Hij had de dossiers al diverse keren doorgenomen. Tien waren het er, en alle tien konden ze die onbekende Gordel-mijnwerker zijn die nu op de Buitenstaander toegleed. Eerst waren het er twaalf geweest. Verderop waren anderen met telefoons, komlasers en visors in de weer, en op die manier hadden ze twee van de twaalf al geëlimineerd.
Het schip vluchtte niet, en Nick had voor zichzelf al zes van de dossiers afgeschreven. Twee waren nog nooit betrapt op smokkelen: dat wees op voorzichtigheid; ze hadden óf nooit gesmokkeld óf ze waren nooit gepakt. Een kende hij, een xenofobe. Drie waren oudgedienden, en in de Gordel word je geen oudgediende door het nemen van idiote risico’s. In de Gordel zijn de wetten van Finagle-Murphy maar voor de helft een grap. De andere helft is bittere ernst.
Een van die vier mijnwerkers had de kolossale arrogantie gehad om zich te benoemen tot ambassadeur van de mensheid bij het heelal. Net goed als hij ’t verknalt, dacht Nick. Maar wie is het?
Anderhalf miljoen kilometer voor hij de baan van Jupiter zou kruisen, ver boven het vlak van het zonnestelsel, paste Phssthpok zijn snelheid aan aan die van het andere schip en begon de afstand te verminderen.
Van de duizenden intelligente rassen in dit melkwegstelsel, hadden Phssthpok en zijn volk er maar één bestudeerd: hun eigen soort. Als ze andere intelligente wezens tegenkwamen, wanneer ze in nabijgelegen zonnestelsels grondstoffen kwamen winnen bijvoorbeeld, werden die zo vlug en zo veilig mogelijk uitgeroeid. Wezens van buiten hun planeet waren gevaarlijk, of zouden dat kunnen worden, en Paks waren alleen maar geïnteresseerd in Paks. Een Beschermheer had een hoge intelligentie, maar intelligentie is een stuk gereedschap dat wordt gebruikt bij het bereiken van een doel, en een doel wordt niet altijd op intelligente wijze uitgekozen.
Phssthpok wist niets af van het zonnestelsel waarin hij zich nu bevond. Hij kon alleen maar raden.
Als hij er nu eens van uitging dat die ovale streep in de romp van het andere schip een deuropening was, dan zou dat betekenen dat de piloot niet veel langer en niet veel korter dan Phssthpok zelf kon zijn. Zo tussen de meter en de twee meter twintig, afhankelijk van hoeveel elleboogruimte hij nodig had. Natuurlijk was het ook mogelijk dat de ovaal niet de grootste lengte van de ander behoefde te verwerken, zoals voor de tweebenige Phssthpok gold. Maar het schip was klein; er zou geen wezen in passen dat veel groter was dan Phssthpok.
Eén blik op de vreemde piloot, en hij zou het antwoord weten. Als het geen Pak was, zou hij hem vragen moeten stellen. Als het wel een Pak was —
Dan zouden er nog steeds vragen zijn, veel vragen zelfs. Maar zijn speurtocht zou voorbij zijn. Een paar scheepsdagen om bij G0 Doelwit I-3 te komen, een korte periode om hun taal te leren en uit te leggen hoe ze wat hij had meegebracht moesten gebruiken, en hij kon ophouden met eten.
De ander deed niets dat erop wees dat hij zich bewust was van de aanwezigheid Van Phssthpoks schip. Nog een paar minuten, dan zou hij langszij zijn, en toch deed de ander niets — correctie. De piloot van het ruimteschip had zijn aandrijving afgezet. Een uitnodiging aan Phssthpok om zijn koers aan die van de ander aan te passen.
Dat deed Phssthpok. Hij maakte geen onnodige bewegingen, hij verspilde niet onnodig brandstof, het leek wel of hij zijn hele leven op deze manoeuvre geoefend had. Zijn leefsysteem-cocon gleed naast het andere schip, en bleef daar stil hangen. Hij had zijn drukpak aan, maar verroerde zich niet. Phssthpok durfde zijn veiligheid niet in de waagschaal te stellen door als eerste iets te ondernemen, niet nu hij zo dicht bij de overwinning was. Als de andere piloot nu maar uit zijn cabine wilde klimmen en op de romp van zijn schip wilde gaan staan…
Brennan keek hoe het schip langszij kwam. Drie stukken, twaalf kilometer van elkaar. Hij zag geen kabel; maar op deze afstand zou die wel eens onzichtbaar dun kunnen zijn. Het grootste, massiefst uitziende stuk moest de aandrijving zijn: een cilinder met drie kleine kegels die schuin uit de staart staken. Hoe groot de cilinder ook was, hij kon niet genoeg brandstof hebben bevat voor een interstellaire reis. Twee mogelijkheden: de Buitenstaander had meer brandstof meegenomen, en de lege tanks onderweg losgekoppeld, of… een bemande stuwschep-robot. Was dat mogelijk?
Het tweede stuk was een bol met een diameter van twintig meter. Toen het schip uiteindelijk tot stilstand kwam, bevond dit stuk zich recht tegenover Brennan. Een groot rond raam staarde uit de bol, zodat die eruitzag als een groot oog. Het draaide met Brennan mee toen het voorbijgleed, en hij vond het moeilijk om die enge blik vast te houden.
Hij vroeg zich af of het niet anders had gekund. De regering van de Gordel had toch zeker wel een betere ontmoeting dan nu hier plaatsvond kunnen organiseren…
De laatste cocon — hij keek er aandachtig naar toen hij voorbijgleed — was eivormig, zo’n twintig meter lang en een kleine vijftien meter breed. Het grote eind, van de aandrijving afgewend, was zo bezaaid met inslagen van meteorietzand dat het wel leek of ze met een zandstraler aan het werk waren geweest. Het kleinere, andere uiteinde was puntig en glad, het glansde bijna. Bren-nan knikte tegen zichzelf. Een stuwschepveld zou het voorste stuk hebben beschermd tegen micrometeorieten tijdens de acceleratie, en bij deceleratie zou dank zij de positie van de cocon hetzelfde zijn gebeurd.
Het ei was van voor tot achter ongebroken.
Binnen de bolle iris van het middelste stuk bewoog iets. Brennan tuurde, spande zijn ogen in om meer te zien, maar verder gebeurde er niets.
Het was een eigenaardige manier om een schip te bouwen, zei hij tegen zichzelf. In de middelste cocon moest zich het leefsysteem bevinden, al was het alleen omdat er een raam in zat, en niet in de laatste cocon. En de aandrijving was gevaarlijk radio-actief, waarom-zou het schip anders zo langgerekt zijn gemaakt? Maar dat betekende dat het leefsysteem de eindcocon tegen de straling van de aandrijving moest beschermen. Wat er ook in de laatste cocon zat, het moest belangrijker zijn dan de piloot, en de piloot deelde die mening.
Als dat niet zo was, hadden piloot en ontwerper niets van hun vak verstaan of ze waren krankzinnig geweest.
Het schip van de Buitenstaander hing nu roerloos in de ruimte; de aandrijving koelde af, het leefsysteem was maar een meter of zestig van hem vandaan. Brennan wachtte.
Ik doe chauvinistisch, zei hij tegen zichzelf. Ik kan toch niet het gezonde verstand van een wezen van een andere zon meten aan de hand van Gordel-maatstaven?
Zijn mondhoeken krulden. Tuurlijk wel. Dat schip daar is slecht ontworpen.
Het wezen kwam zijn cabine uit en stapte op de romp.
Elke spier in Brennan verkrampte toen hij het wezen zag. Het had twee benen en twee armen; van waar hij zich bevond, zag het er vrij menselijk uit. Maar het was door het ronde raam heen gestapt. Het stond nu op de huid van de cocon, roerloos, wachtend. Het had twee armen, een hoofd, twee benen. Het gebruikte een drukpak. Het had een wapen bij zich — of een reactiepistool, dat kon hij niet zeggen. Maar Brennan zag geen rugpak met straalaandrijving. Voor een reactiepistool heb je heel wat meer vaardigheid nodig dan voor straalaandrijving. Wie zou er een gebruiken in de open ruimte?
Bij Finagle, waar wachtte het op?
Natuurlijk. Op Brennan.
Eén wild ogenblik dacht hij erover om nu meteen de aandrijving weer aan te zetten, hier weg zien te komen voor het te laat was. Toen vloekte hij op zijn eigen angst, en liep vastberaden naar de deur. De mensen die eenmansschepen bouwden, bouwden ze zo goedkoop mogelijk. Zijn schip had geen luchtsluis, alleen maar een deur, en pompen om het leefsysteem leeg te pompen. Brennans pak zat dicht. Het enige dat hij hoefde te doen was de deur te openen.