Brennan drukte op een rode knop.
Kobold begon in elkaar te kreukelen, alsof het een bal papier was die door een onzichtbare hand werd verfrommeld. Rotsen kolkten en begonnen te gloeien met een geel licht. Roy kreeg een eng gevoel in zijn hart en zijn maag. Het was net alsof iemand Disneyland had gebombardeerd.
‘Wat heb je gedaan?’ vroeg hij.
‘De zwaartekrachtgeneratoren afgezet. Ik kon Kobold niet hier laten; de Paks zouden hem kunnen vinden, en hoe langer ze erover doen om in de omgeving van Sol artefacten te vinden, hoe meer kans op slagen wij hebben.’ Kobold was nu helemaal geel-heet, en gesmolten, en klein. ‘Over een paar minuten zit het allemaal in een laag om die paar meter dikke bal neutronium heen. Als die is afgekoeld, is hij vrijwel niet te vinden.
Nu was Kobold een verblindend witte stip.
‘Wat gebeurt er nu?’
‘Een jaar en twee maanden lang gebeurt er niets. Wil je het schip bekijken?’
‘Niets?’
‘Daar bedoel ik mee dat we in die periode niet accelereren. Kijk.’
Brennans vingers flitsten over het instrumentenpaneel. Het scherm gehoorzaamde: ze zagen een 3-D kaart van Sol en zijn omgeving, tot op een afstand van vijfentwintig lichtjaren.
‘Wij zijn hier, bij Sol. We zijn op weg daarheen. Dat punt ligt net tussen Alpha Centauri en Van Maanens Ster. Als we het Pak-schip starten gaan we recht op de vloot van de Paks af. Zonder onze uitlaatsnelheid kunnen ze niet berekenen hoe hoog de snelheid is waarmee wij ze naderen, en onze traversecomponent weten ze helemaal niet. Ze zullen er vanuit moeten gaan dat ik van Van Maanens Ster op weg ben naar Alpha Centauri. Ik wil niet dat ze via mij koerszetten naar Sol.’
‘Dat is logisch,’ gaf Roy aarzelend toe.
‘Nu zal ik je het schip laten zien,’ zei Brennan. ‘Later houden we ons wel met details bezig. Ik wil dat jij dit schip kunt besturen als mij iets overkomt.’
De Vliegende Hollander, dat was de naam die Brennan had bedacht. Het was nauwelijks een schip, al zaten er wel schepen in. ik zou kunnen zeggen dat we zeilden, als je daar moeilijk over j ging doen,’ zei hij opgewekt. ‘Er zijn getijden, en fotonwinden, en stofondiepten waarop we schipbreuk kunnen lijden.’
‘Maar jij hebt bij het vertrek de besturing helemaal zelf gedaan.’
‘Jawel, maar ik zou zo nodig wel kunnen zorgen voor een licht-zeil. Alleen wil ik dat niet. We zouden er beter zichtbaar door worden.’
De Vliegende Hollander was een bal van steen, voor het grootste deel hol. Drie grote lege ruimten bevatten de drie delen van een Bussard stuwschep zoals die van Phssthpok. Beschermheer, noemde Brennan hem. Een vierde lege ruimte was vergroot, zodat Roy Truesdales vrachtschip erin kon. In andere ruimten bevonden zich woonvertrekken.
Er was ook een hydroponica-tuin. ‘Verboden toegang,’ zei Brennan. ‘Boomdes-levens. Ga hier nooit binnen.’
Er was ook een oefenzaal. Brennan liet Roy zien hoe de machines konden worden afgesteld op de spierkracht van een Voortplanter. Aan boord van de Vliegende Hollander was de zwaartekracht bijna nul. Ze zouden allebei moeten oefenen om in vorm te blijven.
Er was een werkplaats.
Er was een telescoop: groot, maar conventioneel. ‘Ik wil voortaan geen zwaartekrachtgeneratoren meer gebruiken. Ik wil dat we eruitzien als een klomp steen. Later zien we eruit als een Pak-schip.’
Roy vond dat onnodig. ‘De helft van die honderddrieënzeventig jaar is voorbij voor de Paks iets ontdekken van wat we nu doen.’
‘Misschien.’
En er was de Beschermheer.
De eerste paar weken van de reis deden ze weinig anders dan Roy Truesdale trainen in het gebruik van dat schip. Hij werd volkomen vertrouwd gemaakt met de verschillen tussen het schip van Phssthpok en dat van Brennan. ik weet niet hoe lang we de camouflage zullen moeten volhouden,’ zei Brennan. ‘Misschien de hele tijd wel. Misschien wel helemaal niet. Dat hangt van de omstandigheden af.’
En dus maakte Brennan van de stuurcabine een droogvlieger, door sensors aan het stuurpaneel te koppelen en er zelf gegevens in te voeren. Roy leerde hoe hij een constante snelheid van nul komma negen twee gee moest aanhouden. Hij leerde hoe hij de velden een kleine afwijking moest geven, om zo de uitlaat wat ‘vuil’ te maken. Dank zij de eenendertigduizend lichtjaren die hij ermee had afgelegd, was Phssthpoks aandrijving niet meer zo precies afgesteld.
De cabine was veel groter dan Roy had verwacht. ‘Zoveel ruimte had Phssthpok toch niet?’
‘Nee. Phssthpok moest voedsel en lucht voor een reis van zo’n duizend jaar meenemen, en ook een hele reinigingsinstallatie. Ik niet. Het zal toch wel dringen worden… maar we hebben amusement bij ons. Phssthpok had ook onze computertechnologie niet, of hij maakte er geen gebruik van.’
‘Ik zou wel eens willen weten waarom niet.’
‘Een Pak zou er de zin niet van inzien. Een machine meenemen om voor hem te denken? Hij denkt zelf al te goed… en hij vindt het te leuk om aan een ander over te laten ook.’
Binnenin de druppelvormige vrachtcocon zag het er heel anders uit dan in de cocon van het schip van Phssthpok dat twee eeuwen daarvoor het zonnestelsel binnen was komen vliegen. De lading van de cocon was dodelijk. Zware stuurstralers konden uitschuiven zodat het schip tegen zichzelf kon vechten. De buis die door de volle lengte van het ruim liep, huisvestte een röntgenlaser. Een dikke buis die er evenwijdig aan liep, kon een gericht magnetisch veld genereren. ‘Het zou de velden in een op monopolen werkende Bussard stuwschep in het honderd moeten kunnen schoppen. Natuurlijk moet je dat precies op het goede ogenblik doen, anders heeft hij er niet zoveel last van.’ Toen Roy had geleerd hoe hij het veld moest gebruiken — en dat kostte tijd; hij wist weinig af van de theorie die erachter zat — begon hij hem te oefenen in het wanneer.
En toen kwam Roy in opstand.
De afgelopen twee maanden waren niet bepaald plezierig geweest. Roy zat weer op school, de enige leerling van een leraar die hij niet kon negeren en bij wie hij niet kon spijbelen. Hij vond het niet prettig om weer een kind te zijn. Hij miste de open ruimte van de Aarde. Hij miste Alice. Verdomme, hij miste vrouwen. En zo zou het nog vijf jaar blijven!
Vijf jaar, en de rest van zijn leven op Wunderland. Hij wist niet zoveel van Wunderland, maar wel dat de bevolking gering in aantal en over de hele planeet verspreid was, en dat de technologie net voldoende was. Een groen paradijs, misschien; een fijne plek om er je leven door te brengen… tot Brennan arriveerde. Dan zou Wunderland in staat van oorlog komen te verkeren.
‘De Pak-vloot is honderddrieënzeventig jaar van ons vandaan. En over vijf jaar zijn we bij Wunderland. Waarom denk je nou een schutter nodig te hebben. Waarom heb je me eigenlijk nodig? Wat doe ik hier?’
Brennan greep de rand vast van de raketneus van een fusiebom. ‘Je zou kunnen zeggen dat ik wat bescheidenheid heb geleerd. Lang geleden heb ik er ook aan gedacht om naar een Pak-vloot uit te kijken, maar ik heb het niet gedaan. De kans dat er een zou zijn was gewoon te klein. Nu neem ik geen risico’s meer.’
‘Wat voor risico’s? We weten waar de Pak-vloot is.’
‘Ik wilde je niet ongerust maken. Het is een kleine kans.’
‘Maak me ongerust! Ik verveel me!’
‘Akkoord. Om de zaak eerst even samen te vatten: we weten waar de eerste vloot is, en hoe groot hij is. De tweede vloot is pas driehonderd en nog wat jaren na de eerste gelanceerd. Ik heb alleen nog maar een onregelmatig gevormde bron van dezelfde chemische uitstoot-verbindingen gevonden, op een iets andere koers dan de eerste vloot, en met een wat hogere snelheid. Het lag wel voor de hand dat de tweede vloot niet precies dezelfde koers zou volgen als de eerste. Die zou teveel brandstof hebben verbruikt.’
‘Hoe groot?’