Выбрать главу

‘We weten eigenlijk niet eens welke van de twee echt is. Als die grappenmaker nu de Stonehenges eens heeft verwisseld? Hij beschikte over genoeg vermogen om de stenen van de kopie te verplaatsen. Het enige dat hij hoefde te doen was die op de plek van het echte Stonehenge te zetten, en daarvoor had hij natuurlijk al het echte Stonehenge op de plek gezet waar we nu denken dat de kopie staat.’

‘Vertel het maar aan niemand.’

De ARM lachte.

‘Iets binnengekregen uit de Gordel?’

De glimlach op Robinsons gezicht verdween. ‘Ja. Een stuk of zes gevallen bekend van kidnapping en geheugenverlies, en stuk voor stuk onopgelost. Ik geloof nog steeds dat we op zoek zijn naar een struldbrug.’

Allemaal onopgelost. Dat klonk niet erg hoopgevend.

‘Een oude struldbrug,’ zei de ARM. iemand die honderdtwintig jaar geleden al oud genoeg was om te denken dat hij genoeg kennis had vergaard om de problemen van de mensheid op te lossen. Of om een boek-dat-al-het-andere-overbodig-maakt over de menselijke vooruitgang te schrijven. Dus begon hij monsters te nemen.’

‘En daar is hij nog steeds mee bezig?’

‘Of ’t is een kleinzoon van hem, die de zaak voortzet.’ Robinson zuchtte. ‘Maak je geen zorgen. We krijgen hem wel.’

‘Ja zeker. Jullie hebben pas honderdtwintig jaar de tijd gehad om ’m te pakken.’

‘Niet zo ongeduldig,’ zei Robinson.

En dat deed ’t hem.

Het hoofdkwartier van de politiemacht van de Gordel bevond zich op dezelfde plek als waar de regering van de Gordel was gevestigd: op Ceres. De politiebureaus op Pallas, Juno, Vesta en Astraea waren in zekere zin dubbelop, maar heel noodzakelijk. Met vijf asteroïden kon je de hele Gordel bestrijken, althans het belangrijkste deel ervan. Het was voorgekomen dat ze alle vijf aan dezelfde kant van de zon waren geweest, maar dat gebeurde zelden.

Vesta was het kleinst van de vijf. De steden lagen aan de oppervlakte, onder vier grote, dubbele koepels.

Drie keer in de geschiedenis was er een gat ontstaan in een koepel. Dat was niet het soort gebeurtenis dat licht zou worden vergeten. Alle gebouwen op Vesta waren hermetisch af te sluiten. Een aantal was voorzien van luchtsluis-buizen die door de koepel liepen.

Alice Jordan liep de politiesluis van Waring City in. Ze had een routine-patrouille tegen smokkelaars achter de rug. Er waren twee vertrekken, en dan een soort vestibule, met links en rechts drukpakken aan de wanden. Ze trok haar eigen pak uit en hing het op. De voorkant was versierd met een lichtgevende wijfjesdraak, die vuur spuwde.

Ze bracht rapport uit aan Vinnie Garcia, haar superieur. ‘Geen geluk gehad.’

Vinnie grinnikte naar haar. Ze was donker, tenger en rijzig, haar vingers lang en slank; veel meer het stereotype van de Gordelbewoner dan Alice Jordan. ‘Je hebt op Aarde wel geluk gehad.’

‘Finagle! Zeker niet! Je hebt mijn rapport gelezen.’ Alice was naar de Aarde gegaan in de hoop een groter wordend maatschappelijk probleem te kunnen oplossen. Een kwalijke gewoonte van de vlaklanders — stroomslavernij, het rechtstreeks prikkelen van het hersencentrum met elektriciteit — had de laatste tijd steeds vaker de kop opgestoken in de Gordel. Helaas had de oplossing van de Aarde bestaan uit niets doen en afwachten. Over driehonderd jaar zou het probleem zichzelf oplossen, maar dat stemde Alice Jordan nauwelijks tot tevredenheid.

‘Dat bedoelde ik niet. Je hebt een verovering gemaakt.’ Vinnie wachtte even. ‘In je kantoor zit een vlaklander op je te wachten.’

‘Een vlaklander?’ Ze had op Aarde met één man een bed gedeeld, maar erg veel genoegen hadden ze er geen van tweeën aan beleefd. De zwaartekracht, en niet genoeg ervaring. Hij was heel beleefd gebleven, maar ze hadden elkaar niet teruggezien.

Ze stond op. ‘Heb je me nog voor iets anders nodig?’

‘Nee hoor,’ zei Vinnie. ‘Veel plezier.’

Hij probeerde overeind te komen toen ze binnenkwam. Het lukte niet erg, vanwege de lage zwaartekracht, maar hij wist zijn voeten tegen de vloer en de rest van zijn lichaam rechtop te krijgen.

‘Hallo. Roy Truesdale,’ zei hij, voor ze in haar herinnering terug kon grijpen naar zijn naam.

‘Welkom op Vesta,’ zei ze. ‘Dus je bent toch hierheen gekomen.

Nog steeds op jacht naar de Rover?’

‘Ja.’

Ze ging achter haar bureau zitten. ‘Vertel eens wat meer. Heb je die trektocht afgemaakt?’

Hij knikte. ‘Ik geloof dat ik de Rockies nog wel het fijnste vond, en het is helemaal niet moeilijk om er in te komen. Dat moet jij ook eens proberen. Het is geen Nationaal Park, maar zoveel mensen willen er niet wonen.’

‘Dan zal ik het ook eens doen, als ik ooit nog op Aarde kom.’

‘Ik heb de andere Buitenstaanders gezien… Ik weet ‘t, het zijn niet werkelijk Buitenstaanders, maar ze zijn niet menselijk, dat is zeker. Als de werkelijke Buitenstaander is als die…’

‘Je denkt liever dat Van der Vecken menselijk is.’

‘Ik geloof het wel, ja.’

‘Je besteedt er een heleboel energie aan om ’m te vinden.’ Ze overwoog even dat Truesdale misschien wel achter een zekere vrouw uit de Gordel aan zat. Een vleiende gedachte…

‘De ARM scheen nergens te komen met het onderzoek,’ zei hij. ‘Erger nog. Het ziet er naar uit dat ze al honderdtwintig jaar of zo naar Van der Vecken of iemand die er op lijkt op zoek zijn. Ik werd nijdig en boekte op een schip naar Vesta. Ik ging zelf op zoek naar Van der Vecken. Maar hier komen, dat is nog niet zo gemakkelijk, weet je dat?’

Ze knikte. ‘Er zijn teveel vlaklanders die de asteroïden willen zien. We moeten het aantal toeristen beperken.’

‘Ik heb drie maanden moeten wachten. Ik wist nog steeds niet zeker of ik wel wilde gaan. Per slot van rekening kon ik altijd mijn plaats annuleren… Toen gebeurde er iets anders.’ Truesdale klemde zijn kaken op elkaar toen de herinnering hem opnieuw woedend maakte.

‘Lawrence St. John McGee. Hij heeft me beroofd van zo ongeveer alles wat ik bezat, tien jaar geleden. Een zwendelaar.’

‘Dat soort dingen gebeurt, ’t Spijt me voor je.’

‘Ze hebben ’m te pakken gekregen. Hij voerde de naam Ellery Jones, uit St. Louis. Hij hield zich bezig met een heel nieuw spelletje, in Topeka, Kansas, maar iemand tipte de politie, en ze grepen ‘m. Hij had nieuwe vingerafdrukken, nieuwe netvliesafdrukken, een nieuw gezicht. Ze moesten een analyse van de hersengolfpatronen doen voor ze er zeker van waren dat hij het was. Misschien krijg ik nog wel een deel van mijn geld terug ook.’

Ze glimlachte. ‘Dat is toch prachtig?’

‘Van der Vecken was de man die hem aangaf. Weer iets om mij om te kopen.’

‘Weet je dat zeker? Gebruikte hij die naam?’

‘Nee. Spelletjes spelen met mijn hoofd, vervloekt nog aan toe! Hij moet tot de conclusie zijn gekomen dat ik op jacht naar ’m was omdat hij me had beroofd. Van vier maanden van mijn leven. Hij speelde me Lawrence St. John McGee toe zodat ik me geen zorgen meer zou maken over m’n verdwenen vier maanden.’

‘En je vindt het niet leuk om zo voorspelbaar te zijn.’

‘Nee.’ Hij keek haar niet aan. Zijn handen klemden zich om de leuningen van haar bezoekersstoel. Spieren rolden en golfden in zijn armen toen hij zijn greep nog wat verstrakte. Een aantal bewoners van de Gordel gaf voor alleen maar minachting te hebben voor de spieren van vlaklanders…

‘Van der Vecken is misschien wel te groot voor ons,’ zei ze.

Zijn reactie was interessant. ‘Nou hebben we het tenminste over iets concreets. Wat heb je ontdekt?’