‘We zouden het nooit weten. We zouden in een vacuüm staan te schreeuwen.’
‘Oké. De tweede mogelijkheid is de hele zaak op te geven, nu meteen.’
‘Nee.’
‘Akkoord. De derde mogelijkheid is achter hem aan te gaan. Met een politievloot uit de Gordel, als die ons steunt. Anders alleen.’ Hij dacht erover na, nam een slokje van zijn cognac. ‘Waarheen?’
‘Goed, laten we daar nu eens over nadenken.’ Alice leunde achterover, haar ogen half gesloten. ‘Hij ging op weg naar de interstellaire ruimte. Hij bleef ver buiten de baan van Pluto een paar maanden in de kometengordel hangen — helemaal stil, zonder een meter verder te komen, en dat moet ’m een hoop brandstof hebben gekost — en toen ging hij weer verder.’
‘Zijn schip ging verder. Als hij op dit ogenblik hier is, dan moet hij de aandrijving van het Pak-schip onbemand verder hebben gestuurd. Dat betekent dat hij nu nog een Pak-stuurcabine en een Gordel-eenmansschip heeft.’
‘En brandstof. Alle brandstof die hij maar wil, uit de manoeuvreerreservetanks in het motorgedeelte. Die zijn voor hij vertrok, gevuld.’
‘Goed. We gaan er vanuit dat hij een manier heeft gevonden om de wortels te verbouwen en zo aan voedsel is gekomen. Misschien heeft hij een paar zaden meegenomen uit de vrachtcocon, voor hij Mars verliet. Wat heeft hij nu nodig dat hij nog niet heeft?’
‘Een thuisbasis. Bouwmaterialen.’
‘Kan hij die uit de kometen hebben gehaald?’
‘Misschien. Gassen en chemicaliën in ieder geval wel.’
‘Goed. Ik heb hier ook over zitten nadenken,’ zei Truesdale. ‘Als jij het zo vlotweg hebt over de kometengordel, denk je dan dat je het hebt over een ring van rotsen, net als de asteroïdengordel? De kometengordel is alleen maar zo genoemd omdat hij toch een naam moest hebben, niet vanwege zijn overeenkomst met de Gordel.’ Hij zorgde ervoor zijn woorden met zorg te kiezen en uit te spreken. De cognac deed zich gelden. Als hij nu struikelde over een ingewikkeld woord, zou ze alleen maar om hem lachen. ‘Dit is het gebied waar de kometen steeds langzamer gaan, even stilstaan en dan terugvallen naar de zon. Het heeft tien tot twintig keer de omvang van het zonnestelsel, en dat laatste ligt nog voor het grootste deel in één vlak ook. In de meeste verbindingen in de staart van een komeet zit toch waterstof? Dus Brennan hoeft zich geen zorgen te maken over brandstof. Hij kan op dit ogenblik overal zijn binnen dat gebied, en morgen kan-ie weer heel ergens anders zijn. Waar gaan we ’m zoeken?’
Ze staarde hem strak aan. ‘Geef je er de brui van?’
‘De verleiding is wel groot. Het is niet dat hij te groot voor me is. Hij is te klein. Zijn schuilplaats is zo vervloekt groot.’
‘Er is nóg een mogelijkheid,’ zei ze. ‘Persephone.’
Persephone. Hoe had hij verdorie nou kunnen vergeten dat er nog een tiende planeet was? Maar toch — ‘Persephone is een gasreus, hè?’
‘Ik weet het niet zeker, maar ik denk van wel. De planeet is ontdekt dank zij zijn massa, de invloed die hij had op de baan van de kometen. Maar de atmosfeer zou wel eens bevroren kunnen zijn.
Hij zou erboven kunnen blijven hangen tot hij een gat had gebrand door de bevroren lagen, en dan landen.’ Ze boog zich voorover over de tafel. Haar ogen waren gespannen, en donkerbruin. ‘Roy, hij moest toch ergens metalen vandaan halen. Hij heeft toch een soort zwaartekrachtgenerator gebouwd? En hij moet wat hebben geëxperimenteerd bij het ontwerpen van dat ding. Metaal. Een hele hoop metaal.’
‘Misschien uit de kop van een komeet.’
‘Ik denk het niet.’
Truesdale schudde zijn hoofd. ‘Hij zou nooit op Persephone aan de gang kunnen gaan. Zó’n grote planeet moet een gasreus zijn -met een vloeibare kern. Zelf verhittend; en met een gasatmosfeer. Hij kan er onmogelijk op geland zijn. De druk zou, eh, op die van Jupiter lijken.’
‘Een maan dan! Misschien heeft Persephone een maan!’
‘… Waarom ook niet verdomme? Waarom zou de eerste de beste gasreus geen twaalf manen hebben?’
‘Hij bleef daar twee maanden hangen om er zeker van te zijn dat hij daar in leven kon blijven. Hij moet Persephone hebben opgespoord en door zijn telescopen hebben bestudeerd. Toen hij er zeker van was dat de planeet manen had, koppelde hij de aandrijving van het Pak-schip los. Anders zou hij zijn teruggekomen en had hij zich overgegeven.’
‘Dat klinkt heel aardig. Misschien heeft hij ook wel boomdeslevens verbouwd… Maar misschien is hij er wel niet meer.’
‘Dan heeft hij in ieder geval sporen achtergelaten. We hebben het nu over een maan. Er moet een litteken zijn op de plek waar hij op zijn fusiemotor is geland, en grote, gapende littekens waar hij zijn mijnen heeft gegraven, en gebouwen die hij heeft moeten achterlaten, en warmte. Hij zou een deel van de aangerichte schade kunnen uitwissen, onzichtbaar maken, maar niet de warmte, niet op een klein maantje een eind voorbij Pluto. De warmte is natuurlijk van invloed geweest op de hele omgeving daar, heeft superfluïde effecten in het honderd laten lopen, heeft een deel van het aanwezige ijs verdampt.’
‘Dan zouden we bewijzen hebben,’ zei Truesdale. ‘Holofoto’s. In het slechtste geval holo’s van de littekens die hij in het oppervlak van de maan van Persephone heeft gemaakt. Niet gewoon een halfbakken theorie.’
‘En in het beste geval?’ Ze grinnikte. ‘Dan staan we oog in oog met het Brennan-monster.’
‘Er op af!’
‘Nou en of.’ Alice hief haar glas naar hem op. Voorzichtig lieten ze de kristallen glazen tegen elkaar klinken.
De angst om te vallen maakte hem half wakker, en het bekende gevoel van een kater deed de rest. Hij ging rechtop zitten in een bed dat eruitzag als een roze wolk: Alices bed. Ze waren hier afgelopen avond heen gegaan, misschien wel om hun besluit te vieren of het te bezegelen, misschien ook omdat ze elkaar graag mochten.
Geen hoofdpijn. Van goede cognac krijg je een kater, maar geen hoofdpijn.
Het was een van de betere nachten geweest.
Alice was er niet. Naar haar werk gegaan? Nee, hij kon haar in de keuken horen. Hij liep er op blote voeten heen. Ze was bezig in haar blootje pannekoeken te bakken.
‘Meenden we het echt?’
‘Nu krijg je een typisch Gordel-gerecht te eten,’ zei ze. En stopte hem een bord met een stapeltje pannekoeken in de handen, en toen hij het verkeerd beetpakte, wipten ze omhoog en zweefden weg, net als de reclame zei. Hij wist ze weer te pakken te krijgen, maar het werd wel een scheve stapel.
Ze smaakten naar pannekoeken. Goede pannekoeken, dat wel, maar meer ook niet. Misschien moest je de volkomen naakte bakster erbij optellen om er een typisch gerecht uit de Gordel van te maken. Hij goot er imitatiestroop overheen, en maakte in zijn hoofd een aantekening: stuur Alice een paar flessen Vermont stroop, als zij in de Gordel blijft, als ik ooit levend weer op Aarde kom.
‘Meenden we het echt?’ vroeg hij voor de tweede keer.
Ze gaf hem een kopje en een pot gevriesdroogde koffie met een merk van de Aarde erop. ‘Eerst moeten we uitzoeken hoe het precies met Persephone is gegaan. Dan kunnen we een besluit nemen.’
‘Dat kan ik zelf, in het hotel. Ik kan je de informatie die je me hebt gestuurd, terugzenden. Dat bespaart je werk.’
‘Goed idee. Dan kan ik Vinnie erover aanspreken.’
‘Ik zou wel eens willen weten of ik mee zou mogen met een vloot van de jakkeraars.’
Ze ging bij hem op schoot zitten — licht als een veertje, maar een meisje met een kop erop, geen man kon zich meer wensen. Ze keek hem in de ogen. ‘Waar hoop je op?’