Выбрать главу

Baley keek verstoord opzij. En Gruer, die zijn glas voor een tweede keer had opgeheven alsof hij op het punt stond een slok te nemen, zette het weer neer om naar Daneel te kijken. ‘Is het niet?’ vroeg Daneel.

‘Precies,’ zei Gruer. ‘Een robot zou iemand die een ander wat wilde aandoen hebben tegen gehouden. Eerste Wet.’

‘Goed,’ zei Baley, ‘Toegegeven. Maar hij moet dichtbij zijn geweest. Hij was er toen de andere robots kwamen. Zeg dat hij in de kamer ernaast was. De moordenaar nadert Delmarre en Delmarre schreeuwt: ‘Je vermoordt me.’ De robots van zijn huishouding hoorden die woorden niet; zij hoorden op zijn hoogst een schreeuw, zodat zij, niet opgeroepen, niet kwamen. Maar deze robot hoorde de woorden en door de Eerste Wet kwam hij ongevraagd. Het was te laat. Waarschijnlijk heeft hij de moord zelf nog gezien.’

‘Hij moet de laatste fase van de moord gezien hebben,’ stemde Gruer toe. ‘Daarom ging hij ook kapot. Het getuige zijn van het kwetsen van een menselijk wezen zonder dat voorkomen te hebben is een overtreding van de Eerste Wet en, al naargelang de omstandigheden, loopt het positronisch brein daar meer of minder schade bij op. In dit geval was de schade groot.’

Gruer keek naar zijn vingertoppen terwijl hij het glas met vloeistof heen en weer draaide, heen en weer. Baley zei: ‘Dus de robot was een getuige. Is hij ondervraagd?’

‘Waartoe? Hij was buiten bedrijf. Hij kon alleen maar zeggen: ‘Je vermoordt me.’ In zoverre kan ik het met uw reconstructie eens zijn. Het waren waarschijnlijk Delmarre’s laatste woorden die in het bewustzijn van de robot gebrand werden toen de rest werd vernietigd.’

‘Maar er is me verteld dat Solarie zich op robots gespecialiseerd heeft. Was er geen manier om die robot te repareren? Geen manier om die circuits weer op te lappen?’

‘Geen enkele,’ zei Gruer scherp. ‘En waar is de robot nu?’

‘Omgesmolten,’ zei Gruer.

Baley trok zijn wenkbrauwen op. ‘Dit is een tamelijk merkwaardige zaak. Geen motief, geen middelen, geen getuigen, geen bewijsmateriaal. Als er al om te beginnen wat stille getuigen waren, dan werden die vernietigd. U hebt maar een verdachte en iedereen schijnt van haar schuld overtuigd te zijn; tenminste, iedereen is ervan overtuigd dat er niemand anders schuldig kan zijn. Die opvatting bent u duidelijk ook toegedaan. De grote vraag is dus: waarom moest ik zo nodig komen?’

Gruer fronste zijn wenkbrauwen. ‘U lijkt me overstuur, meneer Baley.’ Hij richtte zich plotseling tot Daneel. ‘Meneer Olivaw.’

‘Jawel, Agent Gruer.’

‘Zou u niet eens door het huis willen lopen om na te gaan of alle ramen gesloten en afgeschermd zijn? Rechercheur Baley heeft misschien last van de vrije ruimte.’ Deze bewering bracht Baley in verbazing. Hij kreeg de neiging het te ontkennen en Daneel opdracht te geven op zijn plaats te blijven toen hij nog iets van paniek in Gruers stem merkte, iets smekends in zijn ogen. Hij leunde achterover en liet Daneel weggaan. Het was alsof Gruer een masker had laten vallen zodat zijn gezicht er nu naakt en bang uit zag. Gruer zei: ‘Dat ging makkelijker dan ik gedacht had. Ik had al zoveel manieren bedacht om u eens alleen te spreken te krijgen. Ik had nooit gedacht dat ik de Auroraan met een eenvoudig verzoek weg zou kunnen krijgen en toch kon ik niets anders bedenken.’ Baley zei: ‘Goed, ik ben nu alleen.’

Gruer zei: ‘Ik kon niet vrijuit spreken waar hij bij was. Hij is een Auroraan en hij is hier omdat we hem wel moesten accepteren als we u wilden hebben.’ De Solarier leunde voorover. ‘Het gaat om nog iets meer dan een moord alleen. Het gaat mij niet alleen om wie het gedaan heeft. Er zijn partijen op Solarie, geheime organisaties…’ Baley gaapte hem aan. ‘Maar daar kan ik u toch niet bij helpen.’

‘Natuurlijk kunt u dat wel. Begrijp me goed: dr. Delmarre was een Traditionalist. Hij geloofde in de oude gewoonten, de goede gewoonten. Maar er zijn nieuwe krachten onder ons, krachten die verandering willen, en Delmarre is het zwijgen opgelegd.’

‘Door mevrouw Delmarre?’

‘De hand die dat gedaan heeft moet de hare zijn geweest. Dat doet er niet toe. Er staat een organisatie achter haar en dat is het belangrijkste.’

‘Bent u daar zeker van? Hebt u bewijzen?’

‘Aanwijzingen alleen maar. Daar kan ik niets aan doen. Rikaine Delmarre was iets op het spoor. Hij heeft me verzekerd dat hij goede bewijzen had, en ik geloof hem. Ik kende hem goed genoeg om te weten dat hij geen kind en geen dwaas was. Helaas heeft hij me erg weinig verteld. Vanzelfsprekend wilde hij zijn onderzoek afronden voor hij de hele zaak in handen van de autoriteiten gaf. En hij moet daar vlak bij zijn geweest of ze hadden het nooit gewaagd hem openlijk en gewelddadig te vermoorden. Maar een ding heeft hij me wel verteld. Het hele menselijke geslacht is in gevaar.’ Baley was er onderste boven van. Een ogenblik was het alsof hij weer naar Minnim luisterde, maar op grotere schaal.

Kwam iedereen bij hem om hulp tegen kosmische gevaren? ‘Waarom denkt u dat ik kan helpen?’ vroeg hij. ‘Omdat u een Aardebewoner bent,’ zei Gruer. ‘Snapt u? Wij op Solarie hebben geen ervaring met dit soort dingen. In zeker opzicht begrijpen wij de mensen niet. Er zijn er hier gewoon te weinig van.’

Hij keek ongemakkelijk. ‘Ik vind het niet prettig dit te moeten zeggen, meneer Baley. Mijn collega’s lachen me uit en sommigen worden boos, maar ik kan het niet van me afschudden. Het gevoel dat jullie Aardebewoners mensen wel veel beter dan wij moeten begrijpen, alleen al omdat jullie tussen zulke massa’s mensen wonen. En een detective meer dan wie ook. Nietwaar?’ Baley knikte een beetje en hield zijn mond. Gruer zei: ‘In zekere zin was de moord een geluk. Ik heb niet met anderen durven praten over Delmarre’s onderzoek, omdat ik niet wist wie er wel allemaal bij de samenzwering betrokken zouden kunnen zijn, en Delmarre zelf was niet bereid om bijzonderheden te geven voor zijn onderzoek voltooid was. En zelfs als Delmarre zijn werk had afgemaakt, hoe zouden we het dan nog moeten afhandelen? Hoe behandel je vijandige menselijke wezens? Ik weet het niet. Vanaf het begin vond ik dat we een Aardebewoner nodig hadden. Toen ik van uw werk hoorde bij de moord in Kosmik, op Aarde, wist ik dat we u nodig hadden. Ik zocht contact met Aurora, met de mensen met wie u het meest had samengewerkt, en via hen benaderde ik de Aardse regering. Toch kon ik mijn eigen collega’s niet zover krijgen dat ze ermee instemden. Toen kwam de moord en dat gaf zo’n schok dat het me lukte die toestemming te krijgen. Op dat moment zouden ze alles hebben goed gevonden.’

Gruer aarzelde en voegde er toen aan toe: ‘Het valt me niet makkelijk een Aardebewoner om hulp te vragen, maar het moet. Vergeet niet dat het menselijke geslacht in gevaar verkeert, wat dat gevaar dan ook precies mag inhouden. Ook de Aarde.’

De Aarde verkeerde dus dubbel in gevaar. De wanhopige ernst in Gruers stem was niet voor misverstand vatbaar. Maar als de moord zo’n gelukkig voorwendsel mocht zijn om Gruer te laten doen wat hij zo wanhopig graag had willen doen de hele tijd, was het een onverdeeld geluk? Het gaf aanleiding tot nieuwe gedachtegangen die zich niet weerspiegelden in Baley’s gezicht, ogen, stem.

Baley zei: ‘Ik ben hierheen geroepen om te helpen, meneer. Dat zal ik doen naar mijn beste vermogen.’ Eindelijk tilde Gruer het glas op om de lang uitgestelde slok te nemen en over de rand keek hij naar Baley. ‘Goed,’ zei hij. ‘Geen woord hierover tegen de Auroraan graag. Wat het ook zijn mag, misschien treft het ook Aurora wel. Ze hebben in elk geval een ongewoon hevige belangstelling getoond voor de zaak. Zij hebben er bijvoorbeeld op gestaan dat meneer Olivaw uw partner zou zijn hier. Aurora is machtig; we moesten er wel in toe stemmen. Ze zeggen dat ze meneer Olivaw alleen maar sturen omdat hij al eerder met u gewerkt heeft, maar het kan best zijn dat ze zelf een betrouwbare man ter plaatse willen hebben, eh?’ Met de ogen op Baley gericht nam hij langzaam een teug. Peinzend wreef Baley de knokkels van zijn hand over zijn wang.