‘Geen sprake van. Vandaag blijf je gewoon liggen. Morgen lopen we samen wat rond. Doe maar of je ziek bent geweest.’ Brennan keek hem zijdelings aan. ‘Je hoeft niet zo zuur te kijken. Hier, ik zal je eens wat laten zien.’
Roy was vergeten dat dit Phssthpoks eigen stuurcabine was, met een romp die doorzichtig kon worden gemaakt. Hij schrok toen de wand onzichtbaar werd. Toen keek hij.
Ze gingen zó snel dat de sterren achter hen een rood-verschuiving hadden ondergaan en nu zwart waren. Voor hen, boven hen, waren ze violetwit. En van het zenith waaierden ze als een regenboog uit: violet, blauw, groen, geel, oranje, rood, in steeds groter wordende kringen. Het effect was een totaalindruk: alle schotten in de Beschermheer waren ook doorzichtig geworden.
‘Voor jou heeft geen mens dit ooit gezien,’ zei Brennan. ‘Tenzij je mij beschouwt als een lid van de mensheid.’ Hij wees. ‘Daar. Dat is Epsilon Indi.’
‘Niet recht voor ons.’
‘We gaan er niet recht op af. Ik heb je toch verteld dat we een hoek van negentig graden gaan maken, in de ruimte? Er is maar één plek waar ik dat kan doen.’
‘Kunnen we daar eerder zijn dan de verkenners?’
‘We zijn er net voor het tweede schip, denk ik. Tegen het eerste zullen we moeten vechten.’
Roy sliep tien uur per dag. Twee keer per dag maakte hij lange wandelingen, de stuurcabine uit en de oefenzaal rond, elke dag een keer meer dan de vorige. Brennan liep naast hem, klaar om hem op te vangen.
Het voelde wérkelijk aan of hij ziek was geweest. Hij vond het heel vervelend.
Op een dag gooiden ze de vernauwing in het stuwschepveld helemaal open en brachten de radonbommen terug naar hun cocons in het wapenruim — in vrije val, beschermd tegen de vloed gammastralen door de vonkende koepel van het stuwschepveld. De twee uur dat het duurde had Roy zijn kracht terug, en genoot er met volle teugen van. Toen werd de zwaartekracht weer twee komma een zes gee, en was hij opnieuw een tweehonderd kilo wegende zwakkeling.
Met Brennans hulp stelde hij een kalender op waarin de gebeurtenissen uit de langste oorlog uit de geschiedenis werden opgetekend:
33 000 v.C.: Phssthpok vertrekt van Pak.
32 800 v.C.: Eerste emigratiegolf vertrekt van Pak.
32 500 v.C.: Tweede emigratiegolf. X: Pak-verkenners.
2125 n.C.: Phssthpok arriveert in zonnestelsel. Brennan wordt Beschermheer.
2340 n.C.: Truesdale gekidnapt.
2341 n.C., oktober: Pak-vloot ontdekt.
2341 n.C., november: Vertrek van Vliegende Hollander
Vernietiging van Kobold.
2342 n.C., Pak-verkenners ontdekt.
2342 n.C., juli: Truesdale in stasis. Vertrek Beschermheer.
Vanaf dit punt zou de relativiteit de jaren en maanden in het honderd laten lopen. Roy besloot zich aan de scheepstijd te houden.
2344 n.C., apriclass="underline" Pak-verkenners veranderen van koers.
2344 n.C., juli: Truesdale uit stasis.
2345 n.C., september: treffen met eerste Pak-verkenners (hypothetisch).
2346 n.C., maart: koerswijziging van negentig graden. Pak-verkenners afgeschud (hypothetisch).
2350 n.C.: Aankomst op Thuis. Kalenders bijstellen (hypothetisch).
Roy bestudeerde Thuis. Vele tientallen jaren lang was er al intensief komlaserverkeer tussen de Aarde en Thuis. Er waren reisgidsen en biografieën en romans en studies van het inheemse leven. Brennan had het allemaal al gelezen; hij las zó snel dat hij zijn twee jaar voorsprong niet eens nodig had gehad. De romans hadden een eigenaardige nasmaak, een serie onuitgesproken veronderstellingen, die hij niet precies wist te definiëren, tot hij Brennan erover raadpleegde.
Brennan had een eidetisch geheugen en een scherp inzicht in nuances in toon en betekenis. ‘Voor een deel is het vergelijkbaar met wat de bewoners van de Gordel kenmerkt. Ze weten dat ze zich in een kunstmatige omgeving bevinden, en ze nemen ten opzichte van die omgeving een beschermende houding aan. Dat stuk in De Kortste Dag, waar Ingram wordt doodgeschoten omdat hij op het gras heeft gelopen — dat is rechtstreeks ontleend aan iets dat eerder in de geschiedenis van Thuis is voorgevallen. Je komt het wel tegen in de biografie van Livermore. Wat die begrafenisgebruiken van ze betreft, dat is waarschijnlijk een overblijfsel uit de eerste tijd dat ze hier waren. Bedenk wel dat de eerste honderd mensen die op Thuis stierven elkaar even goed kenden als jij je broer. In het eerste stadium was ieders dood belangrijk, voor iedereen die met hen die wereld bewoonde.’
‘Ja, als je het zo formuleert… en ze hebben ook meer ruimte. Ze hebben geen crematoria nodig.’
‘Daar sla je de spijker op zijn kop. Ze hebben een eindeloze hoeveelheid land, maar dat is niet te gebruiken tot ze het op de een of andere manier weten te bemesten. Hoe groter het kerkhof wordt, des te duidelijker wordt het dat de mens Thuis aan het veroveren is. Vooral wanneer bomen en gras beginnen te groeien waar daarvoor nooit iets wilde groeien.’
Roy dacht daar over na en kwam tot de conclusie dat het idee hem wel aanstond. Hoe kon je verliezen? Tot de Paks arriveerden.
‘De bevolking van Thuis lijkt me niet erg krijgslustig,’ zei hij. ‘Op de een of andere manier zullen we ze toch moeten zien te mobiliseren voor de planeet door de Pak-verkenners wordt gevonden.’
Maar daarover wilde Brennan niet praten. ‘Alles wat we weten is tussen de tien en de honderd jaar oud. Ik weet niet genoeg over hoe het er op dit ogenblik op Thuis voorstaat. We weten niet hoe de politieke ontwikkelingen zijn geweest. Ik heb wel wat ideeën… maar we zullen voornamelijk toch moeten improviseren en snel reageren.’ Hij sloeg Roy op de schouder: een gevoel of er een zak walnoten tegenaan kwam. ‘Kop op. Misschien komen we er wel nooit.’
Brennan zat niet om een praatje verlegen als hij er de tijd voor had. Het ging nog verder: hij deed duidelijk moeite om Roy zich niet te laten vervelen. Misschien verdreef het zijn eigen verveling ook wel. Een Pak in een acceleratiestoel, zeshonderd jaar lang? Alles goed en wel, maar Brennan was opgegroeid als een mens. Ze speelden spelletjes, met behulp van analoogprogramma’s die in de computer zaten. Brennan won altijd met schaken, dammen, scrabble en dergelijke. Maar ginrummy en domino waren moeilijk te leren, al waren de spelregels gemakkelijk. Ze speelden bijna alleen dit soort spelletjes. Brennan won nog steeds meer dan de helft, misschien omdat hij Roy’s gezicht kon lezen.
Ze hielden lange gesprekken over filosofie en politiek en de paden die de mensheid bewandelde, en waarheen die voerden. Ze lazen veel. Brennan had informatie over alle bewoonde werelden in de computer opgeslagen, niet alleen over Wunderland en Thuis. Een keer zei hij: ik ben er nooit helemaal zeker van geweest of ik ten slotte geen kreupel schip zou besturen, op zoek naar lucht die ik kon ademen en een plek waar ik de schade kon laten repareren. Ik ben er nog niet zeker van.’
In de vele maanden die voorbijgingen begon Roy meer aan lichaamsbeweging te doen en minder te slapen. Hij was nu sterk; hij voelde zich niet langer verlamd door de zwaartekracht. Zijn spieren waren harder dan ze ooit in zijn leven waren geweest. En de Pak-schepen kwamen steeds dichterbij.
Door de transparante krimp waren ze niet te zien: zwart tegen een zwarte hemel. Ze waren nog te ver weg, en het licht dat ze afgaven, viel niet geheel binnen het zichtbare spectrum. Maar als je het beeld op het scherm vergrootte waren ze wel te zien: het vonken van de hysterese in de brede vleugels van het stuwschepveld en middenin het kleine, gestaag brandende licht van de aandrijving.
Tien maanden nadat Roy uit de stasiskist was gehesen ging het licht van de voorste twee uit. Minuten later ging het weer aan, maar nu flakkerde het, en het was minder sterk.
‘Ze zijn aan het afremmen,’ zei Brennan.