend graden Keivin, en aan een laser viel dus duidelijk niet te denken. Tina gebruikte een heetpunter, waarmee ze steeds weer dezelfde cirkel beschreef. Langzaam maar zeker verzwakte het materiaal. ‘Er komt mist door de kieren. Ah, ik ben er doorheen.’
Een transparante schijf met een diameter van een meter schoof, voortgestuwd door het laatste restje lucht, de ruimte in, terwijl witte mist eromheen speelde. Tina ving de schijf en gaf hem een zet in de richting van de U Thant. Later zouden ze hem wel binnenhalen.
Einars stem knetterde. ‘Probeer niet nu al naar binnen te gaan!’
‘Dat was ik niet van plan.’ Ze wachtte tot de randen afgekoeld zouden zijn. Een kwartier lang, terwijl er niets gebeurde. Ze zouden wel rusteloos worden aan boord van de U Thant, dacht ze. Nog steeds geen beweging te zien in de cabine. Ze hadden niets gevonden toen ze hem aftastten met de diepteradar, maar de wanden waren dik, en iets dat zo ijl was als bijvoorbeeld water, was misschien niet te zien geweest op de apparatuur.
Lang genoeg gewacht. Ze dook door het gat.
‘Ik ben nu in een kleine stuurcabine,’ zei ze, en draaide haar bovenlichaam, zodat haar camera het geheel kon bestrijken. Slierten ijzige mist dreven naar het gat in de lens. ‘Heel klein. De bedieningsapparatuur is bijna primitief gecompliceerd, zó gecompliceerd dat ik bijna zou denken dat de Buitenstaander geen autopiloot had. Niemand van ons zou al deze instrumenten en fijnregelaars in de gaten kunnen houden, en bedienen. Ik zie niet meer dan één bank, en er is, op mij na, niemand aanwezig.
Ik zie een bak met iets dat lijkt op zoete aardappelen, naast de bedieningsorganen. Verder is hier niets te zien dat op voedsel of een keuken wijst. Ik denk dat ik maar eens verder ga.’ Ze probeerde de deur in de achterwand van de cabine te openen. De druk hield hem dicht. Ze gebruikte haar heetpunter. De deur bezweek vlot, heel wat vlugger dan het materiaal waarvan de lens was gemaakt. Ze wachtte tot het vertrek vol stond met een zware nevel, liep toen door het gat. Nog meer nevel.
‘Dit vertrek is ongeveer even groot als de stuurcabine. Sorry voor het slechte zicht. Het schijnt een vrije-val sportzaaltje te zijn.’ Ze liet haar camera van links naar rechts draaien, liep toen naar een van de machines en probeerde of ze er iets mee kon doen. Het leek de bedoeling te zijn dat je er rechtop in ging staan, tegen een stel sterke veren in. Tina kreeg er geen millimeter beweging in.
Ze maakte de camera los, zette hem tegen een muur, gericht op de oefenmachine, en deed een tweede poging. ‘Of ik pak het verkeerd aan,’ zei ze tegen haar publiek, ‘of de Buitenstaander zou me als tandenstoker kunnen gebruiken. Laten we es gaan kijken wat er verder nog is.’ Ze keek om zich heen. ‘Dat is eigenaardig,’ zei ze na een tijdje.
Verder was er niets. Alleen de deur naar de stuurcabine.
Tina en Nate La Pan kamden twee uur lang het schip uit, maar het leverde alleen een bevestiging op van wat ze in eerste instantie had gevonden. Het leefgedeelte bestond uit:
Eén stuurcabine, ter grootte van de stuurcabine van een eenmansschip.
Eén vrije-val sportzaaltje, even groot als de cabine.
Een bak met wortels.
Een enorme luchttank. Er waren geen beveiligingen om ervoor te zorgen dat niet alle lucht naar buiten stroomde als de tank ooit lek raakte. De tank was leeg. Hij moest bijna leeg zijn geweest toen het schip het zonnestelsel bereikte.
Enorm gecompliceerde luchtreinigingsmachines, blijkbaar zo gemaakt dat ze zelfs het minuscuulste, allerkleinste spoortje biochemisch afval verwijderden. Alles was talloze malen gerepareerd. Al even gecompliceerde apparatuur voor het omzetten van vloeibaar en vast afval.
Het was ongelooflijk. Deze ene Buitenstaander had blijkbaar al zijn tijd doorgebracht in twee kleine vertrekken, had blijkbaar maar één soort voedsel gegeten, had geen scheepsbibliotheek gehad om hem wat amusement te bezorgen, had niet over een computer-autopiloot beschikt om hem op koers te houden en zijn brandstofvoorraad te controleren en hem ver van meteoren te houden. En toch had zijn reis tientallen jaren geduurd, op zijn minst. De luchttank moest, gezien de complexiteit van de luchtreinigingsinstallatie, alleen zijn bedoeld om lucht te vervangen die dank zij osmose door de wanden ontsnapte!
‘Zo is ’t wel genoeg,’ zei Einar ten slotte. ‘Kom maar terug, jullie. We pauzeren even, en ik vraag U Thant om instructies. Nate, stop een stel van die wortels in een drukzak, dan kunnen we ze analyseren.’
‘Doorzoek het schip nog een keer,’ zei Nick. ‘Misschien vind je wel een vereenvoudigde autopiloot, niet een computer, maar een eenvoudig relais of zo om het schip op koers te houden. Zouden jullie over een schuilplaats heen hebben kunnen kijken, een plekje waar een Buitenstaander zich had kunnen verbergen? Probeer in ieder geval in de luchttank te komen. Die zou wel eens een heel goede schuilplaats in geval van nood kunnen zijn.’ Hij zette het geluid zachter en keek naar Luke. ‘Natuurlijk vinden ze niks. Weet jij nog iets?’
‘Ik had graag dat ze de lucht analyseerden. Hebben ze daar de faciliteiten voor?’
‘Ja.’
‘En het glas van de lens, en hoe de wortel chemisch in elkaar zit.’
‘Ze zijn met de wortel klaar tegen de tijd dat dit hen bereikt.’ Hij zette het geluid weer harder. ‘Als jullie klaar zijn met de analyse van wat je daar hebt, kun je misschien eens gaan nadenken over hoe je dat schip naar huis kunt slepen. Blijf in de buurt en houd je aandrijving warm. Als er iets gebeurt, maak dan meteen gebruik van je fusievlam. Sohl uit.’