Выбрать главу

‘Trots? Het had iedereen kunnen overkomen. Lawrence St. John McGee houdt zich bezig met een oud en glad beroep.’

‘Ik weet ‘t.’

‘Ze was de oudste vrouw ter wereld.’

‘Ja, dat weet ik. Het voorzitterschap van de Struldbrugs Club berustte altijd bij het oudste lid dat in leven was. Het was een eretitel, de Waarnemend Voorzitter deed meestal het werk. Ze was honderddrieënzeventig toen ik werd geboren. Niemand van ons verwachtte eigenlijk dat ze ooit zou sterven. Dat klinkt zeker wel gek?’

‘Nee. Hoeveel mensen sterven nou op tweehonderdtienjarige leeftijd?’

‘Toen draaide ik dat bericht van Becke en Hollingsbrooke af, en ze was dood! En ik heb ongeveer een half miljoen mark geërfd, van een fortuin dat ongelooflijk groot moet zijn geweest. Ze heeft genoeg achter-achter-en-nog-eens-achter-kleinkinderen om elk land ter wereld op te kopen. Je had de verjaarsfeesten moeten zien.’

‘Ik begrijp wat u bedoelt.’ De ogen van de ARM keken diep in de zijne. ‘Dus nu hebt u Van der Veckens geld niet meer nodig.

Tweeduizend per jaar is nu een lachertje.’

‘En de klootzak is er nog de schuld van ook dat ik haar verjaardag heb gemist.’

De ARM leunde achterover in zijn stoel. ‘U vertelt een vreemd verhaal. Ik heb nog nooit van een type geheugenverlies gehoord, waarbij alle herinneringen verdwijnen.’

‘Ik ook niet. Het was net of ik naar bed ging en vier maanden later wakker werd.’

‘Maar u herinnert zich niet eens dat u naar bed ging?’

‘Inderdaad.’

‘Dat zou je met een verdover kunnen doen. Goed, we zullen u in diepe hypnose brengen en kijken wat we kunnen ontdekken. Daar hebt u toch geen bezwaar tegen? U zult een aantal verklaringen moeten tekenen.’

‘Best.’

‘Misschien, eh, vindt u het helemaal niet leuk wat we ontdekken.’

‘Ik weet ‘t.’ Truesdale was zich geestelijk al aan het voorbereiden op wat hij over de verdwenen vier maanden te weten zou komen. Het was zijn eigen stem geweest. Voor welke herinnering was hij bang geweest?

‘Als u in die periode waarvan u niets meer weet een misdaad hebt begaan, dan zult u daar misschien straf voor moeten ondergaan. Zo’n bruikbaar alibi is het niet.’

‘Dat risico neem ik.’

‘Oké.’

‘Denkt u dat ik dit allemaal verzin, dat ik net doe alsof?’

‘Die gedachte is bij me opgekomen, ja. We komen er wel achter.’

‘Oké, kom er maar uit,’ zei een Stem. En Truesdale kwam eruit als een man die te plotseling wakker wordt gemaakt, bij wie de dromen wegsterven in zijn geest.

De Stem was Michaela Shorter, een zwarte arts met brede schouders, gekleed in een losse, blauwe werkjumper. ‘Hoe voelt u zich?’ zei ze.

‘Uitstekend,’ zei Truesdale. ‘Wat is het resultaat?’

‘Heel eigenaardig. U herinnert zich niet alleen niets van wat er in die vier maanden is gebeurd, u hebt niets gemerkt van enig tijdsverloop. U hebt niet gedroomd.’

De inspecteur van de ARM stond wat terzijde; Truesdale merkte zijn aanwezigheid pas op toen hij iets zei. ‘Kent u een drug waardoor dit kan zijn veroorzaakt?’

De vrouw schudde haar hoofd.

‘Dokter Shorter is een expert op dat gebied van de geneeskunde dat met de wet te maken heeft,’ zei de inspecteur tegen Truesdale. ‘Dit lijkt erop of iemand iets nieuws heeft bedacht.’ Tegen dokter Shorter zei hij: ‘Het zou iets kunnen zijn dat echt nieuw is. Wilt u niet met de computer analyseren?’

‘Heb ik gedaan,’ zei ze kortaf. ‘Maar hoe dan ook, er is geen middel dat zó selectief kan zijn. Het lijkt wel of hij eerst met een verdover in slaap is gebracht, en daarna vier maanden in een vriescel is gelegd. Alleen zouden er van het ontdooien dan medische sporen te vinden moeten zijn: gebroken celwanden dank zij ijskristallisatie en dergelijke.’ Ze keek scherp naar Truesdale. ‘Raak niet weer in trance door mijn stem.’

‘Weest u maar niet bang.’ Truesdale stond op. ‘Wat er ook met me is gebeurd, er is een laboratorium voor nodig geweest, nietwaar? Als het om zo’n nieuw middel gaat. Dat maakt toch een iets gerichter zoeken mogelijk?’

‘Dat vermoed ik wel, ja,’ zei de arts. ik zou op zoek gaan naar een bijprodukt van genetisch onderzoek. Iets dat DNA-moleculen uit elkaar laat vallen.’

De ARM-inspecteur zuchtte. Je zou denken dat als je iemand van een berg kidnapt je ook wat sporen zou moeten achterlaten, maar nee hoor. Een wagen zou op de radar zichtbaar zijn geweest. Van der Vecken moet u op een draagbaar naar het parkeerterrein hebben laten vervoeren, zo om vier uur ’s ochtends, dan is daar meestal niemand.’

‘Dat is behoorlijk gevaarlijk, op die paden.’

‘Dat weet ik. Hebt u dan een beter antwoord?’

‘Bent u helemaal niets te weten gekomen?’

‘Het geld. Uw wagen is op de parkeerplaats blijven staan omdat het parkeergeld vooruit was betaald. De toelage ook. Allemaal overgemaakt van een rekening op naam van Van der Vecken. Een nieuwe rekening, en hij is alweer opgeheven.’

‘Ik had niet anders verwacht.’

‘Zegt de naam u iets?’

‘Nee. Waarschijnlijk Hollands.’

De ARM knikte bedachtzaam. Hij stond op. Aan de uitdrukking op dokter Shorters gezicht te zien wilde ze graag haar behandelkamer terug.

Een half miljoen mark was een hoop geld. Truesdale speelde met de gedachte om tegen z’n baas te zeggen dat-ie naar de bliksem kon lopen, maar ondanks de traditie verdiende Jeromy Link het niet om zo behandeld te worden. Het had geen zin om hem op stel en sprong een nieuwe verkoper te laten zoeken. Truesdale gaf Jeromy een maand de tijd.

Omdat zijn werk nog maar even zou duren, werd het ook plezieriger. Verkoper in een schoenenzaak… maar zo ontmoette hij toch een stel interessante mensen. Op een dag keek hij eens goed naar de machinerie waarmee schoenen om voeten werden gevormd. Hoogst ingenieuze, bewonderenswaardige apparatuur, waarvan hij zich nog nooit rekenschap had gegeven. In zijn vrije tijd maakte hij plannen voor een trektocht langs allerlei dingen die hij wilde zien.

Toen het testament van Grote ‘Stelle werd geëxecuteerd, knoopte hij weer banden aan met talloze familieleden. Een aantal had hem gemist bij haar begrafenis en bij haar laatste verjaardag. Waar was hij geweest?

‘Het dolste verhaal dat je ooit hebt gehoord,’ zei Truesdale — en hij moest het die avond wel zes keer vertellen. Hij schepte er een pervers genoegen in. ‘Van der Vecken’ had geen publiciteit gewild.

Zijn plezier viel in duigen toen een aangetrouwde neef-in-de-tweede-graad zei: ‘Dus je bent nog een keer beroofd. Ze schijnen je nogal te moeten hebben, Roy.’

‘Vergeet het maar. Dit keer zal ik de schoft te pakken krijgen,’ zei Truesdale.

De dag voor zijn trektocht begon, liep hij langs bij het hoofdkwartier van de ARM. Hij moest even moeite doen voor hij zich de naam van de forse inspecteur herinnerde. Robinson, dat was het. Robinson knikte hem van achter een boemerangbureau toe en zei: ‘Kom erin. Plezier in het leven?’

‘Gaat wel. Hoe vordert uw onderzoek?’ Truesdale ging zitten. Het vertrek was klein, maar heel comfortabel. Het bureaublad was voorzien van koffie- en theekraantjes.

Robinson leunde achterover in zijn stoel, alsof hij blij was dat iets hem even van zijn werk haalde. ‘We hebben voornamelijk nieten binnen. We weten nog steeds niet door wie u bent gekidnapt. We hebben niet kunnen nagaan waar het geld vandaan komt, maar we weten zeker dat het niet van uzelf afkomstig is.’ Hij keek op.

‘U maakt geen erg verbaasde indruk.’