De twee mannen keken elkaar aan. Luke scheen iets te willen zeggen, maar deed toen zijn mond weer dicht.
‘Een moeilijke kwestie, nietwaar? Maar je kunt toch zeker wel raden wat Phssthpok verwachtte?’
Phssthpok droomde.
Hij wist tot op een dag precies hoe lang het zou duren voor Brennan wakker zou worden. Hij kon het natuurlijk bij het verkeerde eind hebben. Maar als dat zo was, zou Brennans ras te ver van de Pak-soort zijn gemuteerd.
Phssthpok wist hoeveel tijd hij had en hij kon zijn dromen dus precies uitmikken. De Martianen waren nu geen bedreiging, al zou er later wel iets aan gedaan moeten worden. Dromen was een exquise kunstvorm voor een Beschermheer. Hij had ongeveer tien dagen. Een week lang droomde hij van het verleden, tot aan de dag dat hij de Pakplaneet had verlaten. Tijdens de reis had hij weinig zintuiglijke stimuli gekregen. Hij gleed verder, de toekomst in.
Phssthpok droomde…
Het zou beginnen als zijn gevangene wakker werd. Het zag er naar uit dat zijn brein groter zou zijn dan dat van Phssthpok; dat rechte voorstuk verknoeide ook de helling van zijn gezicht. Hij zou snel leren. Phssthpok zou hem leren hoe hij een Beschermheer moest zijn, en wat hij moest doen met de wortels en zaden van de boom-des-levens.
Had de Voortplanter kinderen? In dat geval zou hij het geheim zelf behouden, de boom-des-levens gebruiken om van zijn eigen nakomelingen Beschermheren te maken. Dat was best. Als hij hersens genoeg had om zijn familie niet op één plek te concentreren, inteelt te vermijden, dan zou zijn bloedlijn zich zó uitbreiden dat ten slotte het grootste deel van het Pak-ras op de planeet eronder zou vallen.
Waarschijnlijk zou hij Phssthpok doden om het geheim te bewaren. Dat was ook best.
Een nachtmerrieachtige ondertoon sloop af en toe Phssthpoks dromen binnen. Want de gevangene zag er niet goed uit. Zijn vingernagels ontwikkelden zich verkeerd. Zijn hoofd had zeker niet de juiste vorm. Dat vooruitstekende bovenstuk… en zijn snavel was even plat als zijn gezicht was geweest. Zijn rug was niet gekromd, zijn benen waren niet goed, zijn armen waren te kort. Zijn soort had teveel tijd gehad om te muteren.
Maar hij had op de juiste manier gereageerd op de wortels.
De toekomst was onzeker… behalve waar het Phssthpok betrof. Als het mogelijk was zou hij de gevangene leren wat hij moest weten, want hij moest het werk voortzetten. Er zou een dag komen waarop de Aarde een tweede Pak-wereld zou zijn. Phssthpok had zijn best gedaan. Hij zou zijn kennis aan de ander overdragen, en sterven.
Brennan verroerde zich. Zijn opgerolde lichaam ontrolde zich, strekte zich in zijn volle lengte uit, en hij opende zijn ogen. Hij staarde zonder met zijn ogen te knipperen naar Phssthpok, staarde alsof hij de gedachten van de Beschermheer las. Alle nieuwe Beschermheren deden dat: een zichzelf oriënteren via herinneringen die ze nu pas begonnen te begrijpen.
‘Ik weet niet zeker of ik jullie wel kan laten begrijpen hoe snel het allemaal ging,’ zei het Brennan-monster. Hij keek naar de twee mannen, de een twee keer zo oud als de ander, maar allebei voorbij de overgangsleeftijd, en verwonderde zich erover dat juist zij een oordeel moesten vellen.
‘Binnen twee dagen hadden we elkaars taal geleerd. Zijn taal is veel sneller dan de mijne, en past beter bij mijn mond, dus gebruikten we die. Hij heeft me het verhaal van zijn leven verteld. We praatten over de Martianen, hebben zo de efficiëntste manier gevonden om ze uit te roeien-’
‘Wat?’
‘Om ze uit te roeien, Garner. Verdomme, ze hebben al dertien mensen vermoord! We hebben bijna zonder onderbreking gepraat; Phssthpok praatte trouwens het meest, en de hele tijd waren we ingespannen bezig: lichaamsoefeningen om me in conditie te krijgen, vinnen voor Phssthpoks pak, zodat hij in het stof kon zwemmen, technische foefjes om elke atoom lucht en water uit het leefgedeelte te krijgen en het naar de basis te vervoeren. Ik heb de basis nooit gezien; we hebben het ontwerp zó lang bestudeerd dat we eruit konden afleiden hoe we hem weer vol lucht konden krijgen, en hem ook tegen de Martianen konden beschermen.
De derde dag vertelde hij me hoe ik een boom-des-levensoogst kon binnenhalen. Hij had de vrieskist opengedaan en stond me te vertellen hoe ik de zaden veilig kon ontdooien. Hij gaf me orders, net alsof ik een vocoder-computer was. Ik wilde net vragen: “Heb ik dan helemaal geen keus?” En ik deed het niet!’
‘Ik kan je niet volgen,’ zei Garner.
‘Ik hád helemaal geen keus. Ik was te intelligent. Het is steeds zo geweest, vanaf het ogenblik dat ik wakker werd. Ik krijg het antwoord voor ik klaar ben met het formuleren van de vraag. Als ik altijd het beste antwoord zie, waar is dan mijn keus? Waar is mijn vrije wil? Jullie zullen wel niet kunnen geloven hoe snel het allemaal ging, toen. In één flits zag ik de hele logische redenering voor me. Ik sloeg Phssthpok zo hard ik kon met z’n hoofd tegen de rand van de vrieskist. Hij was lang genoeg verdoofd om me de kans te geven zijn nek te breken, tegen de rand. Toen sprong ik achteruit, voor het geval hij me nog zou aanvallen. Ik dacht wel dat ik hem van me af kon houden tot hij stikte. Maar hij viel me niet aan. Hij had nog niet door hoe de zaken lagen.’
‘Dat lijkt op moord, Brennan. Hij wilde je niet vermoorden.’
‘Nog niet. Ik was de figuur waarop hij al zijn hoop gericht had. Hij kon zich niet eens verdedigen uit angst me te bezeren. Hij was ouder dan ik, en wist hoe hij vechten moest. Hij had me kunnen vermoorden als hij dat gewild had, maar hij kon de wil niet opbrengen. Het kostte hem tweeëndertigduizend jaar werkelijke tijd om ons die wortels te brengen. En ik moest het karwei afmaken. Ik geloof dat hij stierf in de vaste overtuiging dat hij in zijn missie was geslaagd. Hij verwachtte dat ik ’m zou vermoorden.’
‘Brennan. Waarom?’
Het Brennan-monster haalde zijn knoestige schouders op. ‘Hij had ongelijk. Ik doodde hem omdat hij zou hebben geprobeerd de mensheid te vernietigen als hij achter de waarheid was gekomen.’ Hij stak zijn hand in de opengesneden ballon waarmee hij achttien kilometer over vloeibaar stof had afgelegd. Hij haalde iets te voorschijn dat zachtjes zoemde — zijn inderhaast in elkaar gezette luchtververser, vervaardigd uit onderdelen van Phssthpoks stuurpaneel — en liet het in de boot vallen. Toen haalde hij een halve gele wortel te voorschijn die wel wat weghad van een zoete aardappel. Hij hield ’m onder Garners neus. ‘Ruik eens.’
Luke snoof. ‘Wel lekker. Net likeur.’
‘Sohl?’
‘Lekker. Hoe smaakt dat ding?’
‘Als je wist dat je net zo iets zou worden als ik als je een hap nam, zou je het dan nog doen? Garner?’
‘Nu meteen. Ik zou heel graag eeuwig willen leven, en ik ben bang om seniel te worden.’
‘Sohl?’
‘NEE. Ik heb nog geen zin om de sex eraan te geven.’
‘Hoe oud ben jij?’
‘Vierenzeventig. Over twee maanden jarig.’
‘Je bent al te oud. Je was op je vijftigste te oud; je zou er aan zijn gestorven. Zou je op je vijfenveertigste vrijwillig de wortel hebben
gegeten?’
Sohl lachte. ‘Reken maar van niet.’
‘Nou, daar heb je de helft van je antwoord. Van Phssthpoks standpunt uit gezien zijn we een mislukking. De andere helft is dat niemand die goed bij zijn verstand is de wortel zou verspreiden, op de Aarde, in de Gordel, waar dan ook.’
‘Ik hoop van niet, nee. Maar laten we nou es naar jouw redenering luisteren.’
‘Oorlog. De wereld van de Paks is in haar hele geschiedenis nog geen ogenblik volkomen vrij van oorlog geweest. Hoe kan het ook anders? Elke Beschermheer doet dingen die erop zijn gericht om zijn bloedlijn uit te breiden en te beschermen ten koste van alle anderen. Kennis raakt keer op keer verloren. Het ras kan onderling niet samenwerken; elk bondgenootschap valt een minuut nadat een van de Beschermheren er voordeel in ziet om de anderen te verraden, uit elkaar. Ze komen geen stap vooruit vanwege die voortdurende staat van oorlog.