Выбрать главу

Brennan sprong opzij, ongelooflijk snel, maar niet zo snel als het licht. Roy volgde hem met de straal, en sneed net onder het midden door Brennans lichaam heen.

Brennan stortte neer, boven- en benedenstuk los van elkaar.

Zijn arm deed hem helemaal geen pijn, maar het geluid van Brennans val zorgde voor een wurgende pijn in zijn maag. Hij keek naar zijn arm. Die hing slap naast zijn lichaam, opgezwollen als een meloen, en er stroomde bloed uit waar een stuk bot door de huid stak. Hij keek weer naar Brennan.

Wat er van Brennan over was hees zich op zijn handen overeind en kwam naar hem toe.

Roy schoof langs een wand; naar de grond. De cabine tolde om hem heen. Shock. Hij glimlachte toen Brennan bij hem was.

‘Touché, Monsieur.’

‘Je bent gewond,’ zei Brennan.

De dingen om hem heen werden grijs, verloren hun kleur. Roy was er zich van bewust dat Brennan zijn hemd verscheurde om er een tourniquet onder de schouder van te maken. Brennan praatte monotoon en onafgebroken, het was niet duidelijk of hij verwachtte dat Roy hem zou verstaan of niet. ik had je kunnen doden als je geen familie van me was geweest. Stommeling, stommeling. Moge het plafond op je neerkomen, Roy. Roy, luister; je moet in leven blijven. Misschien geloven ze wel niet wat er in de computer zit. Roy? Verdomme, luister!’

Roy viel flauw.

De gebeurtenissen die volgden maakte Roy maar nauwelijks mee; hij ijlde en was vaak maar half bij bewustzijn. Hij slaagde er wel in om het vrachtschip in een koers naar Thuis te brengen, maar hij deed het niet precies zoals het hoorde, en kwam in een ontsnappingsbaan terecht. De schepen die hem achterna gingen waren gebouwd voor het verkennen van het dichtst bij de zon gelegen gedeelte van het Epsilon Indi-stelsel. Ze wisten hem te redden, en Brennans lijk, en de computer aan boord van de Beschermheer. De Beschermheer zelf konden ze niet bergen.

Zijn gewonde arm scheen een afdoende verklaring voor de comatoestand waarin hij verkeerde toen ze hem vonden. Het duurde even voor ze beseften dat hij iets anders te pakken had. Twee van de piloten hadden het toen ook al.

Beschermheer

‘Een kip is de manier waarop een ei nog een ei maakt.’

Samuel Butler.

Elke menselijke Beschermheer moet op deze manier ontwaken. Als een Pak ontwaakt is hij voor het eerst intelligent. Een menselijke Beschermheer heeft menselijke herinneringen. Hij ontwaakt in het volledige bezit van al zijn denkvermogens, en herinnert zich de voorgaande stadia uit zijn leven, en denkt met een zekere mate van verlegenheid en schaamte: Ik ben stom geweest.

Wit plafond, schone ruwe lakens over een zachte matras. Verrijdbare, pastelkleurige schermen links en rechts van me. Raam voor me: kleine kromme bomen op een gazon met hier en daar kale plekken, alles beschenen door een zon die naar Aardse maatstaven een nogal oranje licht gaf. Primitieve faciliteiten en een hoop ruimte: ik lag in een ziekenhuis op Thuis en ik was stom geweest. Als Brennan nu maar — maar hij had me eigenlijk niets hoeven te vertellen. Zó dicht bij Thuis had hij natuurlijk zichzelf geïnfecteerd. Als de nood aan de man kwam, hoefde hij er alleen maar voor te zorgen dat hij of zijn lijk Thuis bereikte. En hij had mij geïnfecteerd: zelfde gedachtengang.

Hij had me het grootste deel van het verhaal verteld. Hetgeen waarnaar hij eigenlijk op zoek was geweest, daar voorbij de rand van het zonnestelsel, met zijn voorraad boom-des-levens onbereikbaar op Mars, was een variëteit van het boom-des-levens virus die zich thuisvoelde in een appel of een granaatappel of zo iets. Wat hij had gekregen was een variëteit die genoegen nam met zoete knollen, verbouwd op thallium-oxide bevattende grond. Maar op een gegeven ogenblik had hij ook een variëteit gevonden die het deed in het menselijk lichaam.

Dat had hij op Thuis uit willen zetten.

Een gemene streek tegen een weerloze kolonie. Zo’n virus zou zich waarschijnlijk niet beperken tot de goede leeftijdsgroep. Het zou de dood zijn van iedereen die niet — ruim geschat — tussen de veertig en de zestig was. Thuis zou een wereld van kinderloze Beschermheren zijn geworden, en Brennan zou zijn leger hebben gehad.

Ik stapte mijn bed uit en maakte een verpleegster aan het schrikken. Ze was aan de andere kant van een flexibele plastic-wand. Ze hadden ons met onze infectie geïsoleerd. Er waren twee rijen bedden, en op elk bed een half-veranderde Beschermheer, die er halfverhongerd uitzag. Waarschijnlijk bevonden alle proto-Beschermheren op Thuis zich op deze grote zaal. Vijfentwintig waren het er.

En wat nu?

Ik dacht er over na, terwijl de verpleegster een dokter ging halen en de dokter een drukpak aantrok. Tijd genoeg. Mijn gedachten gingen zó snel! De meeste problemen waren niet lang genoeg problemen om interessant te zijn. Ik ging de gedachtengang van Brennan na op logica, en begon toen opnieuw. Voor het ogenblik moest ik maar geloven wat Brennan over de Paks zelf had gezegd. In het beeld dat hij had gegeven zaten geen onlogische elementen; als hij al gelogen had, dan had hij dat op briljante wijze gedaan, en ik kon geen motief vinden. Ik had de Pak-schepen zelf gezien… met Brennans instrumenten. Maar die kon ik weer controleren door zelf de kunstmatige zwaartekrachtgenerator te ontwerpen.

Een blonde, jonge vrouw kwam door een geïmproviseerde luchtsluis binnen. Ik joeg haar angst aan door mijn lelijkheid en beweeglijkheid. Ze probeerde beleefd om er niets van te laten merken.

‘We hebben voedsel nodig,’ zei ik tegen haar. ‘Wij allemaal. Ik zou nu dood zijn als ik niet zo’n hoop overtollig spierweefsel had gehad toen ik de infectie opliep.’ Ze knikte en zei iets tegen de verpleegster via een microfoon ter grootte van een pen.

Ze onderzocht me. Ze kwam net genoeg te weten om behoorlijk van de kook te raken. Volgens het grootste deel van de medische wetten had ik dood moeten zijn van de jicht, of in ieder geval verlamd en hulpeloos. Ik deed wat lichaamsoefeningen om haar te laten zien dat ik gezond was, en hield me in om niet te laten blijken hoe gezond. ‘De ziekte maakt ons niet hulpbehoevend of gebrekkig,’ zei ik tegen haar. ‘Als de infectie is uitgewerkt zijn we in staat om verder een normaal leven te leiden. Alleen ons uiterlijk verandert. Of had u dat al gezien?’

Ze bloosde. Ik keek hoe ze met zichzelf overlegde of ze me zou vertellen dat ik nooit meer een normale seksuele verhouding kon hebben. Ze kwam tot de conclusie dat ik dat nog niet aan kon. ‘U zult u wat aanpassingen moeten getroosten,’ zei ze voorzichtig.

‘Dat wil ik wel geloven.’

‘Deze ziekte — is hij van de Aarde afkomstig?’

‘Nee, van de Gordel, gelukkig. Dat maakte het een stuk makkelijker om ’m onder de duim te krijgen. We dachten zelfs dat hij niet meer bestond. Als ik had gedacht dat er ook maar de minste kans was… maar ach.’

‘Ik hoop dat u ons iets kunt vertellen over hoe we u moeten behandelen,’ zei ze. ‘We hebben niet één patiënt weten te genezen. Alles wat we probeerden, maakte de situatie alleen maar erger. Zelfs antibiotica! We zijn drie patiënten kwijtgeraakt. De toestand van de anderen scheen niet te verslechteren, dus we hebben er verder niets aan gedaan.’

‘Goed dat u ophield voor u aan mij toe was.’ Dat vond ze nogal bot klinken. Als ze eens geweten had hoe de zaak werkelijk lag. Ik was de enige op Thuis die ooit het woord Pak had gehoord.

De volgende paar dagen voerde ik de andere patiënten. Ze wilden zelf niet eten; gewoon voedsel smaakte niet naar boom-des-levens, en ik moest ze het voedsel echt toedienen. Ze waren allemaal op sterven na dood. Brennan had geweten wat hij deed toen hij zorgde dat ik al dat spierweefsel erbij kreeg.

Tussen de bedrijven door won ik zoveel mogelijk informatie in over de verschillende industrieën op Thuis. Ik gebruikte de tapes van de ziekenhuis-bibliotheek. Ik organiseerde een theoretisch verdedigingssysteem tegen de Paks, gebaseerd op twee miljoen Voortplanters — zoveel zouden het er waarschijnlijk wel zijn: we zouden een dictatuur moeten vestigen, er was gewoon geen tijd voor een andere aanpak, en dan raakten we een deel van de bevolking kwijt — en precies zesentwintig Beschermheren. Ik bedacht alternatieve verdedigingsmethoden, waarbij ik uitging van vierentwintig en tweeëntwintig Beschermheren, voor het geval de overgang een aantal van ons het leven zou kosten. Maar dat waren alleen maar problemen die ik mezelf stelde en die ik zelf oploste. Met de werkelijkheid hadden ze weinig te maken. Want zesentwintig was niet genoeg, lang niet genoeg, te oordelen naar wat ik te weten kwam over het niveau van de beschaving hier.