‘We zouden heel goed zolang kunnen leven.’
‘Dat zal wel.’
‘Brennan moet meer boom-des-levens virus hebben dan hij kan gebruiken.’ Toen ze huiverde, lachte hij.
Ze ging rechtop zitten. ‘We zullen nu wel gauw weg moeten gaan.’
‘Kijk eens.’
Een hoofd ging op en neer in de waterval. Een arm kwam te voorschijn en wuifde naar ze. Even later zwom Brennan de vijver over, naar de plek waar ze zaten, zijn armen tollend als propellers.
‘Ik moet als een dolleman zwemmen,’ zei hij. ik ben zwaarder dan water. Hoe gaat het met jullie?’
‘Best. Hoe gaat het met jouw oorlog?’
‘Redelijk.’ Brennan liet een handvol spoelen in een waterdichte plastic zak zien. ‘Sterrenkaarten. Ik sta zowat klaar voor het vertrek. Als ik een geweldig nieuw wapen kon bedenken dat ik mee kon nemen zou ik hier nog een jaar blijven om het te maken. Zoals de zaak er nu voorstaat, is er alleen nog een laatste inspectie nodig.’
‘Wij hebben wapens in het schip, die mag je hebben,’ zei Roy. ‘Graag, en bedankt. Wat hebben jullie meegenomen?’
‘Handlasers en geweren.’
‘Nou, die kunnen niet veel massa hebben. Bedankt.’ Brennan draaide zich om om weer naar de vijver te lopen.
‘Hee!’
Brennan draaide zich om. ‘Wat?’
‘Kun je nog andere soorten hulp gebruiken?’ Hij voelde zich een idioot toen hij het vroeg.
Brennan keek hem een lang ogenblik aan. ‘Ja,’ zei hij. ‘Bedenk wel dat je het hebt gevraagd.’
‘Oké,’ zei Roy ferm. Het Waar begin ik nu in godsnaam aan? gevoel kende hij al.
‘Ik wil je graag meehebben.’
Roy hield op met ademhalen.
‘Brennan?’ zei Alice. ‘Als je werkelijk hulp nodig hebt dan ga ik ook mee.’
Sorry, Alice. Jou kan ik niet gebruiken.’
Dat was tegen het verkeerde been. ‘Heb ik al verteld dat ik een getrainde jakkeraar ben? Dat ik een heleboel afweet van wapens, van ruimtevaartuigen en van hoe je iemand moet achtervolgen?’
‘Je bent ook zwanger.’
Brennan, die zich zelf aan elke toestand wist aan te passen, had de eigenaardige gewoonte om tijdens een gesprek schokkende dingen te zeggen, blijkbaar zonder het zelf te beseffen. Alice verschoot van kleur en hapte naar adem. ‘O ja?’
‘Had ik het tactvoller moeten brengen? Lieve kind, je kunt een blijde gebeurtenis verwachten —’
‘Hoe weet je dat?’
‘De hormonen hebben een aantal duidelijke veranderingen veroorzaakt. Hoor eens, dit kan toch niet als een volkomen verrassing komen. Je moet je laatste —’
‘— mijn laatste injectie hebben overgeslagen. Ik weet het. Ik dacht erover, over een kind, maar dat was voor deze hele kwestie met Van der Vecken, en daarna… was jij er alleen maar, Roy. Ik dacht dat alle vlaklanders…’
‘Nee, ik heb permissie voor een kind. Waar denk je dat nieuwe vlaklanders vandaan komen? Ik zou het je hebben verteld, maar het is nooit bij me…’
‘Hee, haal die geagiteerde uitdrukking van je gezicht.’ Ze stond op en sloeg haar armen om hem heen. ik ben er trots op. Begrijp je dat met die dikke kop van je?’
‘Ik ook.’ Hij glimlachte, een beetje geforceerd. Natuurlijk wilde hij graag vader worden. Maar — ‘Maar wat doen we nu?’
Ze keek bezorgd, maar gaf geen antwoord. Dit liep in hoog tempo uit de hand. Brennan had ze geconfronteerd met teveel belangrijke beslissingen tegelijk. Roy deed zijn ogen stijf dicht, alsof dat zou helpen. Toen hij ze weer opende, stonden Brennan en Alice hem nog steeds aan te kijken.
Alice was zwanger.
Kleine blauwe lichtjes.
‘Ik, ik, ik ga met je mee,’ zei hij tegen Brennan. ‘Maar ik laat je niet in de steek, lieveling,’ voegde hij er snel en dringend aan toe. Zijn handen hadden zich al te vast om haar schouders geklemd. ‘We zetten een kind op de wereld. Dezelfde wereld die dank zij een eigenaardig toeval, nu het doelwit is van t-t-tweehonderddertig —’
‘Ik heb de tweede golf ontdekt,’ zei Brennan.
‘Goddomme! Dat hoefde ik niet te horen!’
Alice legde een hand over zijn mond. ik begrijp het, loyale bemanning van me, en ik vind dat je gelijk hebt.’
En de lucht was vol van de geur van brandende bruggen.
Ze stonden onder de takken van die ene enorme boom te kijken. Brennan was bezig met een draagbaar stuurpaneel dat hij uit een zak van zijn vest had gehaald. Roy keek alleen maar toe.
Het tweehonderd jaar oude eenmansschip zag eruit als een kort insekt met een lange angel, de vrachtnetten uitgespreid als doorzichtige vleugels, aan de punt van de angel actinisch licht. Het maakte een geluid als een schrille krijs. Brennan had een hele dag besteed aan het instrueren van Alice hoe ze het schip moest gebruiken, onderhouden, repareren. Roy had niet gedacht dat een dag genoeg zou zijn, maar als Brennan tevreden was… En ze deed het uitstekend. Ze steeg recht omhoog, draaide toen vlot naar wat de zon was geweest.
Roy voelde iets in zich kriebelen, voelde een dringend besef dat als hij nu niet iets deed, nu meteen, hij een besluit had genomen dat hem de rest van zijn leven aan iets bond. Maar dat ogenblik lag al ver achter hem. Hij keek alleen maar.
De zon zag er nu vreemd uit. Brennan had veranderingen aangebracht in de zwaartekrachtlens, er een lanceerinrichting van het eenmansschip van gemaakt. Terwijl Roy toekeek schoof de zon iets naar links, werd zwakker, en het schip was middenin de bol te zien.
Ze was verdwenen.
‘Moeilijkheden zal ze niet hebben,’ zei Brennan. ‘Ze zou iets moois moeten kunnen maken van dat schip. Het is niet alleen iets uit het verre verleden. Het is van historische betekenis, en ik heb een paar interessante wijzigingen aangebracht in —’
‘Zeker,’ zei Roy. Hij zag dat het gras stervende was, en dat de bladeren aan de boom geel aan het worden waren. Brennan had de vijver leeg laten lopen; het was nu een ondiepe modderzee. Kobold was zijn magie al kwijt.
Brennan gaf hem een klap op zijn schouder. ‘Kom mee.’ Hij liep de plek op die vroeger een vijver was geweest. Roy liep achter hem aan, zijn gezicht vertrokken. De koele modder gleed tussen zijn tenen door.
Brennan bukte zich, stak zijn arm diep in de modder, en trok. Met een zuigend geluid kwam een metalen deur omhoog. De deur van een luchtsluis.
Het ging nu allemaal heel snel. De luchtsluis kwam uit in een kleine stuurcabine, met twee acceleratiestoelen en een driehonderdzestig graden bestrijkend scherm boven een bedieningspaneel dat niet anders was dan dat in elk ruimtevaartuig. ‘Maak je riemen vast als je wilt,’ zei Brennan. ‘Als we nu iets verkeerds doen, zijn we toch allemaal dood.’
‘Moet ik niet iets weten van —’
‘Nee. Je kunt na vertrek alles naar hartelust bekijken. Je hebt er per slot een jaar de tijd voor.’
‘Waarom zo’n haast?’
Brennan keek hem schuin aan. ‘Doe me een genoegen, Roy. Ik zit hier al langer te wachten dan jouw Grote ‘Stelle heeft geleefd.’
Hij zette het scherm aan.
Ze zweefden in het gat middenin Kobold.
Brennan drukte een knop in.
Kobold schoot van hen weg. ik zorg voor een vliegende start,’ zei Brennan. ‘Dan krijgen we wortel twee maal de snelheid die we anders zouden hebben.’
‘Goed.’
Kobold vertraagde, kwam tot stilstand, schoot toen als de vuist van een oorlogsgod op hen af. Roy gilde; hij kon er niets aan doen. In een oogwenk waren ze door het gat. Voor hen was de ruimte zwart.
Roy draaide zich om, maar achter zich zag hij weinig. Kobold was al uit het zicht verdwenen. Sol was een ster tussen sterren. ‘We gaan het beeld vergroten,’ zei Brennan. Sol werd veel groter — in een rechthoekig stuk van het beeld schoven de sterren naar links en rechts van het scherm — en hij zag ook Kobold van hen vandaan glijden. Weer versprong het beeld, en Kobold vulde het scherm.