Выбрать главу

‘Als dat nu…’

Hij maakte de zin niet af, maar sprong van zijn stoel en wierp zich bijna op de ander voor het hem te binnen schoot dat hij alleen maar een beeld zag.

Want Gruer, die panisch naar het glas staarde, greep naar zijn keel en fluisterde hees: ‘Het brandt… het brandt…’ Het glas viel uit zijn hand en de inhoud vloeide weg. En ook Gruer viel, zijn gezicht vertrokken van pijn.

7. Een lispelende robot

Daneel stond in de deuropening. ‘Wat is er gebeurd, Partner Eli…’

Maar uitleg was overbodig. Daneels stem veranderde in een luide klinkende roep. ‘Robots van Hannis Gruer! Jullie meester is gewond! Robots!’

Meteen stapte een metalen figuur de eetkamer binnen en daarna, in een minuut of twee, nog een dozijn. Drie van hen droegen Gruer voorzichtig weg. De anderen waren druk bezig met opruimen van alles wat overhoop was geraakt en met het oprapen van wat op de vloer was gevallen. Plotseling riep Daneeclass="underline" ‘Jullie daar, robots, laat die rommel maar liggen. Ga op zoek. Doorzoek het huis naar een menselijk wezen. Waarschuw ook de robots die buiten op het terrein zijn. Laat die ook op elk hoekje van het terrein kijken. Als je een meester vind, houd hem dan vast. Doe hem geen pijn’ (overbodige raad) ‘maar laat hem ook niet gaan. Als jullie geen meester vinden, vertel het me dan. Ik blijf op deze kijkcombinatie.’

Toen, terwijl de robots zich verspreidden, mopperde Elijah tegen Daneeclass="underline" ‘Dat is een begin. Het was natuurlijk vergif.’

‘Ja. Zoveel is wel duidelijk, Partner Elijah.’ Daneel ging op een vreemde manier zitten, alsof zijn knieen hem niet meer wilden dragen. Baley had hem nooit iets zo menselijks zien doen als dit.

Daneel zei: ‘Het is niet goed voor mijn mechanisme om te zien dat een mens leed overkomt.’

‘Je kon er niets aan doen.’

‘Dat begrijp ik en toch is het alsof er gapingen in mijn denkpatronen vallen. Wat ik voel is misschien, in menselijke termen, het zelfde als shock.’

‘Als dat zo is, zorg dan dat het overgaat.’ Baley had geen geduld met en geen sympathie voor een kwezelige robot. ‘We moeten nog even vaststellen wie hier verantwoordelijk voor was. Geen gif zonder gifmenger.’

‘Het zou voedselvergiftiging kunnen zijn.’

‘Een toevallige voedselvergiftiging? Op zo’n keurig aangeharkte wereld? Vergeet het maar. Bovendien zat het gif in een vloeistof en waren de symptomen abrupt en afdoende. Het was een giftige dosis en geen kleine. Daneel, ik ga naar de kamer hiernaast om hier over na te denken. Jij zoekt contact met mevrouw Delmarre. Controleer of zij thuis is en ga na hoe ver zij van Gruer vandaan woont.’

‘Denk je dat zij…’

Baley hief een hand op. ‘Ga dit gewoon even na, wil je?’ Hij wilde alleen zijn en liep de kamer uit. Het stond vast dat er een samenhang moest zijn tussen twee pogingen tot moord in zo’n kort tijdsbestek op een wereld als Solarie. En als er een verband was, was het aannemelijk dat Gruers verhaal over een samenzwering waar was.

Baley voelde een vertrouwd soort opwinding. Hij was naar deze wereld gekomen niet de hachelijke positie van de Aarde, en van zichzelf, voor ogen. De moord zelf was iets heel verafs geweest, maar nu was de jacht pas goed geopend. De spieren in zijn kaak trokken. Tenslotte had de moordenaar of hadden de moordenaars (of de moordenares) in zijn aanwezigheid toegeslagen en dat stak hem. Sloegen ze hem zo laag aan? Hij was gekwetst in zijn beroepstrots, hij besefte dat en het was hem niet onwelkom. Het gaf hem tenminste een goede reden om deze hele toestand eenvoudig als een moordzaak te beschouwen, zonder bijgedachten aan de gevaren die de Aarde bedreigden.

Daneel had hem gevonden en kwam naar hem toegelopen. ‘Ik heb gedaan wat je me gevraagd hebt, Partner Elijah. Ik heb mevrouw Delmarre bekeken. Zij is thuis en thuis is meer dan tweeduizend kilometer bij Gruer vandaan.’ Baley zei: ‘Ik zie haar later nog wel. Kijken, bedoel ik.’ Peinzend keek hij naar Daneel. ‘Denk jij dat ei een verband is tussen haar en deze misdaad?’

‘Blijkbaar geen direct verband, Partner Elijah.’

‘Impliceert dat dat er misschien wel een indirect verband is?’

‘Ze zou het iemand anders hebben kunnen laten doen.’

‘Iemand anders?’ vroeg Baley snel. ‘Wie?’

‘Dat, Partner Elijah, kan ik niet zeggen.’

‘Als iemand namens haar optrad, zou die iemand op de plaats van de misdaad moeten zijn.’

‘Ja,’ zei Daneel, ‘er moet iemand geweest zijn om het gif in de vloeistof te doen.’

‘Is het niet mogelijk dat de giftige drank vroeger op de dag is klaargemaakt? Misschien veel vroeger?’ Rustig zei Daneeclass="underline" ‘Ik had daaraan gedacht. Partner Elijah, toen ik het woord ‘blijkbaar’ gebruikte in mijn bewering dat mevrouw Delmarre niet in direct verband stond met de misdaad. Het is mogelijk dat zij er vroeger op de dag is geweest. Het zou geen kwaad kunnen haar gangen na te gaan.’

‘Dat zullen we doen. We zullen controleren of zij ooit lichamelijk aanwezig is geweest.’

Baley’s lippen trokken. Hij had vermoed dat de robotische logica in sommige opzichten te kort moest schieten en daar was hij nu overtuigd van. Zoals de roboticus gezegd had: Logisch maar niet redelijk.

Hij zei: ‘Laten we teruggaan naar de kijkkamer en naar Gruers huis.’

De kamer glom van netheid en orde. Er was niets meer dat erop wees dat er minder dan een uur geleden een man in doodsnood in elkaar was gezakt. Drie robots stonden met hun ruggen tegen de muur in de gewone robotische houding van eerbiedige onderdanigheid. Baley zei: ‘Wat is het nieuws over jullie meester?’ De middelste robot zei: ‘De dokter is nu bij hem, meester.’

‘Kijken of zien?’

‘Kijken, meester.’

‘Wat zegt de dokter? Zal je meester in leven blijven?’

‘Dat is nog niet zeker, meester.’ Baley zei: ‘Is het huis afgezocht?’

‘Grondig, meester.’

‘Was er een spoor van een andere meester dan de jouwe?’

‘Nee, meester.’

‘En in het nabije verleden?’

‘Helemaal niet, meester.’

‘Wordt het terrein afgezocht?’

‘Ja, meester.’

‘Heeft dat al iets opgeleverd?’

‘Nee, meester.’

Baley knikte en zei: ‘Ik wil praten met de robot die vanavond heeft opgediend.’

‘Hij wordt onderzocht meester. Hij reageert ongecoordineerd.’

‘Kan hij spreken?’

‘Ja, meester.’

‘Laat hem dan komen, zonder vertraging.’ Er was vertraging en Baley begon weer. ‘Ik zei…’ Daneel viel hem kalm in de rede: ‘Die Solarische typen hebben inter-radiocommunicatie met elkaar. De robot die je wilt spreken is opgeroepen. Als het even duurt voor hij komt is dat te wijten aan de storingen die zijn opgetreden door wat er gebeurd is.’

Baley knikte. Dat van die interradio had hij kunnen vermoeden. In een wereld die in zo’n sterke mate op robots dreef was de een of andere methode van onderlinge communicatie tussen hen noodzakelijk, wilde het systeem intact blijven. Het verklaarde waarom er een dozijn robots konden volgen waar er maar een was opgeroepen, maar alleen als ze nodig waren en anders niet.

Een robot kwam binnen. Hij hinkte, een been sleepte. Baley vroeg zich af waarom en haalde toen zijn schouders op. Zelfs bij de positronische robots op Aarde waren reacties op beschadiging van de positronische wegen voor de leek nooit herkenbaar. Een onderbroken circuit kon het functioneren van een been beinvloeden, zoals hier, en voor een roboticus zou het een veelbetekenend feit zijn terwijl het voor ieder ander niets te betekenen had.

Voorzichtig zei Baley: ‘Herinner jij je een kleurloze vloeistof op de tafel van je meester, waarvan je wat in een glas hebt geschonken voor hem?’ De robot zei: ‘Jawel, meefter.’ Ook al een defect in de stem vorming! Baley zei: ‘Wat voor vloeistof was dat?’