‘Waarom,’ begon hij te vragen, voor hij bedacht dat één komma nul acht gee de zwaartekracht van Thuis was.
‘Ik wil ze niet laten denken dat ik een Pak ben. Niet meer. Er is een grotere kans dat ze een wezen zullen achtervolgen dat in staat is een Pak-ruimteschip te bouwen of het te stelen. En ik wil niet dezelfde zwaartekracht-factor aanhouden als de Aarde heeft. Dat zou een vingerwijzing zijn.’
‘Best, maar nou denken ze vast dat je van Thuis afkomstig bent. Is dat je bedoeling?’
‘Uiteraard.’
De planeet kreeg niet veel keus of ze de oorlog in wilden of niet. Roy zuchtte. Wie wel? ‘En als er nu eens twee doorgaan naar Sol en de derde komt achter ons aan?’
‘Dat is nou juist het mooie van de situatie. Ze zijn nog steeds acht lichtmaanden van elkaar vandaan. Voor elk van de drie geldt dat wanneer hij zijn koers wijzigt, het acht maanden duurt voor hij ziet dat de anderen hetzelfde doen. Weer omdraaien zou ze nog eens anderhalf jaar kunnen kosten. En tegen die tijd kunnen ze heel goed tot de conclusie komen dat ik te gevaarlijk ben om me te laten ontsnappen.’ Brennan keek op van het scherm. ‘Je deelt mijn enthousiasme niet.’
‘Brennan, het duurt verdomme twee jaar voor je weet of ze achter je aan komen. Een jaar voor ze je in de gaten hebben, en nog eens een jaar voor je ze ziet draaien.’
‘Niet helemaal twee jaar. Maar veel minder zal het niet zijn.’
Brennans ogen waren donker onder de beenrand. ‘Hoeveel verveling kun je aan?’
‘Ik weet ’t niet.’
‘Ik kan een stasisveld-capsule voor je maken. Met twee radonbommen.’
Grote goden, een oplossing! ‘Hee, dat is mooi. Maar je moet dan toch de radon weggooien?’
‘Nooit van mijn leven! Ik haal gewoon twee bommen naar het leefgedeelte en tussen de generatoren maak ik een metalen schelp.’
Roy kreeg een aanval van wroeging. ‘Maar kijk jij dan niet op dezelfde manier tegen de zaak aan als ik? Tegen dat lange wachten, bedoel ik. We kunnen best om de beurt de zaak in de gaten houden.’
‘Schei uit. Ik zou tot de Dag des Oordeels kunnen wachten als ik er reden toe had. Met mijn armen over elkaar.’
Roy lachte. Steeds maar weer die perioden van niets doen; het was hem echt op zijn zenuwen gaan werken.
De stasiskist was een cilinder van weekijzer, twee meter lang, vastgelast aan de hulzen van twee radonbommen, zodat de totale lengte vier meter bedroeg. Ze hadden hem door de deur tussen de keuken en de oefenzaal moeten steken.
Hij paste Roy als een doodskist. Hij voelde aan als een doodskist. Roy klemde zijn kaken op elkaar, belette zichzelf iets te zeggen terwijl hij wachtte tot Brennan het gebogen deksel dicht zou doen.
Het deksel maakte een zeer solide geluid.
Weet je zeker dat dit goed gaat?
Idioot. Thuis is op deze manier gekoloniseerd. Natuurlijk gaat het goed. Brennan zou hem een dwaas hebben gevonden. Hij wachtte in het duister. Hij stelde zich voor hoe Brennan de laatste hand legde aan de lasverbindingen, stroomkringen uitprobeerde, en schakelingen en andere dingen voor hij de schakelaar die het veld activeerde, overhaalde. Dan — zou hij niets merken van het voorbijgaan van de tijd. En als de deur openklapte, zou hij onnozel vragen: ‘Ging het niet?’
Plotseling raakte zwaartekracht hem; Roy kwam ruw op de vloer terecht en bleef daar liggen. Hij gromde van schrik en verbazing. Hij hoefde niets te vragen. De Beschermheer was op weg door de ruimte, met minstens drie gee.
Het deksel klapte open. Brennan pakte hem onder zijn oksels beet en tilde hem overeind. Zijn handen waren zo hard als schoppen. Hij droeg, half-ondersteunde Roy naar een acceleratie-stoel. Daar verplaatste hij zijn greep naar Roy’s riem en liet hem langzaam zakken.
‘Ik ben niet kreupel,’ gromde Roy.
Brennan liet de rugleuning van Roy’s stoel wat zakken. ‘Zo voel je je straks wel.’ Hij ging met dezelfde voorzichtigheid in de andere stoel zitten. ‘Ze hebben gehapt. Ze zitten achter me aan. We doen al twee jaar twee komma een zes gee. Ik heb het expres zo laag gehouden omdat ik bang was dat ze zouden denken dat ik sneller kon dan zij.’
‘Kun je dat dan? Hoe staat het ervoor met de verkenners?’
‘Dat zal ik je laten zien.’ Brennan speelde met het instrumentenpaneel, en een deel van de sterrenhemel verscheen op het scherm. ‘Nu zie je twee jaar samengeperst in tien minuten. Zo krijg je beter inzicht in wat er is gebeurd. Zie je de Pak-schepen?’
‘Ja.’ Drie groene stippen, duidelijk langer dan eerst, en ze bewogen zichtbaar. Even later kwam een fel wit licht — Sol — van links het scherm op.
‘Ik heb een paar parallaxberekeningen weten te doen terwijl zij de bocht maakten. Een lage versnelling, maar een snelle draai, ongeveer dezelfde draaicirkel als wij. Ik vermoed dat de schepen allemaal afzonderlijk zijn gedraaid. Nu zijn het weer tandems, en ze komen met vijfeneenhalve gee op ons af.’
‘Dat heb je bijna precies goed geraden, allemaal.’
‘Bedenk wel dat Phssthpok een paar dagen lang mijn mentor is geweest. Ik vermoedde dat een gezonde Pak tot in lengte van dagen drie gee kon verdragen, en vijf jaar lang zes gee. Langer zou zijn dood zijn. Ze wisten wat ze konden verdragen en wat niet, en pasten hun ontwerp daaraan aan.’
Drie groene sterren gleden naar Sol. Even later gingen ze stuk voor stuk uit en toen weer aan. Nu was hun kleur minder sprekend, geler. Roy probeerde tegen zijn eigen gewicht in rechtop te gaan zitten, maar Brennan duwde hem terug. ‘Hier gaan ze over op stuwing in plaats van door te gaan met decelereren.’
Roy keek nog een minuut naar het scherm, maar verder gebeurde er niets; alleen werden de groene sterren iets feller.
‘Zo staat de situatie er nu voor. Die beelden zijn ongeveer een lichtjaar van ons vandaan. De schepen zelf zijn twee maanden dichterbij, tenminste als we er vanuit gaan dat ze ons met een constante versnelling achtervolgen. Over een paar weken weten we of er een of meer verkenners zijn omgedraaid. Als dat niet is gebeurd, bereikt het voorste duo ons over ongeveer veertien maanden scheepstijd, alleen gaan ze op een gegeven ogenblik weer over op deceleratie om te zien of ze ons kunnen raken met de uitstoot, en dat betekent dat het wat langer duurt.’
‘Veertien maanden.’
‘Scheepstijd. We doen relativistische snelheden. We leggen een heel wat grotere afstand af.’
Roy schudde zijn hoofd, ik kan me niet aan de gedachte onttrekken dat je me een beetje te vroeg wakker hebt gemaakt.’
‘Nee, dat vind ik niet. Ik kan niets bedenken waarmee ze me op deze afstand iets zouden kunnen doen, maar ik ben er niet zeker van dat ze niet iets hebben bedacht. Ik wil dat je wakker bent en helemaal hersteld, voor het geval er iets met mij gebeurt. En ik wil deze bommen terugbrengen naar de wapencocon.’
‘Het klinkt nogal onwaarschijnlijk allemaal. Als ze jou ergens mee raakten, zou dat mij toch ook altijd het leven kosten?’
‘Goed dan, ik had nog een reden om je wakker te maken. Ik had meteen na vertrek van Kobold een stasiskist voor je kunnen maken. Waarom deed ik dat niet?’
Roy voelde zich moe. De zwaartekracht, die het bloed uit zijn hersens trok? ‘Ik moest worden getraind. Getraind in het vechten met dit schip.’
‘En ben je nu in staat te vechten? Lichamelijk ben je een hoop natte vermicelli. Als er schot in de zaak komt, wil ik dat je in staat bent om je te bewegen.’
Hij voelde zich werkelijk een hoop natte vermicelli. Verdomme. ‘Best. Zullen we —’