Nu bleef hij langer alleen in zijn kamer dan ooit. Regelmatig wisselde Brennan van landschap. De 270° holovisietapes waren afkomstig uit het geheugen van de computer, en waren allemaal van andere werelden dan de Aarde. Na een paar valse starts vermeed hij tapes waarop mensen voorkwamen. De mensen sloegen nooit acht op Roy; ze deden alsof hij niet bestond. Dat was beroerd.
Uren zat hij naar de ongrijpbaar on-aardse landschappen te kijken, en wilde dat hij er zo in kon lopen. Als hij daar teveel aan dacht, werd het ook beroerd, en moest hij ze afzetten. Tijdens zo’n episode — de muren om hem heen alleen maar muur — begon hij zich opnieuw af te vragen wat Brennan op Thuis van plan was.
De Pak-verkenners waren ver afgezwaaid tijdens hun draai om de neutronster heen. Nu, aan het eind van die enorme cirkel, waren ze eindelijk weer op weg naar Thuis, maar hun 5,5 gee acceleratie kon de tijd die ze waren kwijtgeraakt, niet compenseren. In de race met de Beschermheer maakten ze geen enkele kans meer. En Thuis zou tien maanden de tijd hebben om zich op hun komst voor te bereiden.
Een in vrede levend volk was niet zó gemakkelijk te overreden tot het op poten zetten van een totale verdediging. Het kostte tijd om van gewone fabrieken wapenfabrieken te maken. Wat voor een bedreiging was één duo Pak-verkenners eigenlijk precies? ‘Ik weet zeker dat ze een planeet zouden kunnen vernietigen,’ zei Brennan nadenkend, toen Roy de zaak ter sprake bracht. ‘Een planeet is een groot doelwit, en een ecologisch systeem is kwetsbaar en snel uit zijn evenwicht gebracht, en een hele wereld kan een aanval niet ontwijken zoals een Bussard stuwschep dat wel kan. En bovendien is een Pak-verkenner waarschijnlijk speciaal gebouwd op het vernietigen van planeten. Als hij dat niet kan, wat heb je dan aan hem?’
‘We hebben minder dan een jaar om alles klaar te maken voor de verdediging.’
‘Hou op met je zorgen te maken. Dat is lang genoeg. Thuis heeft al komlasers waarmee ze de Aarde kunnen bereiken. Dat zegt heel wat over precisie en vermogen. Die gebruiken we als kanonnen. En ik heb ontwerpen voor wapens die zijn gebaseerd op kunstmatige zwaartekracht.’
‘Maar bouwen ze die ook? Het is een vreedzame bevolking in een vreedzame samenleving!’
‘We overreden ze wel.’
Roy zat in zijn kamer en staarde naar een lege, stormachtige zee en twijfelde aan Brennans optimisme. Had hij soms geen voeling meer met de manier waarop Voortplanters dachten? ik neem voortaan geen risico’s meer,’ had Brennan eens gezegd. En nu dan?
Er was nooit oorlog geweest op Thuis… volgens hun communicatietapes naar de Aarde. Hun romans gingen zelden over gewelddadigheid. Ze hadden ooit fusiebommen gebruikt om havens te maken; maar nu hadden ze de havens, en zelfs de fabrieken waar de bommen waren gemaakt stonden niet meer overeind.
Had Brennan iets in hun romans gezien — een diepliggend geweld — dat Roy was ontgaan?
Op een dag besefte hij dat er een oplossing was.
Het was een afschrikwekkende gedachte. Hij zei er nooit iets van tegen Brennan. Hij was bang dat het het bewijs was van zijn eigen krankzinnigheid. Hij begon gewetensvol weer aan de lange gesprekken met Brennan; hij probeerde belangstelling op te brengen voor de heel voorspelbare koers van de overgebleven Paks; hij deed suggesties voor de visiewanden van zijn kamer; hij speelde ginrummy en domino. Hij bracht veel tijd door in de oefenzaal. Hij werd één bonk spieren. Soms was hij er zelf van onder de indruk.
‘Leer me eens hoe ik tegen Paks moet vechten?’ vroeg hij een keer aan Brennan.’
‘Onmogelijk.’
‘Misschien komt het nog wel van pas. Als een Pak ooit een Voortplanter gevangen wil nemen —’
‘Best, kom maar mee, dan zal ik het je laten zien.’ Ze ontruimden de oefenzaal en vochten. Binnen een half uur ‘doodde’ Brennan hem zo’n dertig keer met exact op de juiste plek neerkomende karateslagen. Toen liet hij zich door Roy een paar keer raken. Roy deelde moordende klappen uit met een felheid en een enthousiasme die Brennan misschien wel een indicatie gaven van Truesdale’s stemming. Hij gaf zelfs toe dat ze pijn deden. Maar Roy was overtuigd.
Toch werd vechten een onderdeel van hun programma. Er waren allerlei soorten manieren om de tijd te doden. En de tijd ging voorbij. Soms kroop hij, tergend langzaam, maar voorbij ging hij altijd.
Er was één object in het Epsilon Indi stelsel met een massa ter grootte van Jupiter. Godzilla, Epsilon Indi V, was een eindje buiten de route van de Beschermheer toen die, nog steeds afremmend, met bijna vijfduizend kilometer per seconde het stelsel in suisde. Maar Brennan verlegde de koers iets om Roy een prachtig schouwspel te laten zien.
Ze gleden langs een schitterende, doorzichtige bol ijskristallen. Dit was Godzilla’s Trojaanse punt, en het zag eruit als een enorme kerstboomversiering, maar voor Roy was het een groot welkomstteken. Hij begon te geloven dat ze het toch nog zouden halen.
Twee dagen later hadden ze een snelheid van zestienhonderd kilometer per seconde en had het stuwschepveld geen nuttige functie meer. Brennan zette het af. ‘Over tweeënveertig uur zijn we bij Thuis,’ zei hij. ‘Ik zou recht naar de zon kunnen gaan en dan remmen in de zonnewind met het veld, maar waarom ook. We hebben meer dan voldoende brandstof, en op de een of andere manier voel ik dat je wel graag naar beneden wilt.’
‘Vreemd genoeg wel, ja.’ Op Roy’s gezicht lag een hongerige grijns. ‘Niet dat ik je gezelschap niet op prijs heb gesteld.’ Hij had Thuis in het telescoopscherm. De planeet zag eruit als de Aarde: diepblauw, met kringels witte wolken als glazuur erop, de contouren van de continenten bijna onzichtbaar. Hij voelde even een brok in zijn keel. Het afgelopen jaar waren op zijn visiemuren alleen stukken van het landschap van Thuis te zien geweest. ‘Hoor eens,’ zei hij, ‘wachten we op de pendels of gaan we gewoon naar beneden?’
‘Ik dacht de Beschermheer in een ruime baan om de planeet te brengen en dan met het vrachtschip te landen. Misschien moeten we de Beschermheer wel van nieuwe brandstof voorzien. Op Thuis hebben ze niet veel gedaan met hun asteroïden; er is geen mijnindustrie zoals in de Gordel. Misschien hebben ze wel geen vrachtschepen.’
‘Oké. Zal ik, voor je de interplanetaire aandrijving aanzet, even naar het vrachtschip gaan en het controleren?’ Brennan bestudeerde hem een ogenblik. De schattende blik die bij Roy soms de gedachte deed postvatten dat hij een idiote suggestie had gedaan. Maar: ‘Best. Dat bespaart ons wat tijd. Bel me even als je aan boord bent.’
Thuis was al met het blote oog zichtbaar: een witte ster, niet ver van de zon. Roy ging aan boord, deed zijn pak uit, liep naar het stuurpaneel en belde Brennan. Kort daarna was de Beschermheer weer op weg naar Thuis, achterstevoren, de interplanetaire motor op één Thuis-gee.
Roy begon zijn inspectie met de apparatuur die moest zorgen voor voedsel, water en lucht. Allemaal in orde. De aandrijving werkte ook, voor zover hij dat aan de hand van instrumenten kon nagaan. Roy maakte zich zorgen over een mogelijke ontwrichting van de fusiebuis door de getij-krachten van Phssthpoks Ster. Ze hadden nooit de gelegenheid gehad om dat te bekijken. Pas als het vrachtschip zich losmaakte van de Beschermheer zouden ze het kunnen zien.
Zijn landingsgestel hoefde hij niet na te kijken. Hij zou in een haven landen, het schip zou op het water blijven drijven. Hij besteedde twaalf uur aan zijn controle, hield er toen mee op en ging slapen. Brennan zou nu wel hebben geseind naar wat er op Thuis voor ruimtestationfaciliteiten doorging. Over nog eens twaalf uur…
In één Thuis-gee sliep hij minder, en niet diep. Hij werd wakker in het zwakke licht en herinnerde zich zijn eigenaardige wantrouwen jegens Brennan. Om zijn mond speelde een flauwe glimlach. Weer liet hij de gedachten die hij toen had gehad de revue passeren… in de verwachting dat hij zou zien hoe lachwekkend ze waren. Hij was toen een beetje paranoïde geweest. De mens was er niet op gemaakt om zes jaar lang in een afgesloten ruimte samen te leven met een niet-helemaal-menselijk wezen.