Выбрать главу

om hem te tillen. Hij keek Alice aan, zag misschien in haar ogen dat ze een wat explicieter antwoord verwachtte, ik zou overal eenzaam zijn geweest. Dat weet je best.’

‘Nee, dat weet ik niet. Je zou welkom zijn geweest.’

Brennan scheen het gesprek opeens een heel andere wending te geven. ‘Roy, jij bent hier geweest. Dat raadde je zeker al?’

Roy knikte.

‘Hoe heb ik nu juist dat deel van je geheugen uitgewist?’

‘Ik weet ’t niet. Niemand weet het.’ Roy voelde de spanning in zich opkomen.

‘Eenvoudiger kan het niet. Net nadat ik je had verdoofd, heb ik een opname gemaakt van je hersenen. Je hele geheugen. Voor ik je weer in de Pinnacles alleen liet, heb ik je hele geest uitgewist, toen speelde ik de opname erin. Het ligt wat ingewikkelder — er komt geheugen-RNA bij kijken, en heel gecompliceerde elektrische velden — maar ik hoef de herinneringen die ik wil weghalen niet stuk voor stuk uit te zoeken.’

Roy’s stem klonk zwakjes. ‘Brennan, dat is afschuwelijk.’

‘Waarom? Omdat je heel even een geestloos dier bent geweest? Ik was echt niet van plan je zo te laten. Ik heb dit nu twintig keer gedaan, en er zijn nog nooit ongelukken gebeurd.’

Roy huiverde. ‘Je begrijpt het niet. Er is een ik geweest die vier maanden bij jou is geweest, hier op Kobold. En die ik is verdwenen. Jij hebt hem vermoord.’

‘Je begint het te begrijpen.’

Roy keek Brennan recht in de ogen. ‘Je hebt gelijk. Je bent anders. Je zou overal eenzaam zijn.’

Brennan dekte de tafel. Hij schoof stoelen aan voor zijn gasten, alles met het vlotte gebrek aan haast dat het kenmerk is van een volmaakte ober. Hij diende het eten op, nam zelf de helft, ging toen zitten en at met de efficiëntie van een wolf. Hij had goede tafelmanieren, maar was lang voor Roy en Alice klaar. Onder zijn borstbeen was nu een bolling te zien.

‘Noodtoestanden zorgen bij mij voor een goede eetlust,’ zei hij. ‘En nu laat ik jullie alleen. Het is niet beleefd, maar er is een oorlog uit te vechten.’ En hij holde als een haas weg.

De volgende paar dagen voelden Roy en Alice zich de ongewilde gasten van een volmaakte gastheer. Ze zagen niet veel van Brennan. Als ze hem zagen in het landschap van Kobold, liep hij altijd hard te rennen. Hij bleef vaak staan om ze te vragen of ze het wel naar hun zin hadden, vertelde ze over iets dat ze misschien nog niet hadden gezien — en dan verdween hij weer snel. Of ze troffen hem aan in het laboratorium, waar hij steeds verdere verfijningen aanbracht aan zijn ‘telescoop’. Er was nu maar één schip in het blikveld te zien, tegen een achtergrond van rode dwergen en interstellaire stofwolken: een blauwe fusievlam, geel heliumlicht, dank zij het Doppler-effect blauw, die aan de randen vonkte.

Hij praatte met ze, maar zonder zijn werk ervoor te onderbreken. ‘Het is dezelfde volgorde die ook Phssthpok gebruikte,’ zei hij, en in zijn stem klonk duidelijk tevredenheid door. ‘Ze hebben niet geknoeid met een goed ontwerp. Zien jullie de zwarte stip in het midden van de vlam? De vrachtcocon komt bij het decelereren het eerst. En de cocon is groter dan die van Phssthpok, en de schepen gaan langzamer dan hij op die afstand. Zó dicht tegen de snelheid van het licht aan zitten ze niet. Het duurt wel honderdtwee- of drieënzeventig jaar voor ze hier zijn.’

‘Goed zo.’

‘Voor mij ook, dat zou het tenminste moeten zijn. Vrachtcocon eerst, en Voortplanters in bevroren slaap in die cocon. Kwetsbaar, zo iets, vinden jullie ook niet?’

‘Niet als het tweehonderddertig tegen een is.’ ik ben niet gek, Roy. Ik ga ze niet zelf aanvallen. Ik ga hulp halen.’

‘Waar?’

‘Wunderland. Dat is ’t dichtst bij.’

‘Wat? Nee, de Aarde is het dichtst bij.’

Brennan keek hem over zijn schouder aan. ‘Ben je gek? Ik ga de Aarde niet eens waarschuwen. De Aarde en de Gordel zijn tachtig procent van de mensheid, waaronder al mijn nakomelingen. Hun beste kans op overleven is buiten het gevecht blijven. Als een andere wereld het vechten voor zijn rekening neemt, en verliest, dan duurt het misschien nog wel even voor de Paks de Aarde gaan bekijken.’

‘Dus je gebruikt de Wunderlanders als lokeend. Ga je ze dat vertellen?’

‘Doe niet zo gek.’

Ze bekeken heel Kobold, en probeerden Brennan niet voor de voeten te lopen. Hij dook altijd onverwachts op, kwam om een rotsblok rennen of uit een groepje bomen, altijd gehaast of moeite doend om in topconditie te blijven; hij zei nooit welk van de twee het was. Altijd had hij zijn vest aan. Hij droeg het niet om zijn naakte lichaam te bedekken, ook niet als bescherming tegen de elementen, want dat had hij allebei niet nodig. Hij had de zakken nodig. Roy zou niet verbaasd hebben gestaan als Brennan ook een opgevouwen drukpak bij zich had gehad, in een van de grote zakken bijvoorbeeld, voor het geval er iets mis ging.

Een keer kwam hij ze tegen in de buurt van een van de grote hutten. Hij ging ze voor, een luchtsluis in, en liet ze iets zien aan de andere kant van de glazen binnenkant. In een grote rotsspelonk zweefde een zilverachtige bol met een diameter van ongeveer twee meter, het oppervlak glanzend als een spiegel.

‘Er is een vervloekt fijn afgesteld zwaartekrachtveld voor nodig om dat ding daar te houden,’ zei Brennan. ‘Die bol bestaat voor het grootste deel uit neutronium.’

Roy floot. Alice zei: ‘Is dat niet instabiel? Het is te klein.’

‘Inderdaad, maar ik heb het in een statisveld gevat. Ik heb ’t onder druk gemaakt en toen het stasisveld eromheen gedaan voor de zaak in mijn gezicht uit elkaar kon barsten. Nu zit er meer materie bovenop. Aan de oppervlakte is de zwaartekracht acht miljoen gee, als je ’t wilt geloven.’

‘Ik geloof je wel.’ Neutronium was de dichtste vorm van materie die bestond: neutronen rand aan rand opeengepakt onder een druk die groter was dan die in het hart van de meeste sterren. Alleen een hypermassa zou nog dichter zijn, en een hypermassa zou geen materie meer zijn, alleen maar een zwaartekrachtpuntbron.

‘Ik heb erover gedacht om Kobold hier te laten, als lokkertje, voor het geval een Pak-schip langs me heen zou weten te komen. Nu zijn er teveel. Ik kan Kobold niet laten bestaan, ze mochten het eens vinden. Het zou een vingerwijzing zijn die ze niet mis konden verstaan.’

‘Ga je Kobold vernietigen?’

‘Ik moet wel.’

Soms kookten ze zelf — waarbij ze Brennans instructies opvolgden en de aardappelen en knollen meden. Soms kookte hij voor ze. Zijn duizelingwekkende snelheid maakte nooit een gehaaste indruk, maar hij bleef nooit praten nadat hij zijn eten op had. Hij kwam aan, maar het schenen alleen maar spieren te zijn, en de grote knobbelige gewrichten deden hem er nog steeds uitzien als een skelet.

Hij was altijd beleefd. Hij deed nooit superieur tegenover hen. ‘Hij behandelt ons als poesjes,’ zei Alice. ‘Hij heeft het druk, maar hij zorgt dat we te eten krijgen en af en toe blijft hij even staan om ons achter onze oren te krabben.’

‘Dat is zijn schuld niet. We kunnen niets doen om hem te helpen. Ik wou dat er iets was —’

‘Ik ook.’ Ze lag op het gras in het warme zonlicht, dat een eigenaardige kleur gekregen had. Brennan had verstrooicomponent uit de zwaartekrachtlens gehaald. Het licht maakte dat hij alles niet zo goed meer zag. De hemel was nu zwart. De zon was groter en minder fel; je kon je ogen niet beschadigen door ernaar te kijken.

Hij had de draaiing van Kobold stopgezet om het fijnstellen van het veelvoud aan zwaartekrachtvelden gemakkelijker te maken. Nu was er altijd wind. Hij floot door de permanente nacht om Brennans laboratorium, hij koelde de warme middag aan deze kant van de groene bol wat af. De planten begonnen nog niet af te sterven, maar dat zou onherroepelijk gebeuren.

‘Honderdzeventig jaar. We zullen nooit weten hoe het is afgelopen,’ zei Alice.